ECLI:NL:GHAMS:2025:692

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
200.341.149/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken binnen de Hoad-groep met verzoek tot onmiddellijke voorzieningen

In deze zaak heeft [[certificaathouder 1]] op 13 mei 2024 een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Het verzoek betreft een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Hoad Holding B.V. en haar dochtervennootschappen, alsook onmiddellijke voorzieningen zoals de schorsing van [[bestuurder]] als bestuurder van Hoad Holding. De Ondernemingskamer heeft op 27 februari 2025 uitspraak gedaan. De zaak draait om de Hoad-groep, die zich bezighoudt met onroerend goed. Er zijn twijfels gerezen over de wijze waarop [[bestuurder]] zijn functie vervult, met name over de informatieverstrekking aan [[certificaathouder 1]] en de gang van zaken binnen de vennootschappen. De Ondernemingskamer heeft geconstateerd dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken te twijfelen. De Ondernemingskamer heeft besloten een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Hoad Holding B.V. over de periode vanaf 31 december 2016. Tevens zijn er onmiddellijke voorzieningen getroffen, waaronder de schorsing van [[bestuurder]] als bestuurder van Hoad Holding en de benoeming van een nieuwe bestuurder. De kosten van het onderzoek komen voor rekening van Hoad Holding.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.341.149/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 27 februari 2025
inzake
[[certificaathouder 1]],
wonende te [plaats] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. J.P. Barth, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOAD HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONUMENTENVENNOOTSCHAP VELDZICHT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VEHIKEL JACOB B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS,
advocaat:
mr. L.Z. Bosman, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR STADHOUDER,
gevestigd te Amsterdam,
2. de stichting
STICHTING BEHEER DERDENGELDEN HOAD,
gevestigd te Amsterdam,
3.
[[bestuurder]],
wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. L.Z. Bosman,
e n t e g e n

4 [[broer van bestuurder]] ,

wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster als [[certificaathouder 1]] ;
  • verweerster sub 1 als Hoad Holding;
  • verweerster sub 2 als Veldzicht;
  • verweerster sub 3 als Vehikel Jacob;
  • verweersters gezamenlijk als Hoad;
  • belanghebbende sub 1 als STAK Stadhouder;
  • belanghebbende sub 2 als Stichting Beheer Derdengelden Hoad;
  • belanghebbende sub 3 [[bestuurder]] ;
  • Hoad, STAK Stadhouder, Stichting Beheer Derdengelden Hoad en [[bestuurder]] gezamenlijk als Hoad c.s.;
  • belanghebbende sub 4 als [[broer van bestuurder]] .

1.Het verloop van het geding

1.1
[[certificaathouder 1]] heeft bij verzoekschrift van 13 mei 2024 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Hoad vanaf 1 januari 2016;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure
a. [[bestuurder]] te schorsen als bestuurder van Hoad Holding;
b. Astoria Vastgoed B.V. te schorsen als bestuurder van Veldzicht;
c. Hoad Holding en Hitman Holding B.V. te schorsen als bestuurders van Vehikel Jacob;
d. [[bestuurder]] te schorsen als bestuurder van Stichting Beheer Derdengelden Hoad;
e. een derde persoon te benoemen tot bestuurder van Hoad Holding, Veldzicht, Vehikel Jacob en Stichting Beheer Derdengelden Hoad;
f. primair: [[bestuurder]] te schorsen als bestuurder van STAK Stadhouder en een derde persoon te benoemen tot bestuurder van STAK Stadhouder;
subsidiair: de door STAK Stadhouder gehouden aandelen in Hoad Holding over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder;
g. of een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht;
3. Hoad Holding te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
In het verzoekschrift heeft [[certificaathouder 1]] voorgesteld om bij wijze van prorogatie een uittredingsprocedure als bedoeld in artikel 2:343 BW te starten bij de Ondernemingskamer. Hoad c.s. hebben daarmee niet ingestemd, zodat een vordering tot uittreding thans niet aan de orde is.
1.3
Hoad c.s. hebben bij verweerschrift van 24 juni 2024 de Ondernemingskamer verzocht [[certificaathouder 1]] niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, voor zover het verzoek zich richt tot Veldzicht, Vehikel Jacob, STAK Stadhouder en Stichting Beheer Derdengelden Hoad, het verzoek voor het overige af te wijzen, en [[certificaathouder 1]] te veroordelen in de kosten van de procedure. Daarnaast hebben Hoad c.s. de Ondernemingskamer voorwaardelijk verzocht – voor het geval de Ondernemingskamer het verzoek tot het gelasten van een onderzoek toewijst – als onmiddellijke voorziening een mediator aan te wijzen, dan wel een derde persoon te benoemen tot bestuurder of commissaris van Hoad Holding die het uitsluitend tot zijn of haar taak zal rekenen om de scenario’s voor een ontvlechting te verkennen, zulks met behoud door [[bestuurder]] van zijn functie(s) bij Hoad c.s.
1.4
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 11 juli 2024. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Ter zitting hebben partijen eensluidend verzocht de uitspraak aan te houden, opdat zij een minnelijke regeling kunnen beproeven.
