ECLI:NL:GHAMS:2025:825

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
24/1939
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde woning en verstrekking van gegevens op verzoek

Op 25 februari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de WOZ-waarde van een woning. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 470.000 voor het jaar 2022, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. In hoger beroep was de centrale vraag of de heffingsambtenaar had voldaan aan de verplichting om op verzoek van de belanghebbende gegevens te verstrekken die ten grondslag lagen aan de vastgestelde WOZ-waarde, conform artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende gegevens had verstrekt, waaronder het taxatieverslag en de kulomatrix met KOUDV-factoren. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de belanghebbende niet voldoende specifiek had verzocht om aanvullende gegevens in de bezwaarfase. Het Hof bevestigde deze uitspraak en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kostenveroordeling werd afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 24/1939
25 februari 2025
uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: G. Gieben)
tegen de uitspraak van 26 januari 2024 in de zaak met kenmerk HAA 23/168 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] ,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de WOZ-waarde van de woning [Straat] 91 te [Z] (hierna: de woning) op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) voor het jaar 2022 vastgesteld op € 470.000. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslagen onroerendezaakbelastingen, rioolheffing en afvalstoffenheffing voor het jaar 2022 bekendgemaakt.
1.2.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Partijen hebben onderling en met de rechtbank procesafspraken gemaakt om te komen tot een efficiëntere afdoening van WOZ-zaken. Op grond van deze procesafspraken is uitsluitend schriftelijk geprocedeerd. Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend, de heffingsambtenaar een conclusie van repliek.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
In het bezwaarschrift van 21 februari 2022 heeft belanghebbende het volgende verzoek gedaan.
“Tevens verzoek ik u con[f]orm artikel 40 WOZ en artikel 7:4 Awb om alle op de zaak betrekking hebbende stukken, waaronder in ieder geval de onderbouwing van de taxatie, inzichtelijk te verstrekken. Ik verzoek u, conform voorgaande zin, van het onderhavige object alsmede van de gehanteerde referentiepanden, de grondstaffels, liggingsfactor, onderbouwing van de indexering naar waardepeildatum en de KOUDV-factoren te overleggen. Bij een afwijking van de gemiddelde KOUDV-factoren ontvang ik graag inzicht in de gehanteerde correcties.”
2.2.
In de bezwaarfase heeft de heffingsambtenaar het taxatieverslag met drie referentieverkopen aan belanghebbende toegezonden. Verder heeft de heffingsambtenaar in de bezwaarfase via e-mail een groot pdf-bestand van 1733 pagina’s aan belanghebbende verstrekt met daarin voor deze zaak een grondstaffelgrafiek en ‘kulomatrix’. De kulomatrix is een tabel met daarin onder meer de objectgegevens (adres, woningsoort, bouwjaar, koopsom, verkoopdatum, WOZ-waarde, kavelwaarde, m2 kavel, €/m2 kavel, hoofdgebouwwaarde, m2 woning, €/m2 woning, waarde bijgebouwen, en KOUDL-factoren (aanduiding van Kwaliteit, Onderhoud, Uitstraling, Doelmatigheid en Ligging) van de woning en drie referentiewoningen op de peildatum. De adressen van de referentieverkopen zijn [Straat] 18, 21 en 54 te [Z] .
2.3.
Belanghebbende heeft in een e-mail van 12 juli 2022 de ontvangst van de volgende stukken bevestigd:
“Hartelijk dank voor het toesturen van de bestanden met kavelmodellen en matrices, wij hebben deze in goede orde ontvangen.
Met betrekking tot de KOUDV-factoren heb ik uw vraag bij een collega neergelegd. Ik zal u zo spoedig mogelijk van antwoord voorzien”
2.4.
In het hoorgesprek van 11 augustus 2022 is door belanghebbende niet om stukken of gegevens verzocht.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of aan belanghebbende een (proces)kostenvergoeding toekomt vanwege een schending van artikel 40, lid 2, Wet WOZ.
3.2.
De overige klachten zijn uitdrukkelijk en zonder voorbehoud ingetrokken.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft met betrekking tot het resterende geschil het volgende overwogen (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“6. Eiser stelt dat verweerder niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 40 tweede lid van de Wet WOZ en het daarop gebaseerde verzoek van eiser in de bezwaarfase. Verweerder heeft dat gemotiveerd betwist. De rechtbank overweegt als volgt en heeft daarbij het navolgende als uitgangspunt genomen.
7. De Hoge Raad (Hoge Raad 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052) heeft geoordeeld dat de uitleg die aan artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ moet worden gegeven ertoe strekt dat indien eiser aan verweerder een voldoende specifiek verzoek heeft gedaan tot het verstrekken van bepaalde gegevens die ten grondslag hebben gelegen aan de vastgestelde waarde (zoals taxatieverslag en de KOUDV- en liggingsfactoren van de woning en van de gebruikte vergelijkingsobjecten), verweerder op grond van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ gehouden is te voldoen aan het verzoek van eiser om hem een afschrift van die gegevens te verstrekken. Daarbij merkt de rechtbank op dat onder verstrekken dient te worden verstaan het op papier toezenden van die gegevens, maar verstrekking kan tevens plaatsvinden langs digitale weg door het toezenden via e-mail of een andere wijze van digitale communicatie, daaronder begrepen het toegang verlenen tot een digitale omgeving.
