ECLI:NL:GHAMS:2025:178

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
23-000371-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen na onvoldoende bewijs van herkomst van geldbedrag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het witwassen van een geldbedrag van € 54.250,-, maar had hoger beroep ingesteld tegen de gedeeltelijke veroordeling voor het witwassen van € 5.350,-. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag, dat in ongebruikelijke coupures was aangetroffen. Het openbaar ministerie had de plicht om nader onderzoek te doen naar deze verklaring, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor kon het hof niet wettig en overtuigend vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het aan zijn oordeel was onderworpen en heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de zorgplicht van het openbaar ministerie in strafzaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000371-23
datum uitspraak: 28 januari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-728208-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Bij voormeld vonnis heeft de rechtbank de dagvaarding voor wat betreft het onder feit 1 tenlastegelegde integraal nietig verklaard en voor het onder 4 tenlastegelegde partieel, namelijk de zinsnede ‘(een) ander(e) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en)’. De verdachte is voorts vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2, 3 en partieel onder 4, te weten het witwassen van het geldbedrag ter hoogte van € 54.250,-, is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte bij akte beperkt tot het witwassen van een geldbedrag van € 5.350,- zoals de rechtbank onder feit 4 bewezen heeft verklaard.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 oktober 2017, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, te Amsterdam en/of Amstelveen en/of te Velserbroek, in elk geval in Nederland een of meer voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 5.350,- euro ([adres])
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van
die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en),
althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie en standpunt van de verdediging

De advocaat-generaal heeft zich overeenkomstig zijn schriftelijke requisitoir op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en daartoe – kort samengevat – naar voren gebracht dat het alternatieve scenario van de verdediging over de herkomst van het geld niet aannemelijk is. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het onder de verdachte aangetroffen geldbedrag zal worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat ten aanzien van het aangetroffen geldbedrag van € 5.350,- geen sprake is van een gerechtvaardigd witwasvermoeden. Ingeval het hof wel een dergelijk vermoeden aanneemt, kan niet worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat dit in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van witwassen afkomstig is, omdat de verdachte een concrete, reeds geverifieerde en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag.
Voor het geval het hof anders zou overwegen, heeft de raadsman subsidiair het voorwaardelijk verzoek gedaan om [naam], de broer van de verdachte, als getuige te horen. De raadsman heeft meer subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit ten aanzien van het witwassen van het geldbedrag van € 5.350,-. Daartoe is aangevoerd dat, voor zover het openbaar ministerie betoogt dat het geldbedrag onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, de verdachte – ondanks onherroepelijke vrijspraak voor de andere tenlastegelegde feiten – dit geldbedrag slechts uit eigen misdrijf voorhanden heeft gehad. In dat geval is sprake van de in de jurisprudentie van de Hoge Raad geformuleerde kwalificatieuitsluitingsgrond.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Hoewel, op grond van de inhoud van het dossier, de ten tijde van het lopende opsporingsonderzoek in de woning van de verdachte aangetroffen geldsommen voor een groot deel in voor Nederland ongebruikelijke coupures op dat moment een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen opleverden, is het hof van oordeel dat door de verdachte over de herkomst van de tenlastegelegde gelden een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is afgelegd. Het hof merkt daarbij op dat, alhoewel deze verklaring in een uitermate laat stadium van het in 2017 aangevangen onderzoek is afgelegd - pas ter terechtzitting op 22 november 2022-, het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie had gelegen nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst ervan. Nu daarvan geen sprake is geweest, wordt de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. A.M. Kengen en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. Z. Hoshmand, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2025.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]