ECLI:NL:GHAMS:2024:818

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
200.318.301/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Causaal verband en onrechtmatige daad bij schade door grondwateronttrekkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 april 2024 een tussenarrest gewezen in een hoger beroep dat was ingesteld door FH Holland tegen vonnissen van de rechtbank Noord-Holland. FH Holland was betrokken bij funderingsherstelwerkzaamheden aan een woning, waarbij grondwater werd onttrokken. De appellante, FH Holland, betwistte de aansprakelijkheid voor de schade die was ontstaan aan de woning van [naam c.s.]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er een onrechtmatige daad was gepleegd door FH Holland, en dat er een causaal verband bestond tussen de werkzaamheden en de schade aan de woning. FH Holland vorderde in hoger beroep terugbetaling van een schadevergoeding die zij had betaald aan [naam c.s.]. Het hof heeft in het arrest aangegeven dat er behoefte is aan deskundigenrapporten om de technische vragen over het causaal verband tussen de grondwateronttrekkingen en de schade aan de woning te beantwoorden. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de deskundige(n) en de vragen die aan hen voorgelegd moeten worden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.318.301/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem: C/15/313365 / HA ZA 21-94
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 april 2024
inzake
FUNDERINGSHERSTEL HOLLAND B.V.,
gevestigd te Uithoorn,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagde,
advocaat: mr. A. Knol te Assendelft,
tegen

1.1. [geïntimeerde 1] ,2. [geïntimeerde 2] ,beiden wonende te [plaats] ,geïntimeerden in principaal hoger beroep,appellanten in incidenteel hoger beroep,

bij de rechtbank: eisers,
advocaat: mr. F. Dijkslag te Amersfoort.

