ECLI:NL:RBNHO:2022:11407

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
15/871020-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Megazaak Needilup/Romsey: Onderzoek naar uitvoer van verdovende middelen via postpakketten

In de megazaak Needilup/Romsey heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de uitvoer van verdovende middelen via postpakketten. Het onderzoek, dat begon op 18 april 2016, leidde tot de onderschepping van 36 postpakketten door de Douane, die allemaal verdovende middelen bevatten. De verdachte werd beschuldigd van het meermalen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, waaronder MDMA, amfetamine, cocaïne, 2C-B en LSD. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met anderen handelde in deze verdovende middelen en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 43 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van bijna 3,5 jaar. De rechtbank verwierp het beroep van de verdediging op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en wees aanhoudingsverzoeken af. De verdachte had een actieve rol in de drugshandel, waarbij gebruik werd gemaakt van darknet-markten en PGP-telefoons voor communicatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een groot risico voor de volksgezondheid vormden door hun activiteiten, die ook schade en overlast voor de samenleving veroorzaakten. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd en hefte de schorsing van de voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871020-16 (P)
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7, 14, 15 en 23 november 2022 en 7 december 2022 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.P. Vroegh, advocaat te
‘s-Hertogenbosch, naar voren hebben gebracht.

1.Inleiding

In de periode van 19 maart 2016 tot en met 18 april 2016 zijn er 36 (zesendertig) postpakketten onderschept door de Douane en overgedragen aan het Cargo Harc-team Schiphol (hierna: CHTS). Deze postpakketten zijn uitgepakt en bleken allemaal verdovende middelen te bevatten die waren verpakt in puzzeldozen. Op 18 april 2016 is het CHTS gestart met het opsporingsonderzoek genaamd Needilup.
Door het CHTS is contact opgenomen met de inleverlocaties van de postpakketten. Op
14 april 2016 is de piketdienst van het CHTS benaderd door de eigenaar van een [pakketpunt] in Wijk aan Zee. Hij deelde mee dat er die dag 4 (vier) postpakketten waren ingeleverd door dezelfde persoon die ook op 8 april 2016 pakketten had aangeboden, die onderschept waren en drugs bleken te bevatten. Deze persoon zou vervolgens als bijrijder in een Volkswagen Caddy zijn gestapt met het kenteken [kenteken] (hierna: de Caddy).
Uit onderzoek bleek dat de Caddy op 11 april 2016 op naam is gesteld van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). De opgevraagde camerabeelden van de [pakketpunt] te Wijk aan Zee zijn vergeleken met de pasfoto van [medeverdachte 1] . Ook van andere inleverlocaties zijn beelden opgevraagd en vergeleken.
Op 29 april 2016 heeft een tactisch rechercheur van het CHTS onderzoek gedaan op het darkweb naar de aanwezigheid van online marktplaatsen in combinatie met de soorten verdovende middelen aangeboden door verkopers vanuit Nederland. Er is gezocht op de zoektermen ‘XTC Red Bull’ en ‘XTC Dodge’. Met betrekking tot de zoekterm ‘XTC Dodge’ kon slechts één Nederlandse verkoper worden gevonden die zowel op Alphabay-Market als Dream-Market verkoopadvertenties had staan met Xtc-pillen paarse Dodge Ram. Dit betrof de verkoper met de gebruikersnaam ‘ [account] ’ (hierna: [account] ). De gebruiker had in zijn profiel zijn publieke PGP-sleutel staan. Ook bleek uit zijn profiel dat hij verstuurde vanuit Nederland met PostNL, dat er werd verstuurd met track & trace en dat betalingen alleen verliepen via bitcoin. De door [account] aangeboden verdovende middelen vertonen grote overeenkomsten met de in de postpakketten aangetroffen verdovende middelen.
Op 11 mei 2016 is het strafrechtelijk onderzoek Needilup door de Brigade Recherche van de Koninklijke Marechaussee overgenomen van het CHTS.
Op 24 mei 2016 heeft de teamleider van het onderzoek Needilup, [verbalisant 1] (hierna: [verbalisant 1] ), een gesprek gevoerd met de teamleider van het Post-Pakket Interventie Team van de Landelijke Eenheid, [teamleider] (hierna: [teamleider] ). Diezelfde dag ontving [verbalisant 1] van [teamleider] een e-mail met een verwijzing van een bericht vanuit het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum (hierna: LIRC). Het bericht van het LIRC maakte melding van een lopend onderzoek in de Verenigde Staten met een bijbehorend verzoek aan de Nederlandse autoriteiten ten aanzien van een online handelaar in verdovende middelen genaamd [account] . Op 17 mei 2016 verzochten de Amerikaanse autoriteiten assistentie bij het ontmantelen van de online vendor dan wel organisatie [account] . Hiertoe is een aantal foto’s van in beslag genomen drugs en de wijze waarop deze heimelijk waren verpakt in puzzeldozen verstrekt.