8. Uit de stukken van het geding leidt de rechtbank af dat de grondstaffel en een matrix met KOUDV-factoren op 27 april 2022 zijn verzonden aan eiser. Eiser heeft op
12 juli 2022 bevestigd dat deze gegevens zijn ontvangen. Uit de overgelegde grondstaffel valt weliswaar niet exact af te leiden welke grondprijs bij welke gegeven kaveloppervlakte wordt gehanteerd, maar deze biedt naar het oordeel van de rechtbank wel voldoende inzicht om de onderbouwing van de waarde op dit onderdeel te kunnen controleren. De verdergaande eisen van eiser dat ook de onderbouwing van de KOUDV-factoren en een afzonderlijke indexatie dient te worden verstrekt, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het voormelde arrest.
9. De waardering van een woning met behulp van de voormelde KOUDV-factoren is immers ook verweven met de kennis en kunde van de taxateur en gebaseerd op zijn kennis van de marktsituatie ter plaatse. De waardering van de woning is als uitgangspunt geen exacte wetenschap, maar een schatting waaraan enige mate van onzekerheid inherent is. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat verweerder aan het verzoek om overlegging van de stukken heeft voldaan.
(…)
Correcties KOUDV-factoren
17. Eiser stelt dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de onderlinge verschillen in de KOUDV-factoren gecorrigeerd zijn. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de door hem overgelegde stukken, zowel in de bezwaar- als de beroepsfase, voldoende inzicht geboden in de wijze waarop de waarde van de woning bepaald is en met welke factoren rekening gehouden is. Indien eiser desondanks meent dat hij in de bezwaarfase – na ontvangst van de op zijn verzoek door verweerder toegezonden stukken – nog noodzakelijke informatie miste, dan had het op zijn weg gelegen verweerder daar in de bezwaarfase (bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting) actief op te wijzen en om nadere informatie te verzoeken. Eiser werd reeds in de bezwaarfase bijgestaan door zijn gemachtigde en het voorgaande mag van een professionele gemachtigde verlangd worden.
Indexeringspercentages
18. De stelling van eiser dat verweerder de indexering van de verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten niet inzichtelijk heeft gemaakt, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft in de bezwaarfase aan de gemachtigde een taxatieverslag verstrekt waarin voor de vergelijkingsobjecten zowel het verkoopcijfer als de WOZ-waarde is vermeld. In dit verslag zijn de verkoopcijfers en WOZ-waarden niet gelijk aan elkaar. Uit dit verslag blijkt dat indexering heeft plaatsgevonden en valt uit dit verslag tevens te herleiden met welk percentage de WOZ-waarde verschilt van het verkoopcijfer. Hiermee zijn de indexeringspercentages inzichtelijk. Eiser heeft tegenover de wijze van indexeren door verweerder geen andere gegevens of indexeringscijfers gesteld waaruit zou kunnen volgen dat verweerder van een onjuiste indexering van de verkoopprijzen is uitgegaan. De rechtbank ziet geen bijzonderheden in de door verweerder gehanteerde indexeringspercentages die nopen tot een andere waardering. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende inzicht heeft gegeven in hoe de indexering van de verkoopprijs van de vergelijkingsobjecten naar de waardepeildatum heeft plaatsgevonden. Voorts berusten deze percentages – en mogen deze ook berusten – op een inschatting die de taxateur maakt op grond van zijn ervaring en kennis. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat een taxatieopbouw een hulp- en controlemiddel is bij de waardevaststelling. De afzonderlijke elementen van de taxatieopbouw worden niet apart op hun juistheid beoordeeld, want uiteindelijk ligt enkel de eindwaarde ter toetsing voor (zie bijvoorbeeld gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22 september 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7059, gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 10 november 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2713 en gerechtshof Amsterdam 6 september 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3789). De klacht faalt. De rechtbank volgt verweerder dan ook in de door hem gegeven onderbouwing.
19. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5.1.
Artikel 40, lid 2, Wet WOZ bepaalt dat op verzoek van de belanghebbende een afschrift van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde dient te worden verstrekt. Deze verplichting betreft in ieder geval het door de heffingsambtenaar opgestelde taxatieverslag. Indien belanghebbende daarnaast een voldoende specifiek verzoek doet tot het verstrekken van bepaalde gegevens die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen, maar die wel ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de woning, dient eveneens een afschrift van die gegevens te worden verstrekt (HR 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052). Een eenmaal gedaan verzoek hoeft niet te worden herhaald (HR 24 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:106).
5.2.
