ECLI:NL:GHAMS:2025:175

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
23-000785-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en veroordeling voor openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging tegen twee slachtoffers op 20 juni 2021 in Wieringerwerf. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, omdat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat hij daaraan had deelgenomen. De verklaring van de verdachte werd niet als aannemelijk beschouwd, maar er was onvoldoende bewijs om hem te veroordelen.

Ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit, openlijke geweldpleging tegen slachtoffer [slachtoffer 2], heeft het hof geoordeeld dat de verdachte wel degelijk een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De verklaringen van getuigen en het slachtoffer zelf gaven voldoende basis voor de bewezenverklaring van dit feit. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De strafmaat is bepaald op basis van de ernst van het feit, de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep en de positieve veranderingen in de houding van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren en een geldboete van € 500,00, met een voorwaardelijke straf van 15 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] is niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] tot € 250,00 is toegewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000785-22
datum uitspraak: 28 januari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-003732-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2021 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten in de straat: [adres 3] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten dhr. [slachtoffer 1] , door
- die [slachtoffer 1] met meerdere personen te belagen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] te duwen;
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2021 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten in de [adres 3] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten dhr. [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 2] van achteren aan te vallen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde en daarbij verwezen naar de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat de verklaringen in het dossier zo wisselend en onderling tegenstrijdig zijn, dat ze niet kunnen leiden tot een eenduidige reconstructie van hetgeen daadwerkelijk is gebeurd ten tijde van dit tenlastegelegde feit. Zelfs wanneer wordt aangenomen dat de verdachte zich niet in de woning aan de [adres 2] zou hebben bevonden, dan nog kan niet vast worden gesteld dat hij enig aandeel zou hebben gehad in het geweld tegen [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ).
Het hof overweegt als volgt.
Hoewel het hof de verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende dat hij op geen enkel moment (vóór, tijdens en ná) iets heeft meegekregen van het op straat ontstane tumult en geweld jegens [slachtoffer 1] , niet aannemelijk acht, kan naar het oordeel van het hof niet met een voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte deel heeft genomen aan dan wel een strafrechtelijke relevant aandeel heeft gehad in de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] .
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde en daartoe verwezen naar de overwegingen van de politierechter om tot een bewezenverklaring te komen. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de getuigenverklaring van [getuige] , het scenario van de verdachte niet aannemelijk is.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onaannemelijk is dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) uit het niets zouden hebben aangevallen. De getuigenverklaring van [getuige] – voor zover inhoudende dat hij vanuit het raam achter de voordeur alles heeft zien gebeuren – is evenmin aannemelijk, daar het raam op de betreffende deur een kleine strook is waardoor je niet alles kunt zien. Daarnaast is zijn verklaring onduidelijk, omdat daaruit niet volgt waarom [slachtoffer 2] tegen de voordeur aanvalt. Op grond van deze verklaring kan evenmin worden onderbouwd dat sprake is geweest van openlijke geweldpleging, omdat zijn verklaring de mogelijkheid openlaat dat alleen de verdachte dan wel [medeverdachte] [slachtoffer 2] zou hebben geduwd, hetgeen geen openlijk geweld in vereniging, maar een niet ten laste gelegde mishandeling oplevert.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat van het in vereniging plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn.
Uit de hierna op te nemen bewijsmiddelen komt naar voren dat [slachtoffer 2] op 20 juni 2021 onderweg was naar zijn vrienden op de [adres 3] , toen hij werd aangesproken door twee jongens, namelijk de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , die zeiden dat [slachtoffer 2] niet zo stoer moest lopen. Op het moment dat [slachtoffer 2] op de voordeur (het hof begrijpt: de voordeur van [adres 3] , zijnde een plek grenzend aan de openbare weg) klopte, kreeg hij van achteren een klap op zijn achterhoofd. Nadat [slachtoffer 2] zich omdraaide, zag hij dat beide jongens hem aanvielen en sloegen, waarbij [slachtoffer 2] letsel heeft opgelopen. De verklaring van de verdachte dat hij, nadat [slachtoffer 2] hem een duw zou hebben gegeven, naar binnen is gegaan en niets heeft meegekregen van het geheel, acht het hof niet aannemelijk.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat [slachtoffer 2] zowel door de verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] is geslagen op een aan de openbare weg grenzende plek. Beiden hebben dus deelgenomen en zodoende een voldoende significantie bijdrage geleverd aan het geweld tegen [slachtoffer 2] . Het ter zake gevoerde verweer wordt daarom verworpen.
Bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 juni 2021 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon, openlijk, te weten in de [adres 3] , aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 2] van achteren aan te vallen en
- die [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen:

