ECLI:NL:GHAMS:2025:344

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
23-001807-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vernieling van elektriciteitswerk en veroordeling voor (professioneel) kweken van hennep en diefstal van elektriciteit en water

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 augustus 2020. De verdachte, geboren in 1973, was aangeklaagd voor het professioneel kweken van hennep, diefstal van elektriciteit en water, en vernieling van een elektriciteitswerk. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de vernieling van het elektriciteitswerk, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte in de tenlastegelegde periode deze vernieling had gepleegd. De verdachte was echter wel schuldig aan het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit en water. De hennepkwekerij was professioneel ingericht en de verdachte had in totaal 983 hennepplanten gekweekt. De diefstal van elektriciteit en water vond plaats in de periode van 2 maart 2015 tot en met 12 december 2017. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001807-20
datum uitspraak: 11 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-060357-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadslieden naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 29 september 2017 tot en met 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 983 hennepplanten en/of althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode 01-01-2015 tot en met 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit en/of gas en/of water (betreft 29.211 m3 liter water), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander NV en/of PWN, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in of omstreeks periode 1 januari 2015 tot en met 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, althans in Nederland, opzettelijk enig elektriciteitswerk, heeft vernield en/of beschadigd en/of een stoornis in de gang en/of in de werking van voornoemd elektriciteitswerk heeft veroorzaakt en/of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen - te weten brandgevaar voor (de inventaris van) een pand aan de [adres 2] en/of belendende panden is ontstaan en/of
levensgevaar voor een of meer in dat pand en/of in de kelder van dat pand en/of in of nabij die belendende panden aanwezige personen - te duchten was,
immers heeft verdachte (ten behoeve van een in dat pand aanwezige hennepplantage):
  • twee of meer illegale elektriciteitsaansluitingen gemaakt en/of
  • de elektrische installatie verzwaard met zwaardere hoofdzekeringen en/of
  • een grote kabel aangelegd met daarin meerdere kabels (afkomstig van de beide illegale aansluitingen) en/of
  • meermalen opzettelijk bij de ontmanteling heeft verzwegen dat er sprake was van een tweede illegale aansluiting en/of waar voornoemde tweede illegale aansluiting zich bevond,
zodat daardoor gemeen gevaar voor brand in dat pand, en/of in een of meer belendende percelen, in elke geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer in dat pand en/of die (belendende) percelen aanwezige personen en/of een of meer personen, belast met de ontmanteling van de in het pand aangetroffen hennepkwekerij, in elk gevaar levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 3

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het verwijt dat het openbaar ministerie de verdachte maakt, onder de eerste drie gedachtestreepjes van het onder 3 tenlastegelegde, betreft - samengevat - het maken van (verzwaarde) illegale aansluitingen op het elektriciteitsnet terwijl daarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander te duchten is.
De tenlastegelegde periode ziet op de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 december 2017.
Om tot een bewezenverklaring van dit eerste deel van het onder feit 3 tenlastegelegde te komen, is vereist dat bewezen wordt dat de verdachte de in de tenlastelegging omschreven specifieke gedragingen in de tenlastegelegde periode heeft verricht. Anders dan de advocaat-generaal en met de verdediging is het hof van oordeel dat dit niet kan worden bewezen.
Vaststaat dat op 12 december 2017 een in werking zijnde hennepkwekerij is ontmanteld. Er werd geconstateerd door de fraudespecialist van Liander dat er stroomkabels vanuit de kwekerij via de fundering naar buiten gingen: toen de huisinstallatie werd uitgezet bleek dat de hennepkwekerij nog steeds van stroom werd voorzien. Hieruit bleek dat er een illegale aansluiting rechtstreeks naar de kwekerij ging. Deze illegale aansluiting liep via het zijpad van de woning naar de voorkant van de woning en bij het begin van de ingang naar de woning was via een kabelmof een aansluiting gemaakt. Naast de mede met hars (illegaal) aangelegde kabelmof lag een harsverpakking met daarop “'use before' 19-12-2014”.
Aangezien daarna bleek dat een deel van de kwekerij nog steeds onder stroom stond is door medewerkers van Liander besloten om de hoofdkabel aan de openbare weg nogmaals op te graven en deze te volgen tot aan de woning. Er bleek nog een illegale aftakking van de hoofdkabel te zijn.
Uit het dossier komt daarnaast naar voren dat de verbouwingen in en om het huis van de verdachte in 2014 zijn begonnen en dat toen de straat ook heeft opengelegen. Om die reden start de periode zoals is opgenomen bij de diefstal van elektra in de tenlastelegging op 1 januari 2015. Echter, het maken, aanleggen en verzwaren van de (illegale) elektriciteitsaansluitingen was toen al voltooid, nu de straat daarna niet meer heeft opengelegen.
Naar het oordeel van het hof is om die reden niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in het eerste deel van het onder 3 is tenlastegelegd (vernieling van een elektriciteitswerk terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander te duchten is), nu dit buiten de tenlastegelegde periode valt. Voorts kan, anders dan door de advocaat-generaal bepleit, het in stand laten van deze aansluiting niet onder het tenlastegelegde worden gebracht, zodat de verdachte van de eerste drie gedachtestreepjes van het onder feit 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Het resterende gedachtestreepje ziet op het meermalen opzettelijk bij de ontmanteling verzwijgen dat er sprake was van een tweede illegale aansluiting en/of waar voornoemde tweede illegale aansluiting zich bevond. Het hof is van oordeel dat deze gedraging op zichzelf geen invulling kan geven aan de delictsomschrijving van artikel 161bis van het Wetboek van Strafrecht, zodat het hof tot een gehele vrijspraak komt van het onder feit 3 tenlastegelegde.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige in ten aanzien van dit feit gevoerde verweren geen nadere bespreking.