1.1. De procedure in hoger beroep

1.1.
Appellante wordt hierna FH Holland en geïntimeerden gezamenlijk worden [naam c.s.] . en ieder afzonderlijk [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] genoemd.
1.2.
FH Holland heeft bij dagvaarding van 5 oktober 2022 hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 2 maart 2022 en
20 juli 2022 tussen [naam c.s.] . als eisers en FH Holland als gedaagde heeft uitgesproken.
1.3.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- de memorie van grieven, met productie;
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep alsmede vermeerdering van eis, met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
1.4.
Op 21 februari 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [naam c.s.] . productie 9 toegezonden. Mr. Knol en mr. Dijkslag hebben tijdens de mondelinge behandeling spreekaantekeningen overgelegd. Productie 9 van [naam c.s.] . en de spreekaantekeningen maken deel uit van het procesdossier. Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1.
Sinds 1994 is [naam c.s.] . eigenaar van de woning aan het [adres 1] [1] in [plaats] (hierna: de woning).
2.2.
In augustus 2004 heeft [naam c.s.] . vanwege een aanstaande verbouwing Lankelma Ingenieursbureau B.V. (hierna: Lankelma) ingeschakeld om de fundering van de woning te inspecteren en archiefonderzoek te doen. In de rapportage van 6 oktober 2004 komt Lankelma tot de volgende conclusie:
“Uit de beschikbare onderzoeken is geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de staat van de fundering van de hoofdbouw. (…) Aanbevolen wordt om, bij de voorgenomen verbouwing, funderingsherstel van de achteruitbouw te overwegen.”2.3. In 2006 is de woning verbouwd, waarbij onder meer de achterbouw van de woning opnieuw is gefundeerd.
2.4.
FH Holland is een bedrijf dat funderingen herstelt en heeft als specialisme het onderkelderen van woningen. In 2019 is FH Holland ingeschakeld om werkzaamheden aan de woning aan het [adres 1] [2] in [plaats] (hierna: nummer [2] ) uit te voeren.
2.5.
Voorafgaand aan de start van de werkzaamheden op nummer [2] heeft [X] B.V. (hierna: [X] ) in opdracht van FH Holland op 11 juni 2019 een bouwkundige opname van de woning verricht. De bevindingen zijn vastgelegd in een rapport van 13 juni 2019 (hierna: de nulmeting).
2.6.
Op 21 juni 2019 is FH Holland gestart met werkzaamheden op nummer [2] . Deze werkzaamheden hebben zes maanden geduurd en bestonden uit het herstellen van de fundering en het onderkelderen van nummer [2] . Om deze werkzaamheden uit te kunnen voeren is grondwater onttrokken. Er is tijdens de werkzaamheden zogenoemde open bemaling toegepast, waarbij grondwater uit de bouwput is gepompt en in het riool is afgevoerd.
2.7.
Tijdens de werkzaamheden is de grondwaterstand gemeten in een nabijgelegen peilbuis van het Waternet met nummer E04115 en twee peilbuizen die waren aangebracht bij nummer [2] . De laagste gemeten grondwaterstand bij de peilbuis met nummer E04115 was 146 cm onder N.A.P. en bij de peilbuizen bij nummer [2] 141 cm onder N.A.P. De aanlegdiepte van de woning is 210 cm onder N.A.P.
2.8.
Op 6 augustus 2019 heeft [naam c.s.] . melding gedaan bij [X] van scheurvorming die is ontstaan bij de boog in de hal en bij de muur bij de kelderdeur. Ook op 15 en 26 augustus 2019 heeft [naam c.s.] . schade geconstateerd en heeft dit opnieuw gemeld. [X] heeft deze meldingen doorgestuurd aan FH Holland.
2.9.
Op 6 oktober 2019 heeft [naam c.s.] . de eigenaren van nummer [2] verzocht geen werkzaamheden meer te verrichten die schade kunnen veroorzaken.
2.10.
Op 24 oktober 2019 heeft EversPartners Raadgevend Ingenieursbureau (hierna: EversPartners) in opdracht van de eigenaren van nummer [2] de schade aan de woning opgenomen. In het rapport van 14 november 2019 van EversPartners staat, voor zover van belang, het volgende:
“Tijdens de opname zijn er diverse schades onderzocht. Het betreft hoofdzakelijk scheurvormingen. Het zijn hoofdzakelijk zakkingscheuren of zettingsscheuren. Dit is het gevolg van het onttrekken van grondwater uit de omgeving. De kelderbak is een omsloten damwand wat steeds verder wordt uitgegraven. Indien er gekozen is voor een retourbemaling dan wordt het grondwater weer terug in de omgeving gebracht. In dit geval is er gekozen om het grondwater op het riool aan te sluiten. Dit wil zeggen hierdoor wordt grondwater onttrokken. Doordat het grondwater wordt onttrokken in combinatie met het niet gelijkmatig belasten van de tussenmuur en de kelder is de tussenmuur waarschijnlijk iets gaan zetten wat scheurvorming in de wanden tot gevolg heeft. (…) De waargenomen schade heeft geen gevolgen voor de constructieve veiligheid van het pand. Scheurvormingen zijn hoofdzakelijk het gevolg van zetting van de fundering.”
2.11.
Met de brief van 25 november 2019 heeft [naam c.s.] . FH Holland aansprakelijk gesteld voor de schade aan hun woning. FH Holland heeft de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.12.
In de notitie van 10 december 2019 constateert EversPartners naar aanleiding van de resultaten van de grondwaterstanden, die via de peilbuizen zijn gemeten door FH Holland, het volgende:
“(…) Uit bovenstaande (aangeleverde) gegevens blijkt dat de bestaande fundament niet droog is komen te staan. Tijdens overleg is aangegeven dat uit metingen van waternet blijkt dat er veel verval is in grondwaterstanden, soms meer dan een meter. (…) Na het uitzetten van de pomp zal de omliggende grond en grondwater enige tijd nodig hebben om zicht te herstellen (…).”2.13. In opdracht van [naam c.s.] . heeft Lankelma op 31 januari 2020 een visuele inspectie in de woning uitgevoerd. Op 13 februari 2020 heeft Lankelma een advies uitgebracht. Lankelma heeft het volgende geconcludeerd:
“Bij mijn rondgang door de woning heb ik scheuren, scheve kozijnen, wijkende aftimmeringen en klemmende deuren aantroffen die grofweg in de volgende categorieën zijn in te delen:1. In de kelder is een horizontale scheur ontstaan in de muur langs de trap naar beneden. Het is aannemelijk dat de oorzaak in een zakking van de keldervloer ligt.2. Er zijn verschillende scheuren ontstaan in de wanden die dwars op de bouwmuren van het hoofdhuis staan.3. Er zijn klemmende deuren en wijkende aftimmeringen ontstaan tussen het hoofdhuis en de achteruitbouw.4. De tuin is ingeklonken.(…)
Duiding nu aangetroffen schade