In de bezwaarfase heeft de heffingsambtenaar op het verzoek van belanghebbende het taxatieverslag, de kulomatrix en de grondstaffelgrafiek verstrekt. Volgens de heffingsambtenaar zijn dat de aan de vastgestelde WOZ-waarde ten grondslag liggende stukken waarom door belanghebbende is verzocht. Belanghebbende stelt niettemin dat de heffingsambtenaar niet volledig aan het door hem gedane verzoek (zie 2.1) heeft voldaan.
5.3.
Belanghebbende wijst er in dit verband op dat de gegevens die vermeld zijn in de verstrekte stukken de nodige vragen oproepen. Ervan uitgaande dat in de kulomatrix de vierkantemeterprijs van het hoofdgebouw de sluitpost van de berekening is, kan het niet zo toevallig zijn dat deze bij elke referentiewoning op exact dezelfde waarde uitkomt. Het is niet duidelijk hoe een verschil in KOUDV-factoren is verrekend en de toegepaste indexering van verkoopprijzen is pas in beroep toegelicht. De grondstaffelgrafiek is niet specifiek genoeg en niet te rijmen met de overige informatie, aldus nog steeds belanghebbende. Daarom heeft belanghebbende het idee dat niet alle voor het vaststellen van de WOZ-waarde gebruikte informatie in de bezwaarfase verstrekt is.
5.4.1.
Het Hof stelt voorop dat het doel van het bepaalde in artikel 40, lid 2, Wet WOZ, is dat een belastingplichtige de gegevens kan verkrijgen die ten grondslag liggen aan de voor zijn woning vastgestelde waarde zodat hij de juistheid van de waardebeschikking kan controleren en de bezwaarfase op zinvolle wijze kan benutten. Zodra de belastingplichtige deze gegevens heeft, kan hij immers aan de hand daarvan beoordelen of die gegevens in zijn opinie tot de beschikte WOZ-waarde kunnen leiden. Zo niet, dan kan de bezwaarfase zinvol benut worden door de aan de hand van die gegevens vastgestelde waarde te betwisten.
5.4.2.
Uit de in 5.3 kernachtig samengevatte klachten van belanghebbende blijkt dat hij vragen over de verstrekte gegevens heeft. Het Hof erkent ook dat dit terechte vragen kunnen zijn, maar deze vragen zijn pas in beroep en hoger beroep gesteld en niet in de bezwaarfase. Er is dus in bezwaar geen voldoende specifiek verzoek gedaan. Nog daargelaten dat het
verdervragen over reeds verstrekte gegevensniet wegneemt dat aan het bepaalde in artikel 40, lid 2, WOZ reeds is voldaan door
het verstrekken van de gebruikte gegevens. Het taxatieverslag is verstrekt. De grondstaffelgrafiek waarom verzocht is, is verstrekt. De door de taxateur gehanteerde kulomatrix met KOUDV-factoren van de referentiepanden, is verstrekt. En door het vermelden van de verkoopdata-, prijzen en WOZ-waarden van de referentieobjecten is ook de gehanteerde indexering van de verkoopprijzen van de referentieobjecten naar de waardepeildatum verstrekt. Met deze gegevens beschikte belanghebbende dus over wat hij had gevraagd voor zover dit ten grondslag lag aan de waarde en was hij in staat om de bezwaarfase zinvol te benutten.
5.4.3.
Belanghebbende stelt dat bepaalde gegevens niet eenduidig zijn, dat zij fijnmaziger moeten zijn, onderbouwd of meer numeriek. Het antwoord op de vraag welke gegevens verstrekt dienen te worden op grond van artikel 40 Wet WOZ is echter niet afhankelijk van belanghebbendes definitie van ‘inzichtelijk’, maar wordt bepaald door de daadwerkelijk gebruikte gegevens. De heffingsambtenaar heeft herhaaldelijk aan het Hof verklaard dat de verstrekte stukken de gegevens zijn die zijn gehanteerd, dat hij niets voor belanghebbende heeft achtergehouden en dat de waardevaststelling voor het overige berust op de taxatietechnische kennis en inschatting van de taxateur. Uit dit betoog wordt duidelijk dat door de taxateur geen andere of meer gedetailleerde gegevens voor de vaststelling van de waarde zijn gebruikt. Het Hof heeft geen aanleiding te vermoeden dat dit anders is. Naar het oordeel van het Hof verplicht ook geen enkele regel de heffingsambtenaar of zijn taxateur dat wel te doen. Het vaststellen van de WOZ-waarde van een woning is geen wiskundige oefening, maar een inschatting van de waarde van de woning als geheel, aan de hand van de verkoopprijzen van een aantal andere woningen.
5.5.
Voor zover daar voldoende specifiek door belanghebbende om is gevraagd en voor zover het gaat om gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde WOZ-waarde van de woning, zijn deze tijdig aan belanghebbende verstrekt. Artikel 40, lid 2, Wet WOZ is niet geschonden. Er is op deze grond dan ook geen reden voor het toekennen van een (proces)kostenvergoeding aan belanghebbende.
Slotsom
5.6.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is.

6.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

7.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, in tegenwoordigheid van mr. H.A.S. Roozeboom als griffier. De beslissing is op 25 februari 2025 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: