Uitspraak
200.342.031/01OK
1.[bestuurder 2] ,
mr. W.L.H. Aertsen
mr. R.A.M.D. Smit, beiden kantoorhoudende te Eindhoven,
mr. R.J.W. Analbersen
mr. J.L. van Maanen, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
[bestuurder 1],
mr. M.H.J. van Rest en mr. S.S. van Dam, beiden kantoorhoudende te Den Haag,
200.342.107/01OK
mr. R.J.W. Analbersen
mr. J.L van Maanen,beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. R.J.W. Analbersen
mr. J.L. van Maanen, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
1.[bestuurder 1] ,
mr. M.H.J. van Rest en mr. S.S. van Dam, beiden kantoorhoudende te Den Haag,
4.[bestuurder 2] ,
mr. W.L.H. Aertsen
mr. R.A.M.D. Smit, beiden kantoorhoudende te Eindhoven,
- belanghebbende sub 1 in zaaknummer 2oo.342.107/01 OK als [bestuurder 1] ;
- belanghebbende sub 2 in zaaknummer 2oo.342.107/01 OK als [persoonlijke holding 1] ;
- deze belanghebbenden gezamenlijk als [bestuurder 1] c.s.;
- belanghebbende sub 3 in zaaknummer 2oo.342.107/01 OK als Spyke;
- belanghebbende sub 4 in zaaknummer 2oo.342.107/01 OK als [bestuurder 2] ;
- belanghebbende sub 5 in zaaknummer 2oo.342.107/01 OK als [persoonlijke holding 2] ;
- belanghebbende sub 6 in zaaknummer 2oo.342.107/01 OK als Steru;
- deze belanghebbenden gezamenlijk als [bestuurder 2] c.s.;
- [ELC] als ELC;
- [onderzoeker] als [onderzoeker] of de onderzoeker;
- [OK-bestuurder] als [OK-bestuurder] of de OK-bestuurder;
- [OK-beheerder] als [OK-beheerder] of de OK-beheerder.
1.Het verloop van het geding in beide zaken
2.Inleiding en feiten
de lopende investeringen met engagement te laten doorgaan en alle andere te staken”. Bij dat laatste werden het nieuwe filiaal in Venlo en “
bouw hoofdkwartier in Budel” genoemd.
(direct of indirect) zal aanzetten tot enige handeling in strijd met bovengenoemde afspraken in deze Overeenkomst, waaronder de nakoming van het non-concurrentie- en anti-ronselbeding, geheimhoudingsbeding en relatiebeding, dan wel tot het op enige wijze toebrengen van schade aan de onderneming van Werkgever”.
. Enkel voor ons, niet voor iemand anders en provincie is ermee eens Daarom graag een afspraak 17 of 19 november (…) [dochter van bestuurder 1] probeer jij aub ook bij te zijn? Top urgent en belangrijk voor de toekomst."
3.Het onderzoeksverslag
[adviseur van de familie] overliet om zijn "tien punten" onder de aandacht van [bestuurder 2] te brengen, ook nadat [adviseur van de familie] [bestuurder 1] had gezegd dat niet te zullen doen. [bestuurder 1] lijkt de "10-puntenlijst" uiteindelijk te hebben verheven tot een allesbepalend obstakel in de relatie met [bestuurder 2] . De Onderzoeker heeft niet alle punten op de lijst onderzocht, maar over die lijst valt het volgende te concluderen.
. Enkel voor ons, niet voor iemand anders en provincie is ermee eens Daarom graag een afspraak 17 of 19 november (…) [dochter van bestuurder 1] probeer jij aub ook bij te zijn? Top urgent en belangrijk voor de toekomst."
4.De gronden van de beslissing in beide zaken
in verband met “een investering die Dushin[een aan [dochter van bestuurder 1] , [zoon van bestuurder 1] en [bestuurder 1] gelieerde vennootschap – toevoeging Ondernemingskamer]
zou doen in een distributiecentrum en alles wat daarvoor nodig was”, hij heeft wel eens met de compagnon van Wolfpack gesproken;
op zijn laptop laten zetten en heeft die laptop uitgeleend aan [dochter van bestuurder 1] ;
- het ontwikkelen van een zogenaamde pdv-locatie (pdv = perifere detailhandelsvestiging), kennelijk ten behoeve van DoaBuy;
- betalingen aan leveranciers voor of namens DoaBuy;
- betrokkenheid bij inrichting van processen van DoaBuy;
- deelname aan besprekingen van DoaBuy;
- het DoaBuy in staat stellen calculatiesheets van ELC te gebruiken, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd.
Ooooh nog 1 ding, keer aan pap[OK: [bestuurder 1] ]
vragen voor die pc met leveranciers”
on holdgezet. Daarop heeft [bestuursrechtadvocaat] de geplande afspraken met de gemeente Venlo verzet. [bestuursrechtadvocaat] heeft tijdens de bestuursvergadering van 21 januari 2021 het belang van het voortzetten van het overleg met de gemeente en het aanvragen van een bouwvergunning als volgt toegelicht:
zeg maar zou afhaken, dan ga ik er vanuit dat er definitief geen vijfde[ [vennootschap B] ]
vestiging in Nederland meer zal kunnen komen. (…) Nou duidelijk is dat de gemeente (…) gaat afhaken. Is een reëel risico, want het allemaal heel politiek gevoelig (…). Een ander reëel risico is natuurlijk dat de regionale instemming waar ik het net over had, op enig moment wordt ingetrokken, want ook die dateert uit oktober tweeduizend zeventien (2017). Dat is niet erg lang houdbaar dus als die wordt ingetrokken in strijd met de provinciale verordening dat zie ik niet meer recht te zetten.
mêlee aan niet overtuigende redenen” was evident niet in het belang van de Vennootschappen. Vergunningverlening zou niet tot een bouwverplichting leiden zodat de (financiële) nadelen voor de vennootschap (de investering in bouwgrond en leges) beperkt althans te overzien waren, maar er vooral belangrijke voordelen zouden kunnen worden behaald (het op korte termijn zeker stellen van de noodzakelijke vergunning). Dat heeft [bestuurder 1] op het spel gezet. Deze gedragingen van [bestuurder 1] zijn, volgens de onderzoeker, “
of irrationeel of gericht geweest op het beschadigen van [vennootschap B]”.
on holdte zetten. Volgens hem waren de kosten voor leges, verwerving van gronden en advisering substantieel en bedroegen deze al ongeveer € 5 miljoen.
on holdte zetten maar ook, dat hij verklaarde voorafgaand aan de vergunningaanvraag eerst nog een marktonderzoek te willen. Opvallend is dat [bestuurder 1] dat marktonderzoek niet zelf heeft geëntameerd en het voorstel dat [bestuurder 2] daartoe deed heeft weggestemd. De onderzoeker heeft [bestuurder 1] hierover vragen gesteld, maar [bestuurder 1] gaf daarop, blijkens de desbetreffende citaten in het onderzoeksverslag, geen bevredigende antwoorden. De Ondernemingskamer volgt de onderzoeker daarom in zijn conclusie dat de redenen die [bestuurder 1] voor zijn houding geeft, niet overtuigen.
[bestuurder 1] koestert wantrouwen tegen het vermelden van details over de eventuele toekomstige ontwikkelingen in de conceptkoopovereenkomst met de varkenshouder en is bang dat [bestuurder 2] een fait accompli probeert te creëren. [bestuurder 2] daarentegen geeft aan dat de mogelijkheid om een nieuw distributiecentrum te bouwen niet betekent dat het ook daadwerkelijk gebouwd gaat worden en dat het in het belang is van [vennootschap B] om die mogelijkheid open te houden. Vervolgens wordt er gestemd. [bestuurder 2] stemt voor de conceptkoopovereenkomst en tegen een voorstel van [bestuurder 1] om een second opinion te vragen, [bestuurder 1] stemt tegen. De mogelijkheid om extern te salderen had als gevolg van deze impasse verloren kunnen gaan. Dat had niet alleen gevolgen gehad voor de uitbreidingsplannen, maar ook voor de mogelijkheid om de bestaande winkel in Budel te legaliseren en om voldoende parkeerplaatsen aan te leggen”.
on holdte zetten wel te billijken is, maar hij acht het onbegrijpelijk dat [bestuurder 1] heeft tegengehouden dat een koopovereenkomst met de Varkenshouder tot stand kwam, omdat daardoor de mogelijkheid tot extern salderen verloren had kunnen gaan. Ook het besluit om [bestuursrechtadvocaat] niet in te schakelen voor de oplossing van het parkeerprobleem acht de onderzoeker niet te rechtvaardigen, omdat de klachten van de buurman over parkeeroverlast tot sluiting van de winkel hadden kunnen leiden.
De inkopers zeiden tegen [bestuurder 1] dat bepaalde goederen nodig waren, en dat ze akkoord nodig hadden om die te verschepen, dat sommige producten de hogere containerprijzen konden hebben, maar dat ze met sommige producten misschien even moesten wachten. Er moest dus een mix gevonden worden van producten. Daar moest goed over nagedacht worden. Toen gaf [bestuurder 1] niet thuis, op een naar mijn idee onredelijke manier. Het ging om de kerstspullen. Toen ben ik ertussen gesprongen. Als die spullen niet zouden komen, zouden we geen kerstshow hebben. Toen heb ik het transport goedgekeurd.”
De beslissing van [bestuurder 1] op 19 november 2020 om de samenwerking met [bestuurder 2] te beëindigen staat in geen verhouding tot de redenen die [bestuurder 1] daarvoor aanvoert. Die beslissing lijkt ófwel irrationeel, ófwel ingegeven door andere redenen.”Over die andere redenen bevat het onderzoeksverslag geen duidelijke conclusies: de onderzoeker gaat niet verder dan de mogelijkheid te suggereren dat [bestuurder 1] vóór 19 november 2020 zijn besluit al had genomen om niet met [bestuurder 2] , maar met zijn kinderen verder te willen ondernemen. De Ondernemingskamer kan niet vaststellen dat [bestuurder 1] dat besluit vóór 19 november 2020 al had genomen. Feit is wel dat er lange tijd een impasse heeft bestaan bij [vennootschap A] c.s. die in de weg stond aan een goede bedrijfsvoering en dat [bestuurder 1] vanaf 19 november 2020 het vennootschappelijk belang van [vennootschap A] c.s. steeds meer uit het oog is gaan verliezen.
De situatie die ik aantrof bij [vennootschap B] leek op een onderneming die volledig tot stilstand was gekomen. (…) Het werd voor mij al snel duidelijk dat er al geruime tijd geen besluiten meer waren genomen binnen het bestuur van de onderneming. Uit de processtukken bleek dat er een groot tekort aan personeel was. Daarnaast waren er voor een aantal productcategorieën geen inkooporders meer geplaatst bij leveranciers, en stonden honderden containers te wachten op instructie om verscheept te worden van Azië naar Nederland. (…)