Bewijsoverwegingen

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal van gas.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het bewijs ontbreekt waaruit dwingend volgt dat de verdachte betrokken is bij de daadwerkelijke hennepteelt en/of diefstal van water dan wel stroom of gas, zoals in feit 2 is tenlastegelegd, nu hij slechts zijn woning ter beschikking heeft gesteld en de hokken heeft opgebouwd, zodat daar de hennepkwekerij kon worden geplaatst, kort voor de ontdekking ervan. Gelet op de grootte van de hennepkwekerij en de professionaliteit ervan, kan het niet anders dan dat hierbij meerdere personen zijn betrokken.
Ten aanzien van de diefstal van de elektriciteit en water, zoals tenlastegelegd onder feit 2, had de verdachte slechts wetenschap van de illegale aftapping van stroom, maar heeft hij zelf geen handeling verricht om dit mogelijk te maken.
Het hof overweegt als volgt ten aanzien van feit 1 en feit 2.
Het hof zal, gelijk de rechtbank, bij de beoordeling voorbijgaan aan de verklaring van de verdachte, die inhoudt dat niet hij, maar een ander verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij en de diefstal van
elektriciteit en water. Deze verklaring vindt immers zijn weerlegging in de bewijsmiddelen, en is ook overigens onaannemelijk. Daarbij komt dat de verdachte eerst ter terechtzitting in eerste aanleg een verklaring heeft afgelegd, terwijl hij daar sinds de ontdekking van de hennepkwekerij op 12 december 2017 ruimschoots de gelegenheid toe heeft gehad. Die verklaring vindt verder geen enkele steun in het dossier en is evenmin door de verdediging met stukken onderbouwd. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte zelf verantwoordelijk is voor de bij hem thuis aangetroffen hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit en water ten behoeve van de kwekerij.
Ook voor wat betreft de pleegperiode van feit 2 zoekt het hof aansluiting bij hetgeen uit de bewijsmiddelen volgt.
Tijdens de ontmanteling van de hennepkwekerij bleek dat de stroom werd afgenomen van het netwerk. Er bleek een illegale aftakking gemaakt op het stroomnetwerk voor op de straat. De fraudespecialist van Liander heeft hierover verklaard:
“er is een illegale kabel is aangebracht op de kabelmof, hierdoor wordt er direct stroom afgenomen van het net. Om hetgeen waterdicht te maken, is er twee componenten hars gebruikt. Dit is een veel gebruikt product bij elektra. Het hars hard uit en dicht de kabels af en deze zijn dan waterdicht. De verpakking van deze twee componenten hars, lag bij de mof. Bij deze twee componenten hars, raakt de werking weg als het over de datum is, er is dan geen garantie dat het waterdicht". De verbalisanten hebben gezien dat op de verpakking bij de mof stond:
'use before' 19-12-2014’ [1] .
Een buurtbewoner heeft in 2017 verklaard dat de straat (feitelijk een smal pad) die naast de woning van betrokkene is gelegen drie à vier jaar eerder was opengebroken en de betrokkene daar werkzaamheden heeft verricht. [2] Twee andere buurtbewoners hebben verklaard dat het straatje naast de woning in 2014 enkele maanden heeft opengelegen. [3]
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat in 2014 een illegale aftakking op het stroomnetwerk is aangelegd, via de aangetroffen kabelmof, in de periode dat de straat naast de woning van de verdachte heeft opengelegen, ten behoeve van de diefstal van stroom voor de hennepkwekerij.
Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat er ook verklaringen zijn afgelegd waaruit blijkt dat in 2017 nog geen sprake was van kweekruimtes (in de kelder van) de woning, onder meer gelet op de verklaring van [naam 1] en [naam 2], wordt dit weerlegd door andere verklaringen in het dossier en past dit ook bij de bevindingen van de politie. Zij relateren immers dat beide kweekruimtes waren verborgen achter dubbele wanden en dat de tweede kweekruimte pas door de zoekende verbalisanten kon worden gelokaliseerd na aanwijzingen van de verdachte [4] . Het is dan ook zeer wel mogelijk dat de kweekruimtes ook door [naam 1] en [naam 2] niet zijn gezien.