[medeverdachte 1] is geobserveerd. Op 26 mei 2016 is gezien dat de Caddy voor zijn woning stond en dat hij als bijrijder instapte. [medeverdachte 1] leverde vervolgens postpakketten in bij de Gamma en de Bruna in Den Helder. De bestuurder bleef in de auto zitten. Ook bij de Albert Heijn, de Stumpelkantoormarkt, de Gamma en de Readshop in Heerhugowaard leverde [medeverdachte 1] postpakketten in. Hierop wordt [medeverdachte 1] bij zijn woonadres afgezet en is de Caddy weggereden naar de [straatnaam 1] te Beverwijk. Korte tijd later is de bestuurder gezien terwijl hij uit de portiek aan de [straatnaam 1] kwam en naar [restaurant] liep. Aldaar sprong hij op een bezorgscooter. [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) woonde in de [straatnaam 1] te Beverwijk en werkte bij [restaurant] als bezorger. Later die dag wordt gezien dat een andere bestuurder in de Caddy stapte en weg reed. Deze bestuurder parkeerde op de [adres 2] in Beverwijk en kwam vervolgens uit de woning [adres 2] gelopen. Dit was het adres van [verdachte] (hierna: [verdachte] ). Hij stapte in de Caddy en reed naar de [speelgoedwinkel] te Haarlem. Aldaar wordt gezien dat hij puzzels haalde. Het observatieteam hoorde de verkoper zeggen: ‘Als ze de volgende keer binnen zijn, bel ik je wel’. Hierop werd gezien dat de Caddy naar de [straatnaam 2] in Hillegom reed en achteruit voor een loodsdeur werd gereden. De loodsdeur ging even open en weer dicht. De Caddy is vervolgens weer gezien in de [straatnaam 1] te Beverwijk.
Op 1 juni 2016 is door het onderzoeksteam Needilup een informatieverzoek gericht aan de Verenigde Staten waarin werd verzocht om informatie over aangetroffen postpakketten, de wijze van verpakking, eventuele track & trace codes en de wijze waarop de bestellers contact hebben met de verzender van de pakketten.
De Caddy is op 8 juni 2016 voorzien van een peilbaken en uit de bakengegevens blijkt dat de Caddy in de periode van 8 juni tot en met 26 juli 2016 regelmatig bij de loods aan de [adres loods] te Hillegom (hierna: de loods) was, soms meerdere keren op een dag. De loods is van 20 tot en met 25 juni 2016 middels videoapparatuur geobserveerd. Op beelden van 21 juni 2016 zijn [medeverdachte 4] (hierna te noemen: [medeverdachte 4] ) en [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) te zien. Op beelden van 22, 23 en 24 juni 2016 is [medeverdachte 3] te zien. Op 23 juni 2016 is ook [verdachte] gezien. [medeverdachte 3] en [verdachte] dragen witte handschoenen en leggen beiden een doos in de Caddy. Later die dag is [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) bij de loods gezien als bijrijder in een Renault Clio die op naam staat van zijn vader.
Op 26 juli 2016 is [medeverdachte 2] staande gehouden in de Caddy. In de Caddy werden 24 postpakketten aangetroffen. Na onderzoek blijken alle postpakketten drugs te bevatten, waarvan meerdere verpakt in puzzeldozen. In totaal is aangetroffen 4.202 Xtc-pillen, 29,2 gram amfetamine, 12,9 gram cocaïne, en 200 LSD-papiertjes. De Xtc-pillen betroffen Hello Kitty, Tesla, Red bull en Raket. Hierop is [medeverdachte 2] aangehouden.
Op 27 juli 2016 is de loods doorzocht. Hierbij is 39,59 kilo aan verdovende middelen (MDMA, cocaïne, 2C-B, amfetamine en methamfetamine) en 17.222 LSD-papiertjes aangetroffen, alsmede bestellijsten, puzzeldozen afkomstig van [speelgoedwinkel] , losse puzzelstukjes in vuilniszakken en enveloppen met adresstickers bestemd voor het buitenland. Op een whiteboard waren de namen van Xtc-pillen geschreven, te weten Red bull, Tesla, Punisher, Kitty, Raket, Pikachu en Defqon.
[medeverdachte 3] en [verdachte] zijn op 27 juli 2016 aangehouden. [medeverdachte 1] is op 9 augustus 2016 aangehouden.
In totaal zijn in de periode van 19 maart 2016 tot en met 22 juni 2016 86 postpakketten onderschept. Twee daarvan bevatten een PGP telefoon en de overige pakketten in totaal een hoeveelheid van ruim 50 kilo aan verdovende middelen.
