Uitspraak
mr. J.P. Barth, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. L.Z. Bosman, kantoorhoudende te Amsterdam,
[[bestuurder]],
mr. L.Z. Bosman,
4 [[broer van bestuurder]] ,
- verzoekster als [[certificaathouder 1]] ;
- verweerster sub 1 als Hoad Holding;
- verweerster sub 2 als Veldzicht;
- verweerster sub 3 als Vehikel Jacob;
- verweersters gezamenlijk als Hoad;
- belanghebbende sub 1 als STAK Stadhouder;
- belanghebbende sub 2 als Stichting Beheer Derdengelden Hoad;
- belanghebbende sub 3 [[bestuurder]] ;
- Hoad, STAK Stadhouder, Stichting Beheer Derdengelden Hoad en [[bestuurder]] gezamenlijk als Hoad c.s.;
- belanghebbende sub 4 als [[broer van bestuurder]] .
1.Het verloop van het geding
2.Inleiding en feiten
checks and balancesbij de Hoad-groep die waarborgen dat met de belangen van [[certificaathouder 1]] rekening wordt gehouden. Volgens [[bestuurder]] is het nooit de bedoeling geweest dat [[certificaathouder 1]] “echt” aandeelhouder in Hoad Holding zou worden en zijn de aandelen in 2004 enkel bij [[certificaathouder 1]] geplaatst om beslaglegging ten laste van [[bestuurder]] door derden te frustreren; met haar hoeft Hoad Holding daarom volgens hem geen rekening te houden. Volgens [[bestuurder]] moet het verzoek van [[certificaathouder 1]] ook op andere gronden worden afgewezen.
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit drie personen, te weten:
een bestuurder A, te benoemen door de vergadering van certificaathouders van de vennootschap;
een bestuurder B, te benoemen door het bestuur van de stichting zelve aan te wijzen;
een persoon, daaronder ook te begrijpen rechtspersoon, door coöptatie aan te wijzen door de onder a en b bedoelde bestuursleden tezamen.
3.De gronden van de beslissing
checks and balances. [[certificaathouder 1]] heeft twijfels over de wijze waarop [[bestuurder]] zijn taak als bestuurder vervult. Feitelijk ligt alle zeggenschap bij [[bestuurder]] en er zijn geen onafhankelijke derden betrokken bij het toezicht op zijn functioneren als bestuurder van Hoad Holding en de met haar verbonden ondernemingen. [[bestuurder]] heeft diverse besluiten genomen waarbij hij tegenstrijdige belangen had.
–via STAK Stadhouder – certificaten van aandelen in Hoad Holding gaan houden en niet langer aandeelhouder van Hoad Holding. [[certificaathouder 1]] is een certificaathouder
zondervergaderrecht, waardoor zij geen recht heeft op (i) het bijwonen van algemene vergaderingen van Hoad Holding en (ii) informatie die verband houdt met besluitvorming binnen de algemene vergadering van Hoad Holding. Uit artikel 2:227 lid 2 BW volgt dat het vergaderrecht onder meer toekomt aan houders van certificaten waaraan bij de statuten het vergaderrecht is verbonden, maar de statuten van Hoad Holding voorzien daarin niet. In het aandeelhoudersregister van Hoad Holding is evenmin opgenomen dat certificaathouders vergaderrecht hebben. De certificaathouders zijn verder jarenlang informeel naar behoren geïnformeerd. Tot in 2023 is niet gevraagd om dit te veranderen. Tot slot was [[certificaathouder 1]] informeel goed op de hoogte van de gang van zaken binnen de Hoad-groep. Vanwege haar functie had zij toegang tot de administratie, waaronder jaarrekeningen, onderliggende stukken en overeenkomsten tussen vennootschappen binnen de Hoad-groep. [[certificaathouder 1]] is aangeboden met haar advocaat op het kantoor van Hoad Holding stukken in te zien en vragen te stellen, maar hierop is afwijzend gereageerd door [[certificaathouder 1]] , aldus – steeds – Hoad c.s.
zondervergaderrecht is en dat om die reden weinig inhoud hoefde worden gegeven aan de informatieverstrekking door Hoad Holding/STAK Stadhouder aan [[certificaathouder 1]] faalt. In de bestaande vennootschappelijke structuur, waarbij aandeelhouder en meerderheidscertificaathouder [[bestuurder]] enig bestuurder is van Hoad Holding en hij ook (en in het verleden zijn broer [[broer van bestuurder]] ) enig bestuurder is van de meerderheidsaandeelhouder STAK Stadhouder, brengt de zorgvuldigheidsverplichting van artikel 2:8 BW mee dat [[certificaathouder 1]] als certificaathouder ruimhartig van informatie dient te worden voorzien, ongeacht of zij certificaathouder met of zonder vergaderrecht is (vgl. OK 3 februari 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:750 (
Steenfabriek De Rijswaard).