3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Riamo en Arch houden ieder 50% van de aandelen in Novero Holdings B.V. (hierna: Novero). Novero houdt alle aandelen in Novero GmbH, Novero International GmbH, Novero Inc en Novero Canada Inc (hierna tezamen: de dochtermaatschappijen). Novero en de dochtermaatschappijen vormen samen de Novero-groep, die actief is op het gebied van de ontwikkeling, productie en verkoop van mobiele communicatie-apparatuur.
(ii) Riamo en DP Holding S.A. (hierna: DPH) zijn statutair bestuurder van Novero. Bestuurder van de dochtermaatschappijen is [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]).
(iii) Arch, Riamo, [betrokkene 1] en Novero hebben op 2 juli 2009 een
joint ventureovereenkomst gesloten. Arch en Novero hebben op dezelfde datum een
Shareholder Loan Agreementgesloten, die ertoe strekt dat Arch in de periode tot en met 31 december 2018 aan Novero op haar verzoek werkkapitaal in de vorm van geldleningen tot een totaalbedrag van € 16 miljoen verstrekt.
(iv) Tussen Arch en Riamo zijn tijdens de uitvoering van de hiervoor onder (iii) vermelde overeenkomsten meningsverschillen gerezen.
(v) De ondernemingskamer heeft bij beschikkingen van 14, 15 en 19 maart 2013 een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Novero over de periode vanaf 1 juli 2009, en een nader aan te wijzen onderzoeker benoemd. Tevens heeft de ondernemingskamer bij wijze van voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding [betrokkene 2] benoemd tot commissaris van Novero, en bepaald dat alle door Arch en Riamo gehouden aandelen in Novero, behoudens één aandeel van elk van beide aandeelhouders, ten titel van beheer zijn overgedragen aan [betrokkene 3].
(vi) Bij beschikking van 20 juni 2013 heeft de ondernemingskamer bij wijze van voorlopige voorziening Riamo met ingang van de datum van de beschikking geschorst als bestuurder van Novero, [betrokkene 2] ontheven uit zijn functie als commissaris van Novero, hem als bestuurder benoemd bij wijze van voorlopige voorziening en bepaald dat hij zelfstandig bevoegd is om Novero te vertegenwoordigen, bij wijze van onmiddellijke voorziening bepaald dat DPH als bestuurder van Novero niet bevoegd is Novero zelfstandig te vertegenwoordigen, en bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de beheerder van aandelen bevoegd is om bindend te kunnen beslissen inzake geschillen tussen partijen over de vraag of een te nemen besluit moet worden aangemerkt als een
board reserved matteren over de vraag of, in welke mate en op welke wijze informatie moet worden verschaft. Het cassatieberoep van Riamo hiertegen is bij beschikking van de Hoge Raad van heden in de zaak onder nummer 13/04531 verworpen.
3.2.1In deze procedure heeft Riamo de ondernemingskamer verzocht een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Novero over de periode vanaf 14 maart 2013, en onmiddellijke voorzieningen te treffen.
[betrokkene 2] en [betrokkene 3] hebben de ondernemingskamer verzocht om onmiddellijke voorzieningen te treffen die onder meer buiten twijfel stellen dat zij binnen hun wettelijke bevoegdheden handelen indien zij zouden besluiten tot, of zouden meewerken aan vervreemding of bezwaring van de activa van Novero.
Novero heeft tegen de verzoeken van Riamo verweer gevoerd en heeft de ondernemingskamer verzocht onmiddellijke voorzieningen te treffen, onder meer om te bepalen, waar nodig in zoverre in afwijking van de statuten van Novero, dat het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van Novero tot (goedkeuring van de) verkoop van de activa op een nader door haar omschreven wijze kan worden genomen met de in de statuten bepaalde meerderheid, onafhankelijk van het ter vergadering vertegenwoordigd gedeelte van het kapitaal.
Riamo heeft haar verzoek aangevuld. Zij verzoekt uiteindelijk primair, subsidiair en meer subsidiair voorzieningen die ertoe strekken dat verkoop en levering van de aan Novero toebehorende activa niet of tijdelijk niet kan plaatsvinden, en zij verzoekt [betrokkene 2] en [betrokkene 3] te ontslaan of schorsen als bestuurder van Novero, respectievelijk beheerder van de aandelen in Novero.
