In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2025, gaat het om de zorgregeling en kinderalimentatie voor de minderjarige kinderen van de ouders, die na hun echtscheiding in 2023 in een geschil zijn verwikkeld. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 5 juni 2024, waarin haar verzoek om een andere bijdrage in de kosten van de kinderen en een andere zorgregeling werd afgewezen. De vader, verweerder in hoger beroep, is het eens met de eerdere beschikking. De ouders hebben samen twee kinderen, geboren in 2010 en 2017, en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor hun opvoeding en verzorging. De rechtbank had eerder een ouderschapsplan goedgekeurd waarin de zorgregeling was vastgelegd, maar de moeder stelt dat de omstandigheden zijn veranderd en dat de zorgregeling moet worden aangepast. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder en vader hun standpunten hebben toegelicht. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook advies gegeven over de situatie. Het hof heeft uiteindelijk besloten de bestreden beschikking te bekrachtigen voor wat betreft de zorgregeling, maar heeft wel een nieuwe kinderalimentatie vastgesteld, omdat de eerdere afspraken niet in overeenstemming waren met de wettelijke maatstaven. De vader moet nu een bijdrage van €236 per kind per maand betalen, met jaarlijkse indexering. De ouders zijn ook verplicht om mee te werken aan de opheffing van de kinderrekening, die niet functioneel bleek te zijn.