1.5
Bij e-mail van 9 oktober 2024 heeft mr. Barth de Ondernemingskamer bericht dat partijen geen regeling hebben kunnen treffen en de Ondernemingskamer verzocht een beschikking te geven.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over de Hoad-groep. Hoad Holding staat aan het hoofd van de Hoad-groep, een groep vennootschappen met circa 400 werknemers die zich met name bezighoudt met het verwerven, ontwikkelen, verhuren en exploiteren van onroerende zaken. Veldzicht en Vehikel Jacob maken deel uit van de Hoad-groep. [[bestuurder]] heeft Hoad Holding opgericht en is haar enig bestuurder. Aanvankelijk was hij ook enig aandeelhouder van Hoad Holding. Zijn broer, [[broer van bestuurder]] , heeft eind 1991 aandelen verkregen. In 2004 heeft [[certificaathouder 1]] , destijds werknemer van Hoad Holding, 25% van de aandelen verkregen in Hoad Holding. Sinds 2017 wordt 95% van de aandelen in Hoad Holding gehouden door STAK Stadhouder, die certificaten van aandelen heeft uitgegeven aan [[bestuurder]] , [[certificaathouder 1]] en [[broer van bestuurder]] . Tussen [[bestuurder]] en [[certificaathouder 1]] is in 2022/2023 een conflict ontstaan. De bezwaren van [[certificaathouder 1]] tegen het beleid en de gang van zaken van Hoad Holding komen erop neer dat [[bestuurder]] , die feitelijk alle zeggenschap uitoefent over Hoad Holding en de met haar verbonden ondernemingen, onvoldoende rekening houdt met het minderheidsbelang van [[certificaathouder 1]] . Volgens [[certificaathouder 1]] laat de informatieverstrekking door Hoad Holding (al dan niet via STAK Stadhouder) over het beleid en de gang van zaken van Hoad Holding te wensen over, gaat [[bestuurder]] namens vennootschappen van de Hoad-groep transacties aan waarbij hij een tegenstrijdig belang heeft, neemt hij onzakelijke beslissingen en ontbreekt het aan
checks and balancesbij de Hoad-groep die waarborgen dat met de belangen van [[certificaathouder 1]] rekening wordt gehouden. Volgens [[bestuurder]] is het nooit de bedoeling geweest dat [[certificaathouder 1]] “echt” aandeelhouder in Hoad Holding zou worden en zijn de aandelen in 2004 enkel bij [[certificaathouder 1]] geplaatst om beslaglegging ten laste van [[bestuurder]] door derden te frustreren; met haar hoeft Hoad Holding daarom volgens hem geen rekening te houden. Volgens [[bestuurder]] moet het verzoek van [[certificaathouder 1]] ook op andere gronden worden afgewezen.
2.2
Hoad Holding is op 8 november 1989 opgericht. [[bestuurder]] houdt 5% van de aandelen in Hoad Holding en is haar enige bestuurder. STAK Stadhouder houdt 95% van de aandelen in Hoad Holding. STAK Stadhouder heeft certificaten van aandelen in Hoad Holding uitgegeven aan [[bestuurder]] (60,53%), [[broer van bestuurder]] (13,16%) en [[certificaathouder 1]] (26,32%). Volgens het handelsregister is [[bestuurder]] enig bestuurder van STAK Stadhouder sinds 6 maart 2024. Daarvoor was [[broer van bestuurder]] enig bestuurder van STAK Stadhouder. Enig bestuurder van Stichting Beheer Derdengelden Hoad is [[bestuurder]] .
2.3 ’
[[bestuurder]] is indirect (via Hoad Holding en Astoria Vastgoed B.V.) ook enig bestuurder van Veldzicht. Van Vehikel Jakob is hij samen met [[broer van bestuurder]] (via Hoad Holding respectievelijk Hitman Holding B.V.) indirect bestuurder.
2.4
De statuten van Hoad Holding, laatstelijk gewijzigd bij akte van 3 april 1998, bepalen in artikel 4 lid 4 dat met medewerking van de vennootschap certificaten op naam van haar aandelen kunnen worden uitgegeven. In artikel 13 lid 2 van de statuten wordt onder meer bepaald dat oproepingsbrieven voor de algemene vergadering gericht dienen te worden aan de adressen van de aandeelhouders en de certificaathouders, zoals die zijn vermeld in het aandeelhoudersregister. Artikel 5 lid 11 van de statuten definieert certificaathouders als houders van met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten van aandelen.
2.5
Tot eind 1991 was [[bestuurder]] enig aandeelhouder van Hoad Holding. Op 31 december 1991 is [[broer van bestuurder]] 12,5% van de aandelen gaan houden. In 1993 is [[certificaathouder 1]] in dienst getreden bij Hoad Holding. [[certificaathouder 1]] was werkzaam als secretaresse van [[bestuurder]] en was daarnaast verantwoordelijk voor personeelszaken. [[certificaathouder 1]] en [[bestuurder]] waren bevriend.
2.6
In 2003 is een geschil ontstaan tussen [[bestuurder]] en zijn voormalig zakenpartner, waarover verschillende procedures zijn gevoerd.
2.7
Op 19 mei 2004 heeft [[bestuurder]] 25% van de aandelen in Hoad Holding overgedragen aan [[certificaathouder 1]] . Blijkens de akte bedroeg de koopsom voor de aandelen € 4.537,80 en is de vordering van [[bestuurder]] op [[certificaathouder 1]] tot betaling van de koopsom omgezet in een geldlening. [[certificaathouder 1]] heeft de geldlening nooit terugbetaald en ook geen rente betaald.
2.8
Tussen Hoad Holding en [[bestuurder]] bestaat een rekening-courantverhouding, die van tijd tot tijd schulden aan respectievelijk vorderingen op ‘ [[bestuurder]] laat zien van miljoenen euro’s. Eind 2016 heeft [[bestuurder]] een vordering van € 3,25 miljoen op Veldzicht voor dat bedrag aan Hoad Holding verkocht. De koopprijs is in de rekening-courant van [[bestuurder]] gecrediteerd. Eind 2017 liet de rekening-courant per saldo een vordering van Hoad Holding op [[bestuurder]] zien van bijna € 2,8 miljoen, waarna het saldo in 2018 verder is opgelopen tot ongeveer € 3,25 miljoen. Deze stand is teruggebracht door de verkoop aan Hoad Holding van een vordering van € 3,5 miljoen die [[bestuurder]] stelde te hebben op [[advocatenkantoor N.V.]] wegens onjuiste advisering. Deze vordering is bij akte van 1 januari 2018 voor € 3,5 miljoen aan Hoad Holding verkocht en geleverd. Het hof Amsterdam had bij arrest van 21 juni 2016 [[advocatenkantoor N.V.]] veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat. De Hoge Raad had dit arrest echter al voor de datum van de akte van cessie, bij arrest van 22 december 2017, vernietigd op verschillende punten en de zaak ter verdere behandeling verwezen naar het hof Den Haag. Dit laatste hof heeft bij arrest van 4 mei 2021 geoordeeld dat [[advocatenkantoor N.V.]] niets aan [[bestuurder]] hoefde te betalen.