Op 15 augustus 2016 is het onderzoek besproken in aanwezigheid van de liaison van Homeland Security Investigations (hierna: HSI) [liaison] . Het overleg vond plaats op initiatief van [liaison] naar aanleiding van de bevindingen die de Koninklijke Marechaussee heeft gedaan bij de doorzoekingen en aanhoudingen in onderzoek Needilup op 26 en 27 juli 2016 en de raakvlakken die deze bevindingen mogelijk zouden hebben met onderzoeken van HSI in de Verenigde Staten. Verbalisanten en [liaison] zaten tijdens het overleg fysiek op het kantoor van de Koninklijke Marechaussee te Utrecht. De andere Amerikaanse medewerker van HSI was een special agent van de dienst die was betrokken bij de Amerikaanse onderzoeken en belde in vanuit de Verenigde Staten.
Vervolgens heeft het onderzoeksteam Needilup op 19 augustus 2016 met tussenkomst van Europol aan de Verenigde Staten verzocht om details van in beslag genomen zendingen in de Verenigde Staten die kunnen worden gelinkt aan [account] en de Modus Operandi van het onderzoek Needilup. Tevens verzocht het onderzoeksteam de gespreksverslagen en e-mails van communicatie tussen HSI en [account] en het wachtwoord dat door HSI is gebruikt om toegang te krijgen tot de PGP telefoon.
Op 1 september 2016 is een vervolgonderzoek Romsey gestart. Op dezelfde dag zijn de onderzoeken Needilup en Romsey samengevoegd.
Op 15 september 2016 is met tussenkomst van Europol een informatiebericht door het onderzoeksteam ontvangen. Dit bericht bevatte gespreksverslagen van communicatie die heeft plaatsgevonden tussen [account] en een agent van HSI die werkte onder dekmantel. HSI maakte gebruik van de online identiteit genaamd ‘ [online identiteit] ’ van een aangehouden afnemer van drugs van [account] . Deze aangehouden afnemer heeft verklaard drugs te hebben gekocht van [account] , maar zijn pakket niet te hebben ontvangen. Op 26 mei 2016 is de communicatie met [account] , die werd gevoerd door het account van [online identiteit] , van deze aangehouden afnemer door een Special Agent van HSI overgenomen en voortgezet.
Op 24 oktober 2016 heeft de officier van justitie middels een rechtshulpverzoek de autoriteiten van de Verenigde Staten verzocht om informatie ten behoeve van gebruik in een strafzaak tegen [medeverdachte 6] :
  • alle informatie met betrekking tot de aangetroffen postpakketten die zijn verzonden vanuit Nederland naar de Verenigde Staten, die overeenkomen met de modus operandi;
  • alle conversaties die hebben plaatsgevonden met NN, die zich [account] noemt en [online identiteit] met gebruikmaking van PGP-telefoon en e-mail;
  • wachtwoorden die zijn verschaft om toegang te krijgen tot de PGP-telefoon.
Naar aanleiding van het rechtshulpverzoek werd op 19 mei 2017 informatie aan de Koninklijke Marechaussee verstrekt bestaande uit verschillende Reports of Investigation (ROI documenten) en een toestemmingsbrief voor het gebruik van die documenten.
Op 9 mei 2017 is [medeverdachte 6] aangehouden en is zijn woning doorzocht. Daarbij werd onder meer een grote hoeveelheid geld en een vuurwapen aangetroffen.
Op 10 mei 2017 is [medeverdachte 4] aangehouden.
Op 2 augustus 2017 heeft de officier van justitie een schriftelijke vordering ingediend in het onderzoek Needilup/Romsey die er toe strekte om te bewerkstelligen dat het onderzoeksteam onderzoek kon verrichten in de Ennetcomgegevens die door de Canadese autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten zijn overgedragen. Op 4 augustus 2017 is door de rechter-commissaris een machtiging verstrekt aan het onderzoeksteam tot toegang, onderzoek en gebruik van de gegevens die zich op de servers van Ennetcom bevonden, zoals die door de Canadese autoriteiten aan de Nederlandse autoriteiten zijn overgedragen, voor zover het de in deze beslissing vermelde e-mailadressen, Instant Messaging, IMEI-nummers, zoektermen en public PGP keys betreft. Op 19 oktober 2017 is een tweede machtiging door de rechter-commissaris verstrekt.
Op 23 november 2017 zijn de gegevens door het Nederlands Forensisch Instituut voor het onderzoeksteam inzichtelijk gemaakt in de daarvoor bestemde zoekmachine ‘Hansken’.