Het hof zal, gelijk de advocaat-generaal, uitgaan van de startdatum van 2 maart 2015. Deze startdatum staat ook vermeld in het opnameformulier Energiefraude. [5] Naar het oordeel van het hof volgt daaruit dat de hennepkwekerij in elk geval in bedrijf was in de periode vanaf 2 maart 2015 tot het moment dat deze werd ontmanteld op 12 december 2017. Om die reden kan ten aanzien van feit 1 de gehele tenlastegelegde periode en voor feit 2 de periode van 2 maart 2015 tot en met 12 december 2017 bewezen worden verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 29 september 2017 tot en met 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan [adres 2] een hoeveelheid van in totaal 983 hennepplanten.
2.
hij in de periode van 2 maart 2015 tot en met 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit en water toebehorende aan Liander NV of PWN, waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De verdediging heeft verzocht, ingeval van een veroordeling, rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en hem, gelet op die persoonlijke omstandigheden, géén onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Daarbij is hij op een professionele wijze te werk gegaan. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. De hennepteelt is echter niet alleen uit het oogpunt van bescherming van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat de handel in hennep, vanwege de grote winsten die daarmee worden gemaakt, allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt.
Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit en water.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de algemene richtlijn oriëntatiepunten staftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor een hoeveelheid van 500 tot 1.000 hennepplanten als oriëntatiepunt een taakstraf van 180 uren alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden genoemd. Gelet op het feit dat het in de onderhavige zaak gaat om een hoeveelheid van 983 hennepplanten, in een professioneel ingerichte kwekerij, met meerdere oogsten, alsmede gelet op het feit dat het oriëntatiepunt niet mede ziet op de diefstal van elektriciteit en water, neemt het hof een taakstraf van 240 uren als uitgangspunt, naast de voorwaardelijke gevangenisstraf.
Overschrijding van de redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, EVRM is gewaarborgd het recht van iedere verdachte om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kan de verdachte aanspraak maken op een berechting binnen een redelijke termijn vanaf het moment waarop sprake is van een
'criminal charge'.
In eerste aanleg is de redelijke termijn aangevangen op 29 maart 2018, het moment dat de rechter-commissaris een machtiging tot conservatoir beslag ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering heeft afgegeven. De rechtbank heeft uitspraak gedaan op 11 augustus 2020, zodat de redelijke termijn van twee jaren in eerste aanleg met bijna vijf maanden is overschreden. Nadat op 24 augustus 2020 hoger beroep is ingesteld, doet het hof uitspraak op 11 februari 2025. In hoger beroep is de redelijke termijn derhalve twee jaar en zeven maanden overschreden. Van aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden als reden voor dit tijdsverloop is niet gebleken. Om die reden zal het hof in plaats van de passend geachte taakstraf van 240 uren, een taakstraf voor de duur van 200 uren opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf, naast een taakstraf van na te melden duur, passend en geboden teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw met strafbare feiten in te laten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2 STK Luidspreker (Omschrijving: Bang en Olufsen)
1. STK Koffiezetapparaat (Omschrijving: Linea, chassisnr: machine, bonen molen)
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 februari 2025.
mr. M. Iedema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal indicatoren eerdere oogsten met nummer PL1100-2017210032-12, van 21 december 2017, opgemaakt op ambtsbelofte door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en op ambtseed door de verbalisant [verbalisant 3], met fotobijlagen.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017210032-15, van 18 december 2017, opgemaakt op ambtsbelofte door de verbalisant [verbalisant 1].
3.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017210032-9, van 13 december 2017, opgemaakt op ambtsbelofte door de verbalisant [verbalisant 2]..
4.Proces-verbaal van relaas met nummer PL1100-2017210032, van 19 januari 2019, opgemaakt op ambtsbelofte door de verbalisant [verbalisant 1].
5.Opnameformulier Energiefraude, als bijlage gehecht bij Aangifteformulier van energieleverancier Liander van 20 december 2017.