2.9
Op 24 mei 2017 is STAK Stadhouder 95% van de aandelen in Hoad Holding gaan houden en heeft zij certificaten van die aandelen uitgegeven in de verhouding als vermeld in 2.2. De certificaathouders zijn niet als zodanig opgenomen in het register van aandeelhouders van Hoad Holding.
2.1
In artikel 3 van de statuten van STAK Stadhouder is met betrekking tot de samenstelling van het bestuur onder meer het volgende bepaald:

1. Het bestuur van de stichting bestaat uit drie personen, te weten:
a.
een bestuurder A, te benoemen door de vergadering van certificaathouders van de vennootschap;
b.
een bestuurder B, te benoemen door het bestuur van de stichting zelve aan te wijzen;
c.
een persoon, daaronder ook te begrijpen rechtspersoon, door coöptatie aan te wijzen door de onder a en b bedoelde bestuursleden tezamen.
2. Indien en zolang het bestuur in de lid 1 bedoelde situatie niet voltallig is samengesteld, zal het bestuur tijdelijk zijn opgedragen uitsluitend aan de aldaar onder b bedoelde bestuurder.
2.11
In artikel 10.1 van de administratievoorwaarden van STAK Stadhouder is bepaald dat STAK Stadhouder verplicht is met betrekking tot de jaarrekening van Hoad Holding “zodanig stem uit te brengen dat de continuïteit van een redelijke kapitaalvergoeding aan certificaathouders gewaarborgd is”. Bij overtreding of niet-nakoming van het bepaalde in artikel 10 van de administratievoorwaarden zijn de certificaathouders op grond van artikel 6, aanhef en onder c, van de administratievoorwaarden gerechtigd afgifte te verlangen van aandelen tegen inlevering van certificaten.
2.12
In de jaarrekening 2021 van Hoad Holding staan op de geconsolideerde balans per 31 december 2021 onder meer de volgende rekening-courantvorderingen vermeld:
Rekening-courant Hitman Holding B.V.
€ 2.723.886;
Rekening-courant overige groepsmaatschappijen
€ 1.197.268;
Vordering KM Nederland B.V
€ 360.285;
Rekening-courant Kant & Klaar BVBA
€ 755.014;
Rekening-courant Key Holder Holding B.V.
€ 3.730.430
De rente over de rekening-courant bedraagt 4% (2020: 4%).
Alle hier bij naam vermelde vennootschappen zijn vennootschappen die aan [[bestuurder]] zijn gelieerd, maar die niet tot de Hoad-groep behoren en waarin [[certificaathouder 1]] niet deelneemt.
2.13
In 2022/2023 zijn de verhoudingen tussen [[bestuurder]] en [[certificaathouder 1]] verstoord geraakt. Bij e-mail van 12 april 2023 heeft [[bestuurder]] aan [[certificaathouder 1]] laten weten dat hij haar certificaten wil overnemen. Bij brief van 28 juni 2023 heeft de advocaat van Hoad Holding aan de advocaat van [[certificaathouder 1]] geschreven dat Hoad Holding geen vertrouwen meer heeft in de samenwerking met [[certificaathouder 1]] en dat de achtergrond daarvan tweeledig is: (i) het verschil van inzicht tussen partijen over de wijze waarop [[certificaathouder 1]] haar werkzaamheden uitoefent en (ii) het geschil tussen [[certificaathouder 1]] en [[bestuurder]] over de door [[certificaathouder 1]] gehouden certificaten van aandelen in Hoad Holding. Volgens [[bestuurder]] is ten tijde van de toekenning van de certificaten een administratieve fout gemaakt, als gevolg waarvan [[certificaathouder 1]] abusievelijk certificaten van aandelen is gaan houden in Hoad Holding. In dezelfde brief is [[certificaathouder 1]] door Hoad Holding vrijgesteld van haar verplichting tot het verrichten van werkzaamheden.
2.14
Na een mislukte poging van partijen om hun geschil via mediation te beëindigen, heeft [[certificaathouder 1]] bij brief van 11 december 2023 haar bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken van Hoad Holding kenbaar gemaakt.
2.15
Het arbeidsgeschil tussen [[bestuurder]] en [[certificaathouder 1]] heeft geresulteerd in een vonnis in kort geding van 24 januari 2024, waarin Hoad Holding onder meer is veroordeeld tot betaling aan [[certificaathouder 1]] van het achterstallig salaris over de maanden juni 2023 tot en met december 2023 en het bruto maandloon vanaf januari 2024 totdat een rechtsgeldig einde komt aan de arbeidsovereenkomst. Hoad Holding heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en heeft nog niet aan de veroordeling voldaan, hoewel [[certificaathouder 1]] daarop heeft aangedrongen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
2.16
Hoad heeft vanaf boekjaar 2020 (tot kort voor de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek) geen jaarverslagen meer gedeponeerd bij de kamer van koophandel.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[[certificaathouder 1]] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Hoad c.s. en dat de toestand van de vennootschappen nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft [[certificaathouder 1]] – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
De informatieverstrekking aan [[certificaathouder 1]] schiet tekort. [[certificaathouder 1]] beschikt in het geheel niet over recente informatie waaruit de toestand of de gang van zaken bij Hoad Holding blijkt. Er worden geen aandeelhouders- of certificaathoudersvergaderingen gehouden en [[certificaathouder 1]] wordt niet betrokken in enige besluitvorming. [[certificaathouder 1]] is ook niet bekend met de schriftelijke vastlegging van notulen en/of besluiten. Ook zijn de jaarrekeningen van Hoad Holding over de boekjaren na 2020 veel te laat vastgesteld en gedeponeerd.
STAK Stadhouder geeft in het geheel geen invulling aan haar taken als administratiekantoor en aandeelhouder van Hoad Holding. STAK Stadhouder oefent haar stemrecht niet uit, heeft sinds haar oprichting in 2017 geen dividend uitgekeerd aan de certificaathouders en verstrekt geen informatie aan [[certificaathouder 1]] . Bovendien is het bestuur van STAK Stadhouder niet in overeenstemming met haar statuten samengesteld.