Op 11 april 2018 is [medeverdachte 5] aangehouden.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode 19 maart 2016 tot en met 26 juli 2016 te Hillegom en/of Haarlem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, danwel te verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken en/of vervoeren en/of voorhanden heeft gehad en/of te vervaardigen, (een)
handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of (een) handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 2C-B en/ of (een)
handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende LSD,
zijnde MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of 2C-B en/of LSD, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij op of omstreeks 27 juli 2016 te Hillegom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of een
handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of een
handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, een
handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende 2C-B en/of een
handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende LSD,
zijnde MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of 2C-B en/of LSD, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging, zoals hierna zal worden toegelicht.
4. Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard ex artikel 359a Sv, nu sprake is van vormverzuimen. Hierbij heeft zij – grotendeels in algemene termen – verwezen naar de aanvang van het onderzoek en dat dit naar haar mening niet is gegaan, zoals is geverbaliseerd in het dossier. Kennelijk bestaat het door de raadsvrouw bedoelde vormverzuim uit mogelijke onrechtmatigheden in de bewijsgaring door de Amerikaanse autoriteiten als gevolg van mogelijke ‘buitenwettelijke’ samenwerking tussen de Nederlandse en Amerikaanse opsporingsdiensten. Dit volgt mede uit de herhaalde onderzoekswensen van de verdediging tot het horen van eerder door de rechtbank en rechter-commissaris afgewezen getuigen. Als nieuwe omstandigheid heeft de raadsvrouw gewezen op het voornemen van de rechtbank Noord-Nederland tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad inzake de bewijsgaring in zg. EncroChat en Sky ECC-zaken, waarbij naar de mening van de raadsvrouw de invulling van het vertrouwensbeginsel zou kunnen wijzigen. Gelet hierop heeft zij aanhoudingsverzoeken gedaan, teneinde getuigen te kunnen horen en/of de beantwoording door de Hoge Raad van de nog te stellen prejudiciële vragen van de rechtbank Noord-Nederland af te wachten. Voor wat betreft de nadere onderzoekswensen heeft de raadsvrouw verwezen naar de eerder door de rechtbank en de rechter-commissaris afgewezen onderzoekswensen.
In de navolgende beschouwingen zal de rechtbank een beoordeling geven van de verweren die de verdediging heeft gevoerd ten aanzien van de samenwerking tussen de Nederlandse en Amerikaanse autoriteiten. De verweren zullen worden verworpen en de, daarmee verband houdende, aanhoudingsverzoeken zullen worden afgewezen.
Aanvang onderzoek
Zoals hiervoor onder paragraaf 1 “Inleiding” is beschreven, is het opsporingsonderzoek Needilup in Nederland gestart op 18 april 2016 door het CHTS. In dit onderzoek kwam op 29 april 2016 de naam [account] naar voren als vermoedelijke verkoper van de op Schiphol onderschepte drugs in puzzeldozen. Tijdens het onderzoek Needilup is gebleken dat in de Verenigde Staten eveneens onderzoek liep naar een ‘darknet vendor’ genaamd ‘ [account] ’. Er is informatie uitgewisseld tussen de Nederlandse en Amerikaanse opsporingsdiensten met betrekking tot bevindingen in hun eigen onderzoek, welke informatie formeel is vastgelegd in Reports Of Information (ROI’s) naar aanleiding van een rechtshulpverzoek aan de Verenigde Staten. Over de gang van zaken met betrekking tot deze informatie-uitwisseling tussen de Nederlandse en Amerikaanse autoriteiten zijn, naar aanleiding van op 16 juli 2018 en 18 juni 2019 door de rechtbank toegewezen onderzoekswensen, aanvullende processen-verbaal van bevindingen opgemaakt, is een totaaloverzicht van de e-mailcommunicatie met de Verenigde Staten aan het dossier toegevoegd en zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als getuigen gehoord bij de rechter-commissaris.