3.2.2De ondernemingskamer heeft de volgende beslissingen genomen, voor zover hier van belang:
(i) het verzoek van Riamo om een enquête te gelasten over de periode vanaf 14 maart 2013 is afgewezen;
(ii) er zijn geen bijzondere beperkingen verbonden aan de eerdere benoeming bij wijze van onmiddellijke voorziening van [betrokkene 2] tot bestuurder van Novero en aan het eerder bij wijze van onmiddellijke voorziening ingestelde beheer van de aandelen;
(iii) bij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding kan, waar nodig in zoverre in afwijking van de statuten van Novero, een mogelijk te nemen besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van Novero tot (goedkeuring van de) verkoop van de activa op een nader in de beschikking aangeduide wijze worden genomen met de in de statuten bepaalde meerderheid, onafhankelijk van het ter vergadering vertegenwoordigd deel van het kapitaal.
3.2.3De ondernemingskamer heeft daartoe onder meer als volgt overwogen.
De verzoeken van Riamo tot het bevelen van een onderzoek over de periode vanaf 14 maart 2013 en tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen hebben in hoofdzaak betrekking op de positie en de taken van [betrokkene 2] (eerst als commissaris en sinds 20 juni 2013 als bestuurder) en [betrokkene 3], alsmede op de wijze waarop zij die taken vervullen (rov. 3.7).
Een verzoek tot vervanging van een bij wijze van onmiddellijke voorziening benoemde bestuurder valt binnen de reikwijdte van art. 2:349a lid 2 BW. Of een zodanig verzoek toewijsbaar is, is mede afhankelijk van een afweging van de betrokken belangen, waaronder in het bijzonder het belang van de desbetreffende vennootschap en de door deze gedreven onderneming. Het verzoek moet vanzelfsprekend worden beoordeeld in het licht van de taken van de bestuurder en de omstandigheden waaronder hij die taken dient te verrichten. Bij die beoordeling past de ondernemingskamer terughoudendheid: de ondernemingskamer bestuurt niet zelf en de door haar benoemde bestuurder verricht zijn taak in beginsel zelfstandig. Bezwaren tegen de wijze waarop de bestuurder zijn taak uitoefent, kunnen slechts leiden tot ontheffing van de bestuurder van zijn functie door de ondernemingskamer indien de bestuurder kennelijk onredelijk heeft gehandeld of, naar redelijkerwijze is te verwachten, zal handelen. Een en ander geldt ook voor een door de ondernemingskamer benoemde beheerder van aandelen, met dien verstande dat hij in het bijzonder – ook – heeft te waken voor de belangen van de houders van de door hem beheerde aandelen, gemeten naar objectieve maatstaven. (rov. 3.8) Ook de vraag of over de periode sinds de benoeming van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap kan worden bevolen, dient, daargelaten of een dergelijk onderzoek op dezelfde voet toewijsbaar is als andere enquêteverzoeken, met terughoudendheid te worden beoordeeld (rov. 3.9).
De bezwaren die Riamo aanvoert tegen het handelen van [betrokkene 2] als bestuurder en [betrokkene 3] als beheerder van aandelen van Novero, moeten derhalve worden beoordeeld in het licht van hun onderscheiden taken en de omstandigheden waaronder zij die taken dienen te verrichten. In deze zaak zijn die omstandigheden kort gezegd de ernstig verstoorde verhoudingen tussen Arch en Riamo en de zeer nijpende financiële situatie waarin Novero zich al geruime tijd bevindt. (rov. 3.10)
Tot op zekere hoogte is de positie van Riamo als bestuurder en als aandeelhouder als gevolg van de door de ondernemingskamer getroffen onmiddellijke voorzieningen inderdaad "uitgehold". Haar bezwaren daartegen kunnen in zoverre als gericht tegen de door de ondernemingskamer gegeven beschikkingen van 14 maart 2013 en 20 juni 2013 geen zelfstandige grond vormen om die voorzieningen op te heffen of te wijzigen. Voor het overige vallen deze bezwaren naar de strekking vooral samen met haar bezwaren tegen de voorgenomen verkoop door Novero van de aandelen in de dochtermaatschappijen. (rov. 3.11) Al deze bezwaren van Riamo gaan niet op. Het handelen en de besluiten van Novero kunnen niet als (kennelijk) onredelijk worden aangemerkt. Het verzoek van Riamo tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen zal daarom worden afgewezen. (rov. 3.12-3.24)
Het handelen en de besluiten van Novero leveren in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen voorts geen gegronde redenen op om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen. Het verzoek tot het bevelen van een enquête kan (reeds) op die grond niet worden toegewezen. (rov. 3.25)
3.3.1De onderdelen 1.1 en 1.2 klagen dat de ondernemingskamer bij de beoordeling van het enquêteverzoek en de verzoeken van Riamo tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen een te beperkte maatstaf heeft gehanteerd.
Bij de beoordeling van deze klachten wordt het volgende vooropgesteld.