Er is sprake van een gebrekkige governance bij Hoad; het ontbreekt aan
checks and balances. [[certificaathouder 1]] heeft twijfels over de wijze waarop [[bestuurder]] zijn taak als bestuurder vervult. Feitelijk ligt alle zeggenschap bij [[bestuurder]] en er zijn geen onafhankelijke derden betrokken bij het toezicht op zijn functioneren als bestuurder van Hoad Holding en de met haar verbonden ondernemingen. [[bestuurder]] heeft diverse besluiten genomen waarbij hij tegenstrijdige belangen had.
[[certificaathouder 1]] plaatst vraagtekens bij de managementbeslissingen van [[bestuurder]] . Verschillende exploitaties, waaronder Vehikel Jacob, worden binnen de Hoad-groep voortgezet, terwijl deze exploitaties verlieslatend zijn. Een duidelijke analyse van het probleem en de oplossing daarvoor ontbreken en [[bestuurder]] weigert dit te bespreken.
Volgens [[certificaathouder 1]] moet ook de Stichting Beheer Derdengelden Hoad worden betrokken in het onderzoek, nu deze rechtspersoon volgens haar ook tot de Hoad-groep behoort en “onderdeel uitmaakt van de bedrijfsvoering en betalingsstromen van Hoad Holding”.
3.2
Hoad c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dit verweer ingaan.
Ontvankelijkheid
3.3
Hoad c.s. hebben allereerst een ontvankelijkheidsverweer gevoerd. Hoad c.s. menen dat [[certificaathouder 1]] niet-ontvankelijk is in haar verzoek, voor zover het verzoek zich richt tot Veldzicht en Vehikel Jacob, omdat [[certificaathouder 1]] geen bezwaren kenbaar heeft gemaakt tegen het beleid en de gang van zaken van die vennootschappen. Met betrekking tot STAK Stadhouder en Stichting Beheer Derdengelden Hoad hebben Hoad c.s. aangevoerd dat [[certificaathouder 1]] niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen bij de stichtingen, omdat beide stichtingen niet voldoen aan het bepaalde in artikel 2:344, aanhef en onder b, BW. Daarenboven is Stichting Beheer Derdengelden Hoad geen onderdeel van de Hoad-groep en is [[certificaathouder 1]] niet betrokken bij die stichting.
3.4
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Het ontvankelijkheidsverweer faalt voor zover het betrekking heeft op Veldzicht en Vehikel Jacob. De bezwarenbrief van 11 december 2023 bevat bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken bij Veldzicht en Vehikel Jacob en de bezwaren die [[certificaathouder 1]] aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd, hebben ook deels betrekking op het beleid en de gang van zaken bij die vennootschappen. Het verweer slaagt voor het overige wel. [[certificaathouder 1]] is niet-ontvankelijk in haar verzoeken om een onderzoek te gelasten naar de gang van zaken en/of onmiddellijke voorzieningen te treffen bij Stichting Beheer Derdengelden Hoad respectievelijk STAK Stadhouder, aangezien beide geen stichtingen zijn als bedoeld in artikel 2:344, aanhef en onder b, BW. De Ondernemingskamer zal [[certificaathouder 1]] in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek. Het voorgaande laat onverlet dat art. 2:344, aanhef en onder b, BW niet eraan in de weg staat dat het handelen van STAK Stadhouder in haar hoedanigheid van aandeelhouder van Hoad Holding voorwerp van enquête kan zijn.
Was [[certificaathouder 1]] “echt” aandeelhouder?
3.5
Volgens Hoad c.s. moet de wijze waarop binnen Hoad Holding is gehandeld, worden bezien tegen de achtergrond dat partijen nooit de bedoeling hebben gehad dat [[certificaathouder 1]] “echt” aandeelhouder zou worden van Hoad Holding. Volgens hen heeft [[certificaathouder 1]] in 2004 de aandelen in Hoad Holding verkregen in het kader van een “beschermingsconstructie”: [[bestuurder]] heeft [[certificaathouder 1]] de aandelen enkel overgedragen met de bedoeling een eventuele beslaglegging door zijn voormalig zakenpartner te frustreren. Ten tijde van de aandelenoverdracht had [[bestuurder]] namelijk een conflict met zijn voormalig zakenpartner en vreesde [[bestuurder]] dat die beslag zou leggen op zijn vermogensbestanddelen. Vanwege de achtergrond van de transactie heeft [[certificaathouder 1]] niets betaald voor haar aandelen en is de vordering van [[bestuurder]] op [[certificaathouder 1]] tot betaling van de koopsom omgezet in een geldlening. Toen de door de voormalig zakenpartner geïnitieerde procedures enige tijd liepen en [[bestuurder]] niet langer vreesde dat nieuwe beslagen zouden worden gelegd, hebben [[bestuurder]] en [[certificaathouder 1]] gesproken over de teruglevering door [[certificaathouder 1]] van de aandelen in Hoad Holding. Daartoe zijn partijen uiteindelijk niet overgegaan omdat het balanstotaal van Hoad Holding voornamelijk uit onroerende zaken bestond, als gevolg waarvan [[bestuurder]] een aanzienlijk bedrag aan overdrachtsbelasting verschuldigd zou zijn bij overdracht van de aandelen van [[certificaathouder 1]] aan hem, aldus Hoad c.s.
