In hoger beroep heeft de moeder verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en art. 8 van het ouderschapsplan te wijzigen in die zin dat de moeder wordt ontslagen van de verplichting om maandelijks in te leggen op de kindrekening en de kosten van de minderjarige tussen partijen te verdelen overeenkomstig het voorstel van de moeder. Het hofheeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, de ontbinding van art. 8 van het ouderschapsplan uitgesproken en het verzoek van de moeder voor het overige afgewezen. Daartoe heeft het hof, samengevat, het volgende overwogen.
Er is sprake van een relevante wijziging van omstandigheden in de zin van art. 1:401 lid 1 BW, doordat de afspraak die partijen in 2016 met elkaar hebben gemaakt over de kosten van de minderjarige niet heeft gewerkt zoals partijen voor ogen hadden toen zij de afspraak maakten. Het hof ziet hierin een wijziging van omstandigheden die maakt dat de regeling niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven. (rov. 5.1-5.2)
De moeder voert aan dat de vader zich niet houdt aan de afspraken die partijen gemaakt hebben. De vader doet uitgaven ten koste van de kindrekening die niet vallen onder afspraken die partijen hierover gemaakt hebben. De vader overlegt niet over uitgaven boven de € 100,-- en is niet transparant over bedragen die hij van de kindrekening overboekt naar zijn eigen rekening. Haar inbreng komt dan niet ten goede van de minderjarige. De vader heeft dit niet betwist, maar hij stelt dat het de moeder is die zich niet aan de afspraken houdt. Het hof maakt uit het verzoek van de moeder op dat zij het hof vraagt om art. 8 van het ouderschapsplan te ontbinden op grond van wanprestatie. (rov. 5.3)
Partijen zijn in art. 8 van het ouderschapsplan een verbintenis aangegaan ten aanzien van de verdeling van de kosten van de minderjarige. Het hof ziet het handelen van de vader als het tekortschieten in de nakoming van de op hem rustende verbintenis. De moeder heeft de vader diverse keren gewezen op zijn verplichtingen, desondanks is de vader niet bereid gebleken om aan de verzoeken van de moeder te voldoen. Het hof oordeelt dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Bij de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader niet voornemens is zijn handelwijze te veranderen en niet bereid is zijn deel van de overeenkomst alsnog na te komen. (rov. 5.4)
De tekortkoming is voldoende ernstig om een ontbinding van art. 8 van het ouderschapsplan te rechtvaardigen. Door zowel de moeder als de vader is naar voren gebracht dat de regeling al jaren voor veel onrust zorgt omdat deze niet goed wordt nagekomen. De minderjarige heeft hier last van. Nu het partijen niet lukt om in onderling overleg tot andere afspraken te komen zal het hof overgaan tot ontbinding van art. 8 van het ouderschapsplan. (rov. 5.5)
Het verzoek van de moeder om de kostenposten van de minderjarige te verdelen op de door haar voorgestelde wijze moet worden afgewezen, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat. (rov. 5.6)