Vertrouwensbeginsel
De rechtbank constateert dat het internationale vertrouwensbeginsel in deze zaak aan de orde is. De Verenigde Staten zijn toegetreden tot het IVBPR, in welk verdrag soortgelijke waarborgen als in het EVRM zijn opgenomen en tussen de Verenigde Staten en Nederland zijn diverse verdragen, waaronder een rechtshulpverdrag, van kracht. De Verenigde Staten behoren zodoende tot de staten in wier rechtssysteem Nederland in algemene zin vertrouwen heeft. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank in beginsel mag en moet veronderstellen dat de verwerving van de informatie in de Verenigde Staten rechtmatig heeft plaatsgevonden. Zulks lijdt slechts uitzondering indien een gegrond vermoeden bestaat dat sprake is van een flagrante schending van de fundamentele rechten van verdachte dan wel dat feitelijk sprake is van een onderzoek onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten in Amerika. Daarvan is in dit onderzoek geen sprake.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde stukken en verhoren duidelijk is geworden dat in beide landen een eigen zelfstandig onderzoek liep tegen de online vendor / organisatie van [account] en dat vervolgens sprake is geweest van informatie-uitwisseling tussen de Nederlandse en Amerikaanse autoriteiten. Die informatie-uitwisseling brengt echter niet mee dat de Nederlandse autoriteiten daarmee verantwoordelijk zijn of worden voor de door de Amerikaanse autoriteiten in te zetten en ingezette opsporingsmiddelen. De verdediging heeft evenwel betoogd dat de samenwerking tussen de Amerikaanse en de Nederlandse autoriteiten hechter is dan thans wordt voorgesteld. Zij heeft echter niet gemotiveerd dat en zo ja waarom sprake zou zijn van onjuistheden of onvolledigheden in voornoemde stukken. Voor het door de verdediging ter terechtzitting herhaalde standpunt dat onderzoek Needilup is opgestart op verzoek van de Verenigde Staten en dat de Amerikaanse opsporingsautoriteiten het onderzoek in Nederland aanstuurden, is in het dossier noch in de getuigenverklaringen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij de rechter-commissaris noch in de e-mailcommunicatie enig aanknopingspunt te vinden. Evenmin zijn er aanwijzingen dat door de Amerikaanse autoriteiten overgedragen informatie onrechtmatig is verkregen. Tot slot zijn er ook geen aanwijzingen dat er onderzoekshandelingen in Amerika hebben plaatsgevonden onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten.
Conclusie ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van enig vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, zodat reeds om die reden het verweer van de verdediging ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie strandt.
Prejudiciële vragen en het vertrouwensbeginsel
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de beantwoording van de prejudiciële vragen die de rechtbank Noord-Nederland voornemens is te stellen van belang kan zijn voor de behandeling van de onderhavige zaak en de beoordeling van de herhaalde onderzoekswensen, aangezien dit zou kunnen leiden tot een wezenlijke wijziging van de toepassing van het vertrouwensbeginsel. Om die reden heeft de verdediging verzocht de behandeling van de zaak aan te houden tot na de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad.
De rechtbank stelt voorop dat op dit aanhoudingsverzoek het noodzaakscriterium van toepassing is. Het is de rechtbank bekend dat de rechtbank Noord-Nederland in een andere strafzaak prejudiciële vragen zal stellen over in ieder geval de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in Encrochat-zaken. Het proces van de exacte formulering van de vragen is momenteel nog gaande. De enkele omstandigheid dat er een rechtsvraag bestaat waarover prejudiciële vragen worden gesteld, maakt niet dat reeds daarom een zaak dient te worden aangehouden. De verdediging heeft bovendien – gelet op de omstandigheid dat de voorgenomen prejudiciële vragen zien op de toepassing van het vertrouwensbeginsel
in Encrochat-zaken(hetgeen onderhavige zaak niet is) – onvoldoende duidelijk gemaakt welke specifieke gevolgen het stellen van de prejudiciële vragen voor de zaak van de verdachte heeft. Dit geldt temeer nu de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat – kort gezegd – van een samenwerking tussen de Nederlandse en Amerikaanse autoriteiten geen sprake is en daarmee het vertrouwensbeginsel in de weg staat aan toetsing van de (Amerikaanse) opsporingshandelingen door de Nederlandse strafrechter. De aanvang van het onderzoek, de communicatie en wijze van informatie-uitwisseling en de wijze van overheveling van de resultaten van het Amerikaanse onderzoek naar de Nederlandse strafzaak is bovendien toetsbaar. Vooralsnog valt dan ook niet in te zien dat een beslissing van de Hoge Raad op prejudiciële vragen aangaande de toepassing van het vertrouwensbeginsel in Encrochat-zaken relevant zou kunnen zijn voor de onderhavige zaak van de verdachte. Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij in deze zaak zelf geen aanleiding ziet om prejudiciële vragen te stellen. De rechtbank ziet dan ook geen noodzaak om de zaak aan te houden in afwachting van de mogelijk nog te stellen prejudiciële vragen. Het daarop gerichte aanhoudingsverzoek wordt dan ook afgewezen.