3.6
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. De gang van zaken in 2004 is beschreven in de notariële akte, waarbij 25% van de door ‘ [[bestuurder]] gehouden aandelen in Hoad Holding zijn overgedragen aan [[certificaathouder 1]] (2.7). [[bestuurder]] heeft ter zitting desgevraagd erkend dat [[certificaathouder 1]] in 2004 in formele zin wel aandeelhouder is geworden. Het betoog van Hoad c.s. komt erop neer dat de juridische overdracht een schijnconstructie was, een façade voor de buitenwereld om beslaglegging te voorkomen en – naar ter zitting is toegelicht – een eventuele executie van de aandelen van [[bestuurder]] die niet werden overgedragen te bemoeilijken. Volgens [[bestuurder]] is later, toen de vrees voor beslaglegging niet meer bestond, enkel om fiscale redenen afgezien van een teruglevering door [[certificaathouder 1]] . Die fiscale redenen zouden ook moeten verklaren waarom [[certificaathouder 1]] jaren later, ten tijde van de certificering van de aandelen op 24 mei 2017, certificaten van aandelen in Hoad Holding overeenkomend met 25% van het totaal verschafte kapitaal toebedeeld heeft gekregen, terwijl het geschil met de voormalig zakenpartner toen allang niet meer speelde. Voor zover Hoad c.s. aldus zouden willen betogen dat [[bestuurder]] in 2004 in economische zin de rechthebbende is gebleven van de aandelen die toen aan [[certificaathouder 1]] zijn overgedragen en in 2017 in economische zin rechthebbende is geworden op de certificaten van aandelen die STAK Stadhouder toen aan [[certificaathouder 1]] heeft uitgegeven, gaat dat betoog mank. Hoad c.s. hebben namelijk niet gesteld dat partijen concrete afspraken hebben gemaakt die meebrengen dat het economisch belang bij de (certificaten van) aandelen van [[certificaathouder 1]] bij [[bestuurder]] is blijven berusten, bijvoorbeeld in die zin dat [[certificaathouder 1]] zich heeft verplicht om alle opbrengsten van de (certificaten van) aandelen aan [[bestuurder]] af te dragen of om de (certificaten van) aandelen op enig moment aan [[bestuurder]] te leveren voor de prijs waarvoor zij de aandelen heeft verworven. Integendeel, ter zitting heeft [[bestuurder]] erkend dat ten tijde van de aandelenoverdracht in 2004 geen afspraken zijn gemaakt over het terugleveren van de aandelen, laat staan tegen welke prijs een teruglevering zou moeten geschieden, en dat dergelijke afspraken later ook niet zijn gemaakt. Hij heeft wel gesteld dat [[certificaathouder 1]] op enig moment bereid was om haar aandelen terug te leveren, maar hij heeft niet gesteld tegen welke prijs, terwijl uit de enkele bereidheid van [[certificaathouder 1]] ook nog niet een verplichting volgt. [[bestuurder]] heeft ook niet anderszins toegelicht waarom hij steeds economisch eigenaar zou zijn gebleven van de aandelen. De Ondernemingskamer zal bij de beoordeling daarom als uitgangspunt nemen dat [[certificaathouder 1]] op 19 mei 2004 ook in economische zin aandeelhouder is geworden van Hoad Holding en thans in economische zin rechthebbende op certificaten van aandelen in Hoad Holding is.
Gegronde redenen
3.7
Naar het oordeel van de Ondernemingskamer zijn er gegronde redenen om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken bij Hoad Holding te twijfelen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Informatieverstrekking
3.8
[[certificaathouder 1]] heeft aangevoerd dat zij in het geheel niet beschikt over recente informatie waaruit de toestand of de gang van zaken bij Hoad Holding blijkt. Ook na de bezwarenbrief van 11 december 2023 is de informatieverstrekking beperkt gebleven. Noch bij Hoad Holding noch bij STAK Stadhouder worden aandeelhouders- of certificaathoudersvergaderingen gehouden, althans [[certificaathouder 1]] is daarmee niet bekend en heeft daarvoor ook geen uitnodigingen ontvangen. Voor zover er aandeelhoudersbesluiten zijn genomen in de algemene vergadering van Hoad Holding, is [[certificaathouder 1]] niet bekend met enige schriftelijke vastlegging daarvan. Zo is bijvoorbeeld een besluit tot vaststelling van de jaarrekening 2021 van Hoad Holding bij [[certificaathouder 1]] niet bekend en wordt dit haar (ondanks het verzoek daartoe in de bezwarenbrief van 11 december 2023) ook niet toegezonden.
3.9
Hoad c.s. hebben daar het volgende tegenover gesteld. [[certificaathouder 1]] is sinds de certificering in 2017
via STAK Stadhouder – certificaten van aandelen in Hoad Holding gaan houden en niet langer aandeelhouder van Hoad Holding. [[certificaathouder 1]] is een certificaathouder
zondervergaderrecht, waardoor zij geen recht heeft op (i) het bijwonen van algemene vergaderingen van Hoad Holding en (ii) informatie die verband houdt met besluitvorming binnen de algemene vergadering van Hoad Holding. Uit artikel 2:227 lid 2 BW volgt dat het vergaderrecht onder meer toekomt aan houders van certificaten waaraan bij de statuten het vergaderrecht is verbonden, maar de statuten van Hoad Holding voorzien daarin niet. In het aandeelhoudersregister van Hoad Holding is evenmin opgenomen dat certificaathouders vergaderrecht hebben. De certificaathouders zijn verder jarenlang informeel naar behoren geïnformeerd. Tot in 2023 is niet gevraagd om dit te veranderen. Tot slot was [[certificaathouder 1]] informeel goed op de hoogte van de gang van zaken binnen de Hoad-groep. Vanwege haar functie had zij toegang tot de administratie, waaronder jaarrekeningen, onderliggende stukken en overeenkomsten tussen vennootschappen binnen de Hoad-groep. [[certificaathouder 1]] is aangeboden met haar advocaat op het kantoor van Hoad Holding stukken in te zien en vragen te stellen, maar hierop is afwijzend gereageerd door [[certificaathouder 1]] , aldus – steeds – Hoad c.s.
3.1
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. De informatieverstrekking aan [[certificaathouder 1]] schiet ernstig tekort. Het verweer van Hoad c.s. dat [[certificaathouder 1]] een certificaathouder
zondervergaderrecht is en dat om die reden weinig inhoud hoefde worden gegeven aan de informatieverstrekking door Hoad Holding/STAK Stadhouder aan [[certificaathouder 1]] faalt. In de bestaande vennootschappelijke structuur, waarbij aandeelhouder en meerderheidscertificaathouder [[bestuurder]] enig bestuurder is van Hoad Holding en hij ook (en in het verleden zijn broer [[broer van bestuurder]] ) enig bestuurder is van de meerderheidsaandeelhouder STAK Stadhouder, brengt de zorgvuldigheidsverplichting van artikel 2:8 BW mee dat [[certificaathouder 1]] als certificaathouder ruimhartig van informatie dient te worden voorzien, ongeacht of zij certificaathouder met of zonder vergaderrecht is (vgl. OK 3 februari 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:750 (
Steenfabriek De Rijswaard).