3.3.2Indien een onderzoek op de voet van art. 2:345 BW is gelast en de ondernemingskamer, gelet op de belangen van de rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, van oordeel is dat een onmiddellijke voorziening op de voet van art. 2:349a lid 2 BW is vereist in verband met de toestand van de rechtspersoon of het belang van het onderzoek, heeft zij de vrijheid zodanige onmiddellijke voorzieningen te treffen als zij in verband met de toestand van de rechtspersoon noodzakelijk acht, ook indien daarbij tijdelijk inbreuk wordt gemaakt op de geldende rechtsverhoudingen binnen de rechtspersoon. Aan het treffen van zodanige voorzieningen hoeft niet zonder meer in de weg te staan dat deze kunnen leiden tot onomkeerbare gevolgen, mits de voorziening naar haar aard een voorlopige is en bij het treffen van een zodanige voorziening voldoende rekening is gehouden met, en een billijke afweging heeft plaatsgevonden van, de belangen van de betrokken partijen. Dit brengt mee dat de ondernemingskamer iedere voorziening van voorlopige aard mag treffen mits met het oog op de gevolgen ervan een billijke afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden en de noodzaak van deze voorziening voldoende is gebleken. Het laatste is met name ook het geval als naar het oordeel van de ondernemingskamer een minder ingrijpende maatregel niet effectief zou zijn. (Vgl. HR 25 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO7067, NJ 2011/335) 3.3.3Indien de ondernemingskamer op de voet van art. 2:349a lid 2 BW een tijdelijke bestuurder of commissaris heeft benoemd, is het niet aan de ondernemingskamer, maar aan die tijdelijke bestuurder of commissaris om binnen de grenzen van zijn taken en bevoegdheden te beoordelen of bepaalde maatregelen binnen of door de rechtspersoonmoeten worden getroffen en, zo ja, die te treffen.
3.3.4Wordt in verband met de handelwijze van de tijdelijke bestuurder of commissaris wijziging of aanvulling van eerder getroffen onmiddellijke voorzieningen gevraagd, dan zal de ondernemingskamer bij de toepassing van art. 2:349a lid 2 BW, naast hetgeen hiervoor in 3.3.2 is vermeld, tevens de omstandigheden van het geval in verband met die handelwijze in aanmerking moeten nemen. Daarbij kan de ondernemingskamer zonodig mede onderzoeken of de tijdelijke bestuurder of commissaris zijn taak zorgvuldig uitoefent of heeft uitgeoefend.
3.3.5Hetgeen hiervoor in 3.3.3 en 3.3.4 is overwogen, geldt ook indien het niet gaat om een tijdelijke bestuurder of commissaris, maar om een beheerder van aandelen aan wie bij wijze van voorlopige voorziening aandelen ten titel van beheer zijn overgedragen.
3.4.1Tegen de achtergrond van het voorgaande getuigt het niet van een onjuiste rechtsopvatting dat de ondernemingskamer, bij de beoordeling van de door Riamo gevraagde onmiddellijke voorzieningen, de bezwaren van Riamo tegen het handelen van [betrokkene 2] als bestuurder en [betrokkene 3] als beheerder van aandelen van Novero, heeft beoordeeld in het licht van hun onderscheiden taken en de omstandigheden waaronder zij die taken dienen te verrichten.
3.4.2Als die omstandigheden heeft de ondernemingskamer met name in aanmerking genomen de ernstig verstoorde verhoudingen tussen Arch en Riamo en de zeer nijpende financiële situatie waarin Novero zich al geruime tijd bevindt (rov. 3.10). Het oordeel dat onder deze omstandigheden de verzoeken van Riamo om [betrokkene 2] en [betrokkene 3] te ontslaan of schorsen als bestuurder van Novero, respectievelijk beheerder van de aandelen in Novero, slechts voor toewijzing in aanmerking konden komen indien zou blijken dat [betrokkene 2], respectievelijk [betrokkene 3], kennelijk onredelijk had gehandeld of, naar redelijkerwijs valt te verwachten, kennelijk onredelijk zal handelen, geeft in het licht van hetgeen hiervoor in 3.3.2-3.3.5 is overwogen, evenmin blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
3.4.3Uitgaande van zijn oordeel dat het handelen en de besluiten van Novero onder verantwoordelijkheid van de tijdelijke commissaris en later tijdelijke bestuurder [betrokkene 2] en de beheerder [betrokkene 3] niet als kennelijk onredelijk kunnen worden aangemerkt, kon het hof zonder schending van enige rechtsregel tot de conclusie komen dat het enquêteverzoek van Riamo niet toewijsbaar is.
3.4.4Gezien het voorgaande falen de klachten van de onderdelen 1.1 en 1.2.