1.Kelder(…) De horizontale scheur in de wand naast de trap (van tussen 5 – 7mm openstaand) is recent en hoogstwaarschijnlijk ontstaan door zakking van de keldervloer. Zeer aannemelijk is dat de zakking in de keldervloer (in het midden tussen de dragende bouwmuren) is ontstaan door wegvallen van de grondwaterdruk en inklinken van de grond. Dit zou betekenen dat, ondanks de afstand tot nummer [2] , er zoveel en zolang grondwater is onttrokken dat het grondwaterpeil ter plaatse van nummer [1] is gezakt tot onder de aanlegdiepte van de fundering (onderzijde keldervloer).

2.Scheuren in de dwarsrichtingDe scheuren in de dwarswanden in de woning duiden in hun positie en patronen op een scheefstand naar nummer [3] . Omdat de scheuren recent zijn bestaat het vermoeden dat een situatie onder nummer [3] of nummer [2] de oorzaak zullen zijn. Onder nummer [3] bevindt zich een kelder over het gehele oppervlak. Verstoring door werkzaamheden op nummer [2] die invloed hebben op de zakking van nummer [3] (wegvallen van grondwaterdruk onder de kelder of een plotselinge zakking met een mechanische oorzaak) zullen ook van invloed zijn op de gemeenschappelijke muur tussen [1] en [3] en dus de scheefstand van [1] naar [3] hebben veroorzaakt of in ieder geval vergroot met de nieuwe scheuren tot gevolg. Het is aannemelijk dat de grondwaterdaling (zoals geconstateerd onder de kelder en in de tuin en dus reikend tot voorbij de rechter bouwmuur van nummer [1] ) ook geleidt zal hebben tot extra negatieve kleef aan de palen van nummer [1] en dus de (extra) zakking heeft veroorzaakt.

3.Schade op aansluiting achteraanbouw-hoofdgebouw

Doordat de achteraanbouw in 2004 opnieuw is gefundeerd en het hoofdgebouw nog op de bestaande houten fundering staat bestaat er een verschil in zakkingsgedrag. Bij de opname tijdens de nulmeting van [X] is te zien dat het pand netjes is onderhouden recent is gestuct en geschilderd en dat er nauwelijks sprake was van schade voorafgaand aan de werkzaamheden op nummer [2] . De gemelde schade (ook vastgelegd in de opname van Evers Partners) laat een patroon zien waardoor je kunt concluderen dat het hoofdgebouw ten opzichte van de aanbouw richting de straat, het [adres 1] , is gezakt. Hoogstwaarschijnlijk heeft de invloed van de werkzaamheden (onttrekking van grondwater) voor een extra zakking gezorgd ( zie ook de analyse bij 2.) met de vastgelegde schade tot gevolg.

4.De tuin is ingeklonken

De tuin is zichtbaar gezakt gedurende de werkzaamheden op nummer [2] . Het is aannemelijk dat onttrekking van grondwater hiervan de oorzaak is. Het feit dat de tuin is ingeklonken bewijst dat de invloed van de wateronttrekking op nummer [2] reikt tot voorbij de perceelgrenzen van nummer [1] .”