3.11
In dit geval is dat onvoldoende gebeurd. Aan [[certificaathouder 1]] is de laatste jaren op geen enkele wijze inzicht gegeven in de financiële toestand van Hoad Holding. Zij beschikte tot kort voor de mondelinge behandeling zelfs niet over de jaarrekeningen over 2021 en volgende jaren en tastte dus volledig in het duister over de waarde(ontwikkeling) van haar belang in Hoad Holding. De informatie die [[certificaathouder 1]] wel heeft ontvangen is bovendien, naar uit de eigen stellingen van Hoad c.s. volgt, deels onjuist. Op de geconsolideerde balans van Hoad Holding per 31 december 2020 staan vermogensbestanddelen van vennootschappen die niet tot de Hoad-groep behoren en waarop [[certificaathouder 1]] geen recht heeft, zo stellen Hoad c.s. immers. Ter zitting hebben Hoad c.s. niet kunnen toelichten waarom die vermogensbestanddelen niettemin in de geconsolideerde jaarrekeningen van Hoad Holding zijn opgenomen. Het moet er dus voor gehouden worden dat de jaarrekeningen van Hoad Holding deels onjuist zijn.
3.12
Hoad Holding moet verder in ieder geval eigener beweging informatie verstrekken over transacties die zij wenst aan te gaan waarbij ‘ [[bestuurder]] een tegenstrijdig belang heeft. Uit de feiten die zijn opgenomen in 2.8 en 2.12 (en waarover hieronder nader) blijkt dat dergelijke transacties vanaf 2017 (de gevraagde onderzoeksperiode) regelmatig hebben plaatsgevonden. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat over deze transacties aan [[certificaathouder 1]] informatie is verschaft. Hoad voert in dit verband vergeefs aan dat [[certificaathouder 1]] als werknemer van Hoad Holding zelf toegang had tot de administratie. Het gaat hier om een verplichting van Hoad Holding om uit eigen beweging informatie te verstrekken aan [[certificaathouder 1]] . Waar het transacties betreft waarbij [[bestuurder]] een tegenstrijdig belang had, moet de benodigde informatie bovendien vooraf worden verstrekt.
3.13
Hoad Holding heeft derhalve, ook indien wordt aangenomen dat [[certificaathouder 1]] geen vergaderrecht heeft, niet aan haar (uit artikel 2:8 BW voortvloeiende) informatieverplichting jegens [[certificaathouder 1]] voldaan. De Ondernemingskamer zal de discussie die partijen hebben gevoerd over de vraag of [[certificaathouder 1]] vergaderrecht heeft, daarom niet bespreken. De klacht van [[certificaathouder 1]] dat zij geen informatie ontvangt die verband houdt met besluitvorming in de algemene vergadering behoeft ook geen bespreking, nu niets erop wijst dat in het verleden algemene vergaderingen zijn gehouden.
Het functioneren van STAK Stadhouder als aandeelhouder van Hoad Holding
3.14
De klacht van [[certificaathouder 1]] dat het bestuur van STAK Stadhouder niet is samengesteld in overeenstemming met haar statuten, ziet niet op het beleid en de gang van zaken van Hoad, zodat die klacht niet kan bijdragen aan het oordeel dat er gegronde redenen zijn om aan dat beleid en die gang van zaken te twijfelen. [[certificaathouder 1]] voert wel terecht aan dat de algemene vergadering van Hoad Holding in feite niet functioneert: algemene vergaderingen lijken niet te worden gehouden, althans van gehouden vergaderingen blijkt niet uit verslaglegging ervan. Onduidelijk is ook of de algemene vergadering de jaarrekeningen van Hoad Holding heeft vastgesteld. Jaarrekeningen zijn sinds 2020 ook niet meer gedeponeerd, tot vlak voor de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek. Dit draagt ook bij aan de gegronde redenen om aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Hoad Holding te twijfelen.
Tegenstrijdige belangen en rekening-courantverhoudingen
3.15
[[certificaathouder 1]] heeft erop gewezen dat [[bestuurder]] namens Hoad Holding of een van haar dochtervennootschappen veel transacties heeft gesloten met zichzelf of met een aan hem gelieerde vennootschap die buiten de Hoad-groep staat en waarin [[certificaathouder 1]] niet deelneemt. Zij noemt als voorbeelden de transacties met [[bestuurder]] die hiervoor in 2.8 zijn vermeld en de aanzienlijke rekening-courantvorderingen die hiervoor in 2.12 zijn vermeld. Het gaat hier volgens [[certificaathouder 1]] om overeenkomsten waarbij [[bestuurder]] een tegenstrijdig belang had en waarvan kan worden betwijfeld of die in het belang van Hoad Holding zijn geweest. De verschillende rekening-courantvorderingen zijn bovendien niet schriftelijk vastgelegd en daarvoor zijn geen zekerheden bedongen, aldus [[certificaathouder 1]] .
3.16
Volgens Hoad c.s. zijn de rekening-courantverhoudingen dienstig aan de belangen van de betrokken vennootschappen, is verhaal van de vorderingen voldoende verzekerd door de bezittingen van de debiteur en/of door zekerheden en is in hoge mate zorgvuldigheid betracht door transacties te documenteren waarbij de belangen op zorgvuldige wijze gescheiden zijn gehouden. Hoad c.s. hebben in dat kader bij hun verweerschrift enkele schriftelijke rekening-courantovereenkomsten, pandaktes en een akte van cessie overgelegd.