Herhaalde onderzoekswensen
Ook op het aanhoudingsverzoek teneinde alsnog de bij eerdere gelegenheden afgewezen getuigen te horen, is het noodzaakscriterium van toepassing. De thans herhaalde onderzoekswensen zijn al meerdere malen in deze procedure aan de orde geweest, zowel tijdens de regiezittingen als bij de rechter-commissaris. Meer dan een enkele verwijzing naar de eerdere verzoeken houdt de pleitnota niet in; zelfs de namen van de verzochte getuigen worden niet genoemd in de pleitnota. Als nieuwe omstandigheid is door de verdediging in algemene zin gewezen op het voornemen van de rechtbank Noord-Nederland om prejudiciële vragen te stellen. Mede in het licht van het hiervoor overwogene ziet de rechtbank geen noodzaak om de eerder afgewezen getuigen alsnog te horen, zodat ook dit aanhoudingsverzoek wordt afgewezen.

5.Beoordeling van het bewijs

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
5.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
5.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij in de periode van 19 maart 2016 tot en met 26 juli 2016 te Hillegom en/of Haarlem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of 2C-B en/of LSD;
Feit 2
hij op 27 juli 2016 te Hillegom, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad handelshoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine en cocaïne en 2C-B en LSD.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
7. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

8.Motivering van de sanctie

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestig maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft zij onder meer rekening gehouden met een strafvermindering van 15% in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. Verder heeft zij gevorderd de in beslag genomen Huaweitelefoon te bewaren ten behoeve van de rechthebbende en de overige in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van de dag van de uitspraak.
8.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, de tijd die de verdachte onder elektronisch toezicht heeft gestaan en de gevolgen van de nieuwe regeling ten aanzien van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De raadsvrouw heeft gesteld dat de hoeveelheid verdovende middelen kan worden teruggebracht naar enkele kilo’s, omdat bij de in het dossier genoemde verdovende middelen geen rekening is gehouden met het bindmiddel en de netto hoeveelheid verdovende middelen dus lager is. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsvrouw verzocht om teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen sleutel en om teruggave aan de rechthebbende van de RDW-gegevens. De opheffing van de schorsing is, gelet op het tijdsverloop, niet opportuun.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen (in een structureel samenwerkingsverband) schuldig gemaakt aan grootschalige internationale drugshandel. Via verschillende darknet markets en andere digitale afgeschermde middelen (zoals PGP-telefoons) werd door [medeverdachte 6] onder de vendorname [account] een scala aan harddrugs, waaronder MDMA, 2C-B, amfetamine, crystal meth, cocaïne en LSD ter verkoop aangeboden. Op deze manier konden de drugs buiten het zicht van politie en justitie anoniem worden verkocht. De keerzijde hiervan is dat zij ook geen enkel zicht hadden op wie de drugs uiteindelijk in handen kreeg en hiermee namen zij dus het risico voor lief dat ook minderjarigen drugs van hen kochten. Als er bestellingen werden geplaatst, werden de drugs ter verzending ingepakt in de loods in Hillegom onder meer door de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] . Hierbij hebben zij er alles aan gedaan om op verhullende en geraffineerde wijze hun handel Nederland uit te voeren. In de loods waren twee ruimtes ingericht om de drugs zo in te pakken dat de producten er professioneel uitzagen (lees: niet de aandacht van de douane zouden trekken) en er geen DNA-sporen of vingerafdrukken achterbleven op de verpakkingen. De drugs werden verstopt in de verpakking van een regulier legaal product, te weten in puzzeldozen. Dit product werd vervolgens ingeseald met doorzichtig folie en ter verzending in een doos gedaan. De bestellingen werden de hele wereld over gezonden door middel van het aanbieden van de postpakketten bij verschillende PostNL-punten. De drugshandel werd verder verhuld door op de postpakketten met drugs retouradressen op te nemen van fictieve personen en niet bestaande adressen. De betaling van de drugs geschiedde in bitcoins, zodat ook de betalingen niet naar de verdachten konden worden herleid.
De in onderzoek Needilup onderschepte zendingen puzzeldozen bevatten ruim 50 kilogram harddrugs. In de loods in Hillegom is ruim 41 kilogram harddrugs aangetroffen en in de postpakketten in de Volkswagen Caddy – waarin [medeverdachte 2] op 26 juli 2016 werd aangehouden – ruim 2 kilogram harddrugs. In de loods zijn ook bestellijsten aangetroffen met adressen in en buiten Europa met hoeveelheden bestelde en reeds verstuurde harddrugs, die niet in Nederland zijn onderschept, dan wel nog te verzenden harddrugs. Alles bij elkaar gaat het in ieder geval om meer dan 100 kilo harddrugs die op deze wijze Nederland zijn uitgevoerd dan wel gereed lagen om Nederland te worden uitgevoerd.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat bij de bepaling van het netto gewicht geen rekening is gehouden met het gebruikte bindmiddel. Hierdoor is naar mening van de verdediging minder drugs uitgevoerd en in de loods voorhanden geweest dan aan de verdachte is ten laste gelegd. Volgens de verdediging dient dit in de strafmaat tot uitdrukking te komen.