Lankelma komt tot de conclusie dat voorafgaand aan de werkzaamheden onvoldoende onderzoek is gedaan om zo eenduidig aan te kunnen tonen dat de schade wel of niet afkomstig is van de werkzaamheden op nummer [2] .
2.14.
EversPartners heeft op 26 februari 2020 nogmaals de schade opgenomen en de in november 2019 geplaatste scheurmeters uitgelezen. In het daaropvolgende rapport van 4 maart 2020 concludeert EversPartners:
“De vergroting van de scheur ter plaatse van de kolom op de begane grond is mogelijk het gevolg van extra zetting van de fundering, veroorzaakt door de geconcentreerde belasting.”
2.15.
In de brief van 5 maart 2020 heeft [naam c.s.] . FH Holland in gebreke en nogmaals aansprakelijk gesteld. FH Holland heeft opnieuw de aansprakelijkheid afgewezen.
2.16.
Op verzoek van FH Holland heeft Duytsbouw constructies (hierna: Duytsbouw) de fundering van de woning beoordeeld door de woning te bekijken en archiefonderzoek te verrichten. In de rapportage van 29 maart 2021 van Duytsbouw staat onder meer het volgende:
“Tevens hebben wij de woning [adres 2] [1] op 3 maart 2021 waarbij wij de schade aan de woning niet meer hebben kunnen waarnemen omdat deze geheel was hersteld, echter de schade aan de kelderconstructies was nog zichtbaar inclusief de reeds vele jaren herstelde lekkage. (…) Uit al deze verzamelde (archief) informatie blijkt dat het pand [adres 1] [1] sinds vele jaren problemen kent met de fundering en dat daar ook gedurende deze periode diverse ingrepen voor zijn uitgevoerd, echter nooit een geheel herstel van alle delen van het woonhuis, waardoor de constructies van het woonhuis onderhevig was aan zettingen.”Duytsbouw sluit af met de conclusie dat er geen reden is om aan te nemen dat de schade door de daling van de grondwaterstanden is ontstaan.
2.17.
In opdracht van [naam c.s.] . heeft Lankelma meetbouten aangebracht in de woning om zakkingen in de fundering te meten. In de rapportage van 15 februari 2023 komt Lankelma tot de conclusie dat de gemeten zakking in periode mei 2020 tot en met februari 2023 als klein aan te merken is.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
[naam c.s.] . is een procedure bij de rechtbank gestart. [naam c.s.] . heeft gevorderd FH Holland te veroordelen tot betaling aan [naam c.s.] . € 32.920,48 vanwege geleden schade, vermeerderd met wettelijke rente, € 2.545,84 aan buitengerechtelijke kosten voor vaststelling van schade en aansprakelijkheid, € 14.925,76 aan nog in de toekomst te maken buitengerechtelijke kosten en € 1.336,09 aan buitengerechtelijke kosten ter verkrijging van haar vordering buiten rechte. Verder heeft [naam c.s.] . gevorderd FH Holland in de proceskosten te veroordelen.
3.2.
In het tussenvonnis van 2 maart 2022 heeft de rechtbank overwogen dat sprake is van een onrechtmatige daad die FH Holland kan worden toegerekend en heeft de rechtbank aangenomen dat er causaal verband bestaat tussen de uitgevoerde werkzaamheden en de schade aan de woning. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de schadeverdeling, waarbij als uitgangspunt gold dat de schade voor 70% aan FH Holland kon worden toegerekend en voor 30% vanwege eigen schuld voor rekening van [naam c.s.] . kwam. Verder heeft de rechtbank [naam c.s.] . de gelegenheid gegeven de schade nader te onderbouwen door het overleggen van specificaties en facturen, waarna FH Holland hierop mocht reageren.
3.3.
In het eindvonnis van 20 juli 2022 blijft de rechtbank van oordeel dat 70% van de schade aan FH Holland kan worden toegerekend en 30% voor rekening van [geïntimeerde 1] blijft. FH Holland is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 18.979,03, vermeerderd met wettelijke rente, € 1.686,74 aan buitengerechtelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en € 964,79 aan buitengerechtelijke kosten ter verkrijging van haar vordering buiten rechte. FH Holland is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