3.17
De Ondernemingskamer stelt voorop dat een bestuurder volgens vaste rechtspraak als geconflicteerd geldt indien hij te maken heeft met zodanig onverenigbare belangen dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of hij zich bij zijn handelen uitsluitend laat leiden door het belang van de vennootschap en haar onderneming. De vraag of dat het geval is moet worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Indien een bestuurder geconflicteerd is, dient deze zich te onthouden van deelname aan de beraadslaging en besluitvorming over de desbetreffende transactie. Ook overigens is een hogere mate van zorgvuldigheid vereist in de voorbereiding, besluitvorming en uitvoering van de transactie. Daarbij dienen de te onderscheiden belangen op zorgvuldige wijze gescheiden te worden gehouden en dient een zo groot mogelijke openheid te worden betracht. De verhoogde zorgvuldigheid dient in beginsel erop te zijn gericht dat de transactie geschiedt onder redelijke en marktconforme voorwaarden zodat deze zakelijk verantwoord is. Daartoe kan inschakeling van deskundige derden gewenst en onder omstandigheden geboden zijn (vgl. o.a. OK 8 juni 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1734 en OK 6 april 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:844).
3.18
Het in 2.12 opgenomen totaal aan rekening-courantvorderingen op aan [[bestuurder]] gelieerde vennootschappen waarin [[certificaathouder 1]] geen belang houdt, bedraagt bijna € 9 miljoen per 31 december 2021, op een balanstotaal van ongeveer € 90 miljoen. Uit de stellingen van Hoad c.s. of de in het geding gebrachte jaarrekeningen over latere jaren blijkt niet van een substantiële vermindering van het totaal van deze vorderingen. Daarnaast heeft Hoad Holding van eind 2016 tot eind 2018 ook een rekening-courantvordering op [[bestuurder]] in privé gehad van ongeveer € 3 miljoen. Die rekening-courantstand is teruggebracht doordat [[bestuurder]] een vordering op [[advocatenkantoor N.V.]] met een gestelde waarde van € 3,5 miljoen voor dat bedrag aan Hoad Holding heeft gecedeerd.
3.19
Onduidelijk is gebleven hoe het belang van Hoad Holding werd gediend met deze transacties. Dit geldt zowel voor het ontstaan en het oplopen van de vorderingen met vennootschappen buiten de Hoad-groep als voor het ontbreken van (substantiële) aflossingen daarop, mede gelet op de (onbetwist) krappe liquiditeitspositie van Hoad Holding en het feit dat Hoad Holding zelf bankfinanciering heeft aangetrokken teneinde de gelden te kunnen doorlenen. Het is niet aannemelijk geworden dat de belangen van Hoad Holding en de debiteuren van deze vorderingen gelet op het uiteenlopende aandeelhouderssubstraat parallel liepen. De belangen van [[bestuurder]] in privé en Hoad Holding bij de verschillende transacties die zij onderling hebben verricht liepen in ieder geval niet parallel. Niet duidelijk is geworden of en zo ja, op welke wijze, de marktconformiteit van de onderliggende transacties en van de leningsvoorwaarden door Hoad Holding zijn beoordeeld. Dat [[bestuurder]] zich van beraadslaging en besluitvorming over het ontstaan (en oplopen) van deze rekening-courantvorderingen en over het aangaan van de onderliggende transacties heeft onthouden en de besluitvorming daarover aan de algemene vergadering heeft overgelaten, is door Hoad c.s. ook niet naar voren gebracht. In het oog springt de cessie door [[bestuurder]] aan Hoad Holding van de vordering op [[advocatenkantoor N.V.]] bij akte van 1 januari 2018, waarmee de aanzienlijke rekening-courantschuld van [[bestuurder]] aan Hoad Holding is afgelost. Kort daarvoor had de Hoge Raad het arrest van het hof Amsterdam waarin [[advocatenkantoor N.V.]] was veroordeeld om aan [[bestuurder]] schade te vergoeden, op te maken bij staat, al vernietigd (zie hiervoor, 2.8). Het komt de Ondernemingskamer onwaarschijnlijk voor, gelet op de motivering van het arrest van de Hoge Raad, dat de vordering van [[bestuurder]] op 1 januari 2018 redelijkerwijs nog op € 3,5 miljoen kon worden gewaardeerd. [[bestuurder]] heeft, daarmee ter zitting geconfronteerd, gesteld dat in de akte van cessie besloten ligt dat hij aan Hoad Holding garandeerde dat hij een vordering van € 3,5 miljoen overdroeg. Dat is niet met zoveel woorden in die akte bepaald, maar zelfs als daarvan zou moeten worden uitgegaan, doemt de vraag op of [[bestuurder]] Hoad Holding inmiddels schadeloos heeft gesteld tot genoemd bedrag van € 3,5 miljoen voor het niet-nakomen van de gestelde garantie. Daarvan is niet gebleken. [[bestuurder]] heeft op een vraag daarover ter zitting verklaard dat hij dit bedrag niet aan Hoad Holding heeft betaald, maar dat hij in plaats daarvan een lening van Van Lanschot aan Hoad Holding “voor zijn rekening heeft genomen”. Daarvan is echter niets uit het dossier gebleken, naar [[bestuurder]] ter zitting ook heeft erkend. Vooralsnog is al met al daarom niet gebleken van voldoende zorgvuldigheid in de voorbereiding, besluitvorming en uitvoering van de transacties tussen Hoad Holding enerzijds en [[bestuurder]] en aan hem gelieerde rechtspersonen buiten de Hoad-groep anderzijds.
Voortzetten exploitaties en managementbeslissingen
3.2
[[certificaathouder 1]] verwijt [[bestuurder]] dat binnen de Hoad-groep verschillende exploitaties worden voortgezet die verlieslatend zijn en plaatst vraagtekens bij een aantal managementbeslissingen van [[bestuurder]] . De Ondernemingskamer stelt voorop dat het bepalen van de strategie van een vennootschap en de daaraan verbonden onderneming in beginsel een aangelegenheid is van het bestuur. De Ondernemingskamer toetst daarbij slechts of het bestuur na een zorgvuldige belangenafweging in redelijkheid tot zijn beslissingen heeft kunnen komen.