De rechtbank wijst erop dat in geval van harddrugs het feitelijke totaalgewicht bijna nooit gelijk is aan de hoeveelheid zuivere harddrugs, omdat deze drugs vrijwel altijd versneden worden met andere middelen om zo een hogere verkoopopbrengst te creëren dan wel sprake is van bijvoorbeeld bindmiddelen om de drugs voor consumptie geschikt te maken. Een en ander komt in de tenlastelegging en de bewezenverklaring tot uiting door het bestanddeel “een materiaal bevattende”. De rechtbank gaat dan ook – bij het bepalen van de strafmaat – uit van het nettogewicht van de gebruiksklare harddrugs, zoals dat in de postpakketten en de loods is aangetroffen.
De verdachte is samen met [medeverdachte 3] één van de ‘werknemers’ binnen de organisatie. Hun werkzaamheden, die zij veelal samen verrichtten, bestonden uit het inpakken van bestellingen in de loods in Hillegom, ervoor zorgdragen dat de postpakketten door anderen werden weggebracht naar en ingeleverd bij een PostNL-punt en het verrichtten van allerhande hand- en spandiensten voor [medeverdachte 6] . Zij beschikten over een sleutel van de loods en hadden zo toegang tot en beschikking over de daar aanwezige handelsvoorraad. Samen met [medeverdachte 3] stuurde hij anderen die postpakketten wegbrachten aan ( [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) en zorgde hij dat [medeverdachte 1] , die de pakketten bij de PostNL-punten inleverde, werd betaald. Zij stonden via PGP-telefoons (ennet.com) in direct contact met de andere medeverdachten, voerden opdrachten uit van [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en legden verantwoording af aan [medeverdachte 6] door middel van het toesturen van de track & trace codes van de ingeleverde postpakketten. Volgens de ennetcomberichten en sticky notes deelden zij niet in de winst, maar ontvingen zij een vergoeding voor hun werkzaamheden. In een OVC gesprek van [medeverdachte 6] liet deze zich ontvallen dat hij de verdachte en [medeverdachte 3] zou hebben betaald om te zwijgen. Een en ander plaatst hen in de organisatie tussen [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] enerzijds en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] anderzijds.
Dat met de handel grote geldbedragen gemoeid waren, blijkt ook uit de bewijsmiddelen. De verdachte heeft met zijn gedragingen zijn eigen gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs gesteld en die afnemers blootgesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is immers algemeen bekend dat met name het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht en op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog verder worden geschaad, waarbij langdurige begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt. Ook heeft hij door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van het criminele en steeds gewelddadiger wordende circuit om drugs heen en daarmee schade en overlast voor de samenleving veroorzaakt. PostNL werd ongewild en ongemerkt een internationale distributeur van Nederlandse drugs. Ook wordt de naam van Nederland in het buitenland geschaad door handelingen als die van de verdachte. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 28 september 2022 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst met ingang van 13 januari 2017, met daarbij onder meer als bijzondere voorwaarde een locatiegebod met elektronische monitoring. De verdachte heeft bijna een jaar onder elektronisch toezicht gestaan. De rechtbank houdt hiermee rekening in straf verlagende zin.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor de uitvoer van harddrugs van meer dan 20 kilogram, waarbij sprake is van een organisatie, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 72 maanden. Voor het aanwezig hebben van harddrugs in organisatieverband van meer dan 20 kilo gaan de LOVS-oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 48 maanden. Bij de verdachte is sprake van een hoeveelheid van rond de 100 kilogram harddrugs. Gelet op de hiervoor besproken ernst van de feiten, de hoeveelheden uitgevoerde en aangetroffen harddrugs en de rol van de verdachte in het geheel is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Alles afwegende acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden een passende en geboden reactie.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in dit geval is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich zodanige bijzondere omstandigheden voor, die met name zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak alsmede de door de verdediging gedane en door de rechtbank toegewezen onderzoekswensen.
