ECLI:NL:GHAMS:2025:574

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
23-001605-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verlaten plaats ongeval en veroordeling voor mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het verlaten van de plaats van een verkeersongeval en mishandeling. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het verlaten van de plaats van het ongeval, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat er letsel of schade was toegebracht aan een ander. De vrijspraak was gebaseerd op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Echter, het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan mishandeling van een fietser, waarbij hij deze met kracht op de been had getrapt. Het hof heeft de strafmaat aangepast en de geldboete verlaagd tot € 650,00, subsidiair 13 dagen hechtenis, vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit dat de schade zou hebben veroorzaakt. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001605-22
datum uitspraak: 4 maart 2025
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-015945-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam op/aan de Bos en Lommerweg, op of omstreeks 14 november 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde]) letsel en/of schade was toegebracht;
2.
hij op of omstreeks 14 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] (met kracht) op zijn been, althans tegen het lichaam, te trappen en/of schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van feit 1 tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 1

Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte wist, of redelijkerwijs moest vermoeden, dat aan een ander letsel of schade was toegebracht door het verkeersongeval. Het hof zal om die reden de verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 november 2020 te Amsterdam [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] (met kracht) op zijn been te trappen.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
1. Proces-verbaal aangifte van 18 november 2020 met nummer PL1300-2020243757-2, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
[benadeelde].
Op 14 november 2020 in Amsterdam kwam ik slippend tegen de rechterkant van de auto. De automobilist stapte uit en hij liep naar mij toe. Hij gaf mij een trap op mijn rechterbovenbeen. Ik voelde een harde trap, het deed erg pijn.
2. Proces-verbaal van verhoor getuige van 11 maart 2021 met nummer PL1300-2020243757-6, in de wettelijke vorm opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige
[getuige].
Wij kwamen aanrijden en zagen een auto over het fietspad staan. De jongen stapte uit en liep naar de fietser. Wij zagen hem de fietser trappen.
3. De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 15 juni 2022.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik reed op de Bos en Lommerweg (
het hof begrijpt: te Amsterdam)en wilde afslaan naar de Nieuwpoortstraat. Ik stond met twee banden op het fietspad, toen meneer [benadeelde] aan kwam fietsen en tegen mijn auto aanreed. Ik ben wat impulsief en werd boos.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, bij niet voldoen te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot taakstraf van 30 uren, bij niet voldoen te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een fietser op straat. De verdachte heeft daarbij het slachtoffer getrapt tegen zijn been. De verdachte heeft hierdoor een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn toegebracht. Het feit dat de mishandeling heeft plaatsgevonden in het verkeer op de openbare weg, rekent het hof de verdachte aan. Dit soort geweld roept niet veelal alleen bij slachtoffers gevoelens van onveiligheid en angst op, maar ook bij betrokkenen die er getuigen van zijn.
Het hof neemt in ogenschouw de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin voor dergelijke feiten een geldboete van € 750,00 wordt genoemd. Omdat in het onderhavige geval sprake is van agressie in het verkeer, ziet het hof geen reden om deze boete te matigen gelet op het bepaalde bij artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Alles afwegend acht het hof dan ook in beginsel een geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis, passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof overweegt dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden het recht van iedere verdachte is gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht.
In deze procedure is de op redelijkheid te beoordelen termijn aangevangen op 12 april 2022, de dag dat de inleidende dagvaarding aan de verdachte is betekend. Het vonnis waarvan beroep is gewezen op 15 juni 2022. Op diezelfde dag is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van 4 maart 2025 uitspraak.
Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie, is deze periode in hoger beroep overschreden met ruim anderhalf jaar. Naar het oordeel van het hof is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn die dient te worden gecompenseerd in de strafmaat. Om die reden zal het hof de op te leggen geldboete matigen tot € 650,00, subsidiair 13 dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 497,50. De benadeelde partij is in de vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 650,00 (zeshonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. D.A.C. Koster en mr. B.A.A. Postma in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 maart 2025.