In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het witwassen van een geldbedrag van € 54.250,-, maar had hoger beroep ingesteld tegen de gedeeltelijke veroordeling voor het witwassen van € 5.350,-. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag, dat in ongebruikelijke coupures was aangetroffen. Het openbaar ministerie had de plicht om nader onderzoek te doen naar deze verklaring, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor kon het hof niet wettig en overtuigend vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het aan zijn oordeel was onderworpen en heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de zorgplicht van het openbaar ministerie in strafzaken.