De eerste aanhoudingen in de megazaak Needilup hebben in juli 2016 plaatsgevonden, vervolgens in mei 2017 en tot slot in april 2018. De aanhoudingen in de megazaak Romsey hebben in mei en juni 2017 plaatsgevonden. Op 15 augustus 2017 zijn de megazaken Needilup en Romsey gevoegd. Na het opvragen van en onderzoek aan de Ennetcom-berichten eind 2017 en begin 2018 heeft de politie de einddossiers in beide zaken afgerond in februari 2018, waarna het dossier door het Openbaar Ministerie onder de rechtbank en de raadslieden is verspreid. Reeds op 16 juli 2018 is een eerste regiezitting gehouden. In totaal zijn elf verdachten gedagvaard. Het dossier beslaat in totaal 70 ordners. Naar aanleiding van de regiezitting zijn in meerdere zaken, waaronder in de zaak van de verdachte, diverse getuigen gehoord bij de rechter-commissaris, is er een aanvullend proces-verbaal opgemaakt en hebben ook verschillende raadslieden het NFI bezocht voor inzage in het systeem Hansken. Op 18 juni 2019 heeft nogmaals een regiezitting plaatsgevonden in de zaken tegen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] , aangezien de toegewezen onderzoekswensen niet volledig waren uitgevoerd. Dit lag echter niet in de invloedssfeer van de verdachte en zijn raadsvrouw. Voor de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting – waarbij, in het belang van alle zaken, sprake was van gelijktijdige behandeling van alle zaken – dienden meerdere zittingsdagen te worden uitgetrokken.
De rechtbank acht vanwege deze bijzondere omstandigheden een redelijke termijn van drie jaren gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 27 juli 2016, de datum waarop de verdachte is aangehouden en in verzekering is gesteld.
Dit betekent dat de redelijke termijn met drie jaren en bijna vijf maanden is overschreden, te weten de periode tussen 27 juli 2019 en 21 december 2022.
Conclusie
Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door strafvermindering. De rechtbank zal in plaats van de door haar overwogen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 43 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er thans geen gronden meer aanwezig zijn en subsidiair dat de verdachte ook zijn hoger beroep in vrijheid moet kunnen afwachten, nu zijn persoonlijke belangen zwaarder wegen.
Gelet op dit vonnis zijn de ernstige bezwaren zoals die golden ten tijde van het opleggen van het bevel voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig. De zogenaamde
12-jaarsgrond/geschokte rechtsorde acht de rechtbank niet meer aanwezig, aangezien de ten laste gelegde feiten zich ruim zes jaar geleden hebben voorgedaan en de voorlopige hechtenis van de verdachte sinds 13 januari 2017 is geschorst.
Nu de verdachte zich na de onderhavige feiten in 2016 niet meer schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit, acht de rechtbank ook de recidivegrond niet langer aanwezig.
De rechtbank zal, gelet op het ontbreken van gronden, het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen en de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing afwijzen.

9.Verbeurdverklaring

De rechtbank is van oordeel dat onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de Blackberry, de HTC-telefoon, de RDW-gegevens en de sleutels, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn begaan. Het staat vast dat de verdachte en zijn medeverdachten heimelijk communiceerden met elkaar door gebruik te maken van crypto-telefoons (PGP-telefoons) en de servers van Ennetcom en ook middels een Wickr-app op hun telefoon. Desondanks heeft hij ten aanzien van de Blackberry en de iPhone niet willen verklaren in hoeverre en op welke wijze hij van deze telefoons gebruik heeft gemaakt voor communicatie met zijn medeverdachten. Ook heeft hij geweigerd de wachtwoorden van deze telefoons te geven, waardoor de politie geen onderzoek naar de data op deze telefoons heeft kunnen doen. Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte van beide telefoons gebruik heeft gemaakt om – al dan niet heimelijk - met zijn medeverdachten te communiceren en dat beide telefoons een rol hebben gespeeld bij het begaan van de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de sleutels nog het volgende. Uit de beslaglijst volgt dat een van de twee sleutels past op een deur in de loods aan de Hyacintenlaan te Hillegom. In deze loods is op 27 juli 2016 een grote hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. De sleutel behoort aan de verdachte toe en de bewezenverklaarde feiten zijn met behulp van dat voorwerp begaan. Ook ten aanzien van de RDW-gegevens geldt dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van dit voorwerp zijn begaan, nu deze RDW-gegevens behoren bij de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] . Deze Volkswagen is gebruikt om de puzzels op te halen en pakketten met verdovende middelen te vervoeren. De rechtbank zal de sleutel en de RDW-gegevens daarom verbeurdverklaren.
10. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een Huawei-telefoontoestel (C.02.04), dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien tot nu toe geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
  • artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 5.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 6. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
43 [drieënveertig] maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissingen ten aanzien van het beslag
Verklaart verbeurd:
  • 1 STK Telefoontoestel Kl: zwart BLACKBERRY E. 01.01
  • 1 STK Telefoontoestel Kl: zwart HTC E.01.01
  • 1 STK Bescheiden E.01.01 RDW gegevens
  • 1 STK Sleutel E.01.01 loodssleutel + vw Caddy
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 STK Telefoontoestel HUAWEI C.02.04
Beslissing ten aanzien van de voorlopige hechtenis
Wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter,
mr. H.D. Overbeek en mr. J.J. Roos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.S. Jansen en mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2022.