In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam zich gebogen over de hoger beroepen van verdachten die eerder door de rechtbank Noord-Holland waren veroordeeld voor grootschalige uitvoer van harddrugs. De rechtbank had op 21 december 2022 vonnis gewezen, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 maanden. In de aanloop naar de zitting in hoger beroep hebben de verdediging en het Openbaar Ministerie onderhandelingen gevoerd over procesafspraken. Het hof benadrukt het belang van tijdige procesafspraken in megazaken om de proceseconomie te bevorderen. Tijdens de zittingen op 4 en 13 maart 2025 zijn de gemaakte procesafspraken besproken, waarbij de verdachte en de advocaat-generaal hun instemming hebben bevestigd. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 24 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de ernst van de feiten. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd voor wat betreft de strafoplegging en de beslagbeslissingen, maar het vonnis voor het overige bevestigd. De zaak illustreert de uitdagingen van procesafspraken in megazaken en de noodzaak van een efficiënte afdoening van strafzaken.