1.
Een proces-verbaal aangifte van 28 juni 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina’s 49 tot en met 53.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 juni 2021 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van[slachtoffer 2]:
Op zondag 20 juni 2021, omstreeks 00:30 uur was ik onderweg naar [adres 3] . Ik ging daar op visite bij vrienden.
Ik zag dat er voor het adres twee jongens stonden. Achteraf hoorde ik van vrienden dat dit dus [verdachte] (het hof begrijp: de verdachte) en [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte] ) waren.
Ik hoorde de jongens zeggen; loop niet zo stoer. Hierop gaf ik aan dat ik geen zin had in ruzie en dat ik gewoon op [adres 3] naar binnen ging. Op het moment dat ik op de voordeur klopte werd ik van achteren aangevallen. Ik voelde een harde klap op mijn achterhoofd waardoor ik mij omdraaide. Vervolgens vielen beide jongens mij aan. Wel weet ik dat ze beide mij geslagen hebben. Hieraan heb ik bulten op mijn hoofd overgehouden.
2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 13 augustus 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina’s 54 tot en met 55.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 augustus 2021 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van[getuige]:
Op zaterdagavond 19 juni 2021 omstreeks 21.00 uur was ik op een feestje van een vriend van mij, [naam] , op de [adres 3] .
Op een gegeven moment zag ik door het raam van de voordeur [slachtoffer 2] staan. Ik hoorde een bonk en zag dat [slachtoffer 2] van achter aangevallen werd. Op het moment van de bonk zag ik twee personen achter [slachtoffer 2] staan. Dit waren [medeverdachte] en [verdachte] . Ik ken [medeverdachte] en [verdachte] heel goed, ik heb heel lang met hen in het voetbalteam gezeten. Ik weet zeker dat dit [medeverdachte] en [verdachte] waren.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen slachtoffer [slachtoffer 2] , door hem onverhoeds van achteren aan te vallen en vervolgens te slaan tegen zijn hoofd. Hierdoor heeft het slachtoffer letsel opgelopen in de vorm van bulten op zijn hoofd. Een dergelijk feit brengt naast schade, angst en pijn voor een slachtoffer, gevoelens van angst en onrust in de samenleving teweeg. Dit geldt temeer nu de verdachte en zijn medeverdachte het feit hebben gepleegd op een aan de openbare weg grenzende plaats midden in een woonwijk.
In beginsel rechtvaardigen feiten als dit oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van enige duur, mede gelet op de straffen die meestal bij een dergelijke openlijke geweldpleging worden opgelegd, en die zijn beschreven in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Toch zal het hof niet daarvoor kiezen, nu in strafmatigende zin rekening gehouden wordt met het aanzienlijke tijdsverloop sinds het gepleegde feit, de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep (zie hieronder) en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep blijk gegeven van positieve veranderingen in zijn (levens)houding en gedrag. Daarnaast is de verdachte blijkens zijn uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 december 2024 niet opnieuw met justitie in aanraking gekomen sinds de veroordeling in eerste aanleg voor het onderhavig feit.
In hoger beroep is sprake geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. In deze zaak geldt als uitgangspunt dat de behandeling ter terechtzitting had moeten zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De rechtbank heeft op 21 maart 2022 vonnis gewezen. Namens de verdachte is op dezelfde datum hoger beroep ingesteld. Het hof doet heden, ruim twee jaar en tien maanden later, uitspraak, zodat de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep is overschreden met ruim tien maanden. Deze overschrijding heeft het hof gecompenseerd in de strafmodaliteit en -soort, in die zin dat (mede) ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn het hof heeft gekozen voor een geheel voorwaardelijke taakstraf en een geldboete.
Het hof acht, alles afwegende en mede gelet op de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde, een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur en een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.991,09. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering, conform de beslissing van de politierechter, geheel toe te wijzen.
De raadsman heeft het hof verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen en daardoor rechtstreeks immateriële schade heeft geleden in de zin van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek . Het hof begroot de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op € 250,00. Daarbij is rekening gehouden met de aard en ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, alsmede de vergoedingen die in soortgelijke gevallen door rechters zijn toegekend.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 36f, 63 en 141 Sr.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 juni 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. D.A.C. Koster en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. Z. Hoshmand, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2025.
De jongste raadsheer is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]