ECLI:NL:GHAMS:2025:572

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
23-003115-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van straf en aanvullende motivering over betrouwbaarheid van getuigen in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2002, was in eerste aanleg vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in de zaak met parketnummer 15-213955-22. In de zaak met parketnummer 15-208202-22 is de verdachte beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling door een mes te tonen en te dreigen met snijden. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en haar zusje als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de bezwaren van de verdediging over mogelijke beïnvloeding. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte ten tijde van de feiten niet volledig ontbeerde van inzicht in de gevolgen van zijn handelen, maar heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals blijkt uit een rapport van psychiater H. Wind. Uiteindelijk heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. Het vonnis van de politierechter is bevestigd, behalve de strafoplegging, die is vernietigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003115-22
datum uitspraak: 4 maart 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 november 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-208202-22 en 15-213955-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 2002,
[detentieadres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 15-213955-22 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte dan ook in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – in de zaak met parketnummer 15-208202-22 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een mes te tonen en daarbij te zeggen: 'ik ga je snijden', althans woorden van gelijke dreigende strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere overwegingen dan die van de eerste rechter, zodat het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf; in zoverre zal het vonnis worden vernietigd, en met dien verstande dat het hof:
  • reageert op het ter terechtzitting gevoerde verweer met betrekking tot de overtuigingskracht van de belastende verklaringen, alsmede op het verweer dat het opzet van de verdachte ontbreekt;
  • de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen zal aanvullen in de gevallen waarin de wet dit vereist, in een dan later bij dit verkort arrest te voegen bijlage.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat behoedzaam moet worden omgegaan met de aangifte en de getuigenverklaring omdat de aangeefster en de getuige zusjes van elkaar zijn en met elkaar over de gebeurtenis hebben gepraat. Zij kunnen elkaar beïnvloed hebben en dit doet afbreuk aan de overtuiging. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de verdachte geen opzet heeft gehad, temeer nu hij ook blijkens rapportages (uit een andere strafzaak) verminderd toerekeningsvatbaar verklaard moet worden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster en van haar zusje als getuige, die zij in dit onderzoek hebben afgelegd. Hun verklaringen zijn innerlijk en onderling consistent. Het verweer wordt in zoverre verworpen.
Ten aanzien van het ontbreken van opzet op de bedreiging overweegt het hof als volgt.
Een geestelijke stoornis kan slechts dan aan bewezenverklaring van opzet in de weg staan als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan heeft ontbroken. Daarvan is, zo blijkt uit vaste jurisprudentie, slechts bij hoge uitzondering sprake.
Het hof is van oordeel dat een dergelijke uitzonderlijke situatie zich in het geval van de verdachte niet heeft voorgedaan. Dat door de deskundigen – in een andere strafzaak van de verdachte ten aanzien van delicten die twee maanden later dan het onderhavige feit zijn gepleegd – is geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van die tenlastegelegde feiten niet de (volledige) vrijheid had om zijn wil te bepalen, betekent nog niet dat bij hem ten tijde van het hem thans verweten feit ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Daartoe geeft het dossier ook geen aanleiding. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte naar de [winkel] is gegaan, daar een sollicitatieformulier heeft ingevuld omdat hij op zoek was naar een baan en zijn gegevens daar heeft achtergelaten. Vervolgens heeft hij in de winkel de twee meisjes aangesproken en leidde dat tot de komst van de politie ter zake van bedreiging. Het hof beschouwt dit als voldoende bewuste, opzettelijk door de verdachte begane handelingen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte ten tijde van zijn handelen niet was verstoken van ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan, zodat de stoornis van de verdachte niet aan een bewezenverklaring van opzet in de weg staat. Gelet op de handelingen, te weten het tonen van een mes en daarbij de woorden bezigen ‘ik ga je snijden’ heeft de verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm minst genomen het voorwaardelijk opzet gehad op bedreiging met zware mishandeling.
De tot vrijspraak strekkende verweren worden verworpen.

Geen oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, bij niet voldoen te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig wordt verklaard, maar dat hem geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de na te nemen beslissing bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling door een mes te tonen aan het slachtoffer en daarbij te zeggen: “'ik ga je snijden”. Door zijn handelen heeft de verdachte bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Het hof rekent het de verdachte in het bijzonder aan dat hij een minderjarig meisje heeft bedreigd, in een supermarkt.
Het hof heeft voorts acht geslagen op onder meer het Pro Justitia-rapport opgesteld door psychiater H. Wind, van 15 februari 2023. Dit rapport is opgemaakt in een andere strafzaak van de verdachte waarbij de tenlastegelegde delicten zijn gepleegd twee maanden na het voorliggende feit. Uit dit rapport volgt – samengevat – dat bij de verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol en van cannabis. Ook heeft hij kenmerken van een psychotische stoornis door middelengebruik gepaard gaande met een gestoorde realiteitstoetsing en paranoïde gedachten. Tot slot heeft de verdachte een ontwikkelingsachterstand. De psychiater heeft geadviseerd om de feiten in die zaak verminderd aan de verdachte toe te rekenen.
Gelet op de betrekkelijk korte periode tussen het voorliggende feit en de feiten in de zaak waarvoor de rapportage is opgemaakt, is het hof met de verdediging en de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd, nu het hof aannemelijk acht dat sprake is van een verband tussen de stoornissen van de verdachte en de bedreiging van de minderjarige.
Het hof heeft ook kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 februari 2025. Daaruit volgt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van uiteenlopende feiten, maar ook dat de verdachte momenteel een onherroepelijke ISD-maatregel ondergaat en dat deze maatregel eind januari 2025 is ingegaan.
Op grond van het vorenstaande acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd voor het bewezen verklaarde, gelet op de persoon van de dader en de omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-213955-22 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-208202-22 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. A.M. Kengen en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 maart 2025.