4.De beoordeling in hoger beroepDe procedure in hoger beroep

4.1.
Tegen de vonnissen van de rechtbank is FH Holland onder aanvoering van zes grieven in hoger beroep gekomen. De grieven stellen in de kern opnieuw aan de orde de vragen over onrechtmatigheid en causaal verband. Ook komt FH Holland op tegen de veroordeling tot betaling van de schade, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. FH Holland vordert terugbetaling van € 25.724,72 dat zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [naam c.s.] . heeft voldaan, vermeerderd met wettelijke rente. Ook vordert zij [naam c.s.] . te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
[naam c.s.] . heeft verweer gevoerd en heeft ook zelf onder aanvoering van drie grieven hoger beroep ingesteld. Ook heeft [naam c.s.] . haar eis vermeerderd met € 2.429,27 met wettelijke rente. De rechtbank heeft een deel van de door [naam c.s.] . gevorderde schade afgewezen, waaronder kosten die [naam c.s.] . zou hebben gemaakt voor het herstellen van een deel van de klemmende deuren en kasten. Tegen deze afwijzing heeft [naam c.s.] . geen grieven gericht, zodat deze schadeposten in hoger beroep geen rol spelen.
Onrechtmatige daad – causaal verband?
4.3.
Het hof stelt het volgende voorop. Tussen partijen staat vast dat in de periode juni 2019 tot en met januari 2020 door FH Holland grondwater is onttrokken op nummer [2] en dat in diezelfde periode schade is ontstaan aan de woning van [naam c.s.] . De vraag die partijen in essentie verdeeld houdt, is of het onttrekken van het grondwater de schade aan de woning van [naam c.s.] . op nummer [1] heeft veroorzaakt en of FH Holland toerekenbaar onrechtmatig jegens [naam c.s.] . heeft gehandeld. Bij de beoordeling van de vraag of FH Holland onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [naam c.s.] . zal worden aangeknoopt bij de maatstaven van de Hoge Raad zoals neergelegd in de uitspraak van 12 januari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:17). Het hof ziet aanleiding om eerst in te gaan op de vraag of sprake is van een causaal verband.
Standpunt [naam c.s.] . causaal verband4.4. [naam c.s.] . heeft gesteld dat sprake is van causaal verband tussen de grondwateronttrekkingen door FH Holland en de door haar gestelde schade aan de woning en in de tuin. [naam c.s.] . heeft daartoe verwezen naar de rapportages van EversPartners en Lankelma. In deze rapportages wordt geconcludeerd dat het waarschijnlijk is dat door het teveel onttrekken van grondwater schade aan de woning en de tuin is ontstaan. De opgetreden schade valt bovendien samen met de periode van de onttrekking van het water. Tijdens de werkzaamheden zijn scheuren in muren en gevels en klemmende deuren ontstaan en is de tuin ingeklonken. [naam c.s.] . verwijst verder naar de nulmeting van [X] en benadrukt dat die schade niet aanwezig was voordat FH Holland met de werkzaamheden op nummer [2] begon. Volgens [naam c.s.] . is niet gebleken dat enig andere oorzaak als condicio sine que non kan worden gekwalificeerd dan de werkzaamheden. Anders dan door FH Holland is aangevoerd, is niet gebleken dat de fundering van de woning gebreken had. [naam c.s.] . heeft verwezen naar de rapportage van Lankelma van 2004 en naar de resultaten zoals vastgelegd in de rapportage van Lankelma van februari 2023. Bovendien rust de tuin niet op een fundering, zodat dat niet de oorzaak van het inklinken van de tuin kan zijn geweest. [naam c.s.] . heeft gesteld dat de schade is ontstaan door het wegvallen van de opwaartse druk door een langdurige en forse daling van de grondwaterstand als gevolg van het langere tijd wegpompen van veel grondwater. De grondwaterdaling was ook niet in lijn met de historische fluctuaties. Over de door FH Holland overgelegde meetresultaten uit de peilbuizen heeft [naam c.s.] . aangevoerd dat niet is gebleken dat FH Holland iedere dag de meting heeft uitgevoerd, hetgeen wel had gemoeten conform het concept Maatwerkbesluit. Van die resultaten kan dus niet worden uitgegaan, aldus [naam c.s.] .
Standpunt FH Holland causaal verband4.5. FH Holland heeft weersproken dat sprake is van een causaal verband tussen de werkzaamheden aan nummer [2] , waaronder het onttrekken van het grondwater, en de door [naam c.s.] . gestelde schade. [naam c.s.] . heeft volgens FH Holland niet aannemelijk gemaakt dat de door haar gestelde schade hoofdzakelijk het gevolg is van het onttrekken van grondwater door FH Holland. Zo is de grondwaterdaling altijd boven de aanlegdiepte (210 cm -/- N.A.P.) van de woning gebleven, zodat volgens FH Holland daardoor geen zettingen kunnen zijn opgetreden en daardoor dus geen schade kan zijn ontstaan. Bovendien hebben er in het verleden ook grondwaterdalingen plaatsgevonden, waarbij de laagste daling (111 cm -/- N.A.P.) lager is geweest dan de laagste daling (141 cm -/- N.A.P.) die is gemeten bij de bouwlocatie. Verder kenden de grondwaterstanden in het verleden