3.21
Hoad c.s. hebben betwist dat de Hoad-groep als geheel verlieslatend is en hebben toegelicht dat er goede zakelijke motieven kunnen zijn om een verlieslatende exploitatie binnen de groep in stand te houden, bijvoorbeeld omdat die exploitatie waarde toevoegt aan de activiteiten van de Hoad-groep of om een mogelijke belastingbesparing in de toekomst te realiseren. In het licht van het uitgangspunt dat het bepalen van de strategie van een vennootschap en de daaraan verbonden onderneming in beginsel een aangelegenheid is van het bestuur en de gemotiveerde toelichting van Hoad c.s. op de bekritiseerde bedrijfseconomische en strategische beslissingen van ‘ [[bestuurder]] , leveren de door [[certificaathouder 1]] bekritiseerde managementbeslissingen van [[bestuurder]] geen gegronde reden op om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken bij Hoad.
Belangenafweging
3.22
Hoad c.s. hebben aangevoerd dat een belangenafweging moet leiden tot afwijzing van het verzoek tot het gelasten van een onderzoek omdat alle betrokkenen het erover eens zijn dat [[certificaathouder 1]] moet worden uitgekocht en Hoad Holding heeft toegezegd om, zolang [[certificaathouder 1]] nog certificaathouder is, de gevraagde informatie ter beschikking te stellen. De kosten en belasting van een enquête moeten onder die omstandigheden vermeden worden, aldus Hoad c.s.
3.23
De Ondernemingskamer volgt dit betoog niet. De hiervoor genoemde gegronde redenen om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken bij Hoad Holding te twijfelen – die niet slechts bestaan in schending van het recht op informatie van [[certificaathouder 1]] – rechtvaardigen een onderzoek, mede gelet op de doeleinden van het enquêterecht. Verder is het een gegeven dat partijen het vooralsnog niet eens kunnen worden over een uitkoop van [[certificaathouder 1]] .
Conclusie
3.24
De conclusie is dat de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Hoad Holding zal bevelen, en wel vanaf 31 december 2016, met name naar de onderwerpen genoemd in 3.10 tot en met 3.12, 3.14 en 3.19, waarbij Veldzicht en Vehikel Jacob in het onderzoek kunnen worden betrokken waar dat dienstig is. Van gegronde redenen om aan het beleid bij deze twee laatste vennootschappen te twijfelen is niet gebleken.
Onmiddellijke voorzieningen
3.25
De Ondernemingskamer is van oordeel dat de toestand van Hoad Holding, zoals die blijkt uit het voorgaande het nodig maakt de navolgende onmiddellijke voorzieningen te treffen. Zij zal ‘ [[bestuurder]] schorsen als bestuurder van Hoad Holding en in zijn plaats een nader aan te wijzen persoon tot bestuurder benoemen. De Ondernemingskamer ziet ook aanleiding om, zoals [[certificaathouder 1]] tevens heeft verzocht, de aandelen van STAK Stadhouder in Hoad Holding ten titel van beheer over te dragen aan een door haar te benoemen beheerder.
3.26
De te benoemen bestuurder mag het ook tot haar/zijn taak rekenen te bezien of een minnelijke regeling tussen partijen kan worden bereikt.
3.27
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen bestuurder en beheerder voor rekening brengen van Hoad Holding.
3.28
De Ondernemingskamer zal de aanwijzing van een onderzoeker voorlopig aanhouden om te bezien of al door de te treffen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt. Ieder van partijen of de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder/beheerder kan op elk moment de Ondernemingskamer verzoeken de onderzoeker aan te wijzen.
3.29
De Ondernemingskamer zal het bedrag dat het onderzoek maximaal mag kosten niet meteen vaststellen. Voor het geval het komt tot aanwijzing van een onderzoeker, zal de Ondernemingskamer de onderzoeker vragen om binnen zes weken een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen. De Ondernemingskamer zal partijen in dat geval in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens het onderzoeksbudget vaststellen.
3.3
Voor het treffen van andere onmiddellijke voorzieningen ziet de Ondernemingskamer geen aanleiding. Het verzoek van Hoad c.s. (vermeld in 1.3) een mediator te benoemen ter begeleiding van gesprekken over de uitkoop van [[certificaathouder 1]] , wordt afgewezen. De Ondernemingskamer kan alleen een mediator aandragen indien alle betrokken partijen daarmee instemmen; dat is hier niet het geval.
3.31
De Ondernemingskamer zal Hoad Holding als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van de procedure.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verklaart [[certificaathouder 1]] niet-ontvankelijk in haar verzoek, voor zover het zich richt tegen Stichting Beheer Derdengelden Hoad en Stichting Administratiekantoor Stadhouder;
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Hoad Holding B.V. over de periode vanaf 31 december 2016, zoals omschreven in rechtsoverweging 3.24 van deze beschikking;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon om het onderzoek te verrichten;
schorst, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van de procedure, met ingang van heden [[bestuurder]] als bestuurder van Hoad Holding B.V.;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van Hoad Holding B.V.;
houdt in verband met het bepaalde in 3.28 de vaststelling van het onderzoeksbudget aan en verzoekt de onderzoeker binnen zes weken na de beschikking waarbij hij als onderzoeker wordt aangewezen een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Hoad Holding B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor het begin van zijn/haar werkzaamheden zekerheid moet stellen;
benoemt mr. A.P. Wessels tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
bepaalt vooralsnog voor de duur van het geding dat de aandelen van Stichting Administratiekantoor Stadhouder in Hoad Holding B.V. met ingang van heden ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon;
bepaalt dat het salaris en de kosten van de bestuurder en van de beheerder van aandelen voor rekening komen van Hoad Holding B.V. en bepaalt dat Hoad Holding B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder/beheerder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van hun werkzaamheden;
veroordeelt Hoad Holding in de kosten van de procedure tot op heden aan de kant van [[certificaathouder 1]] begroot op € 3.991;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.M. Vaessen, voorzitter, mr. A.P. Wessels en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en drs. G. Eikelenboom AG, raden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Frans, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. M.A.M. Vaessen op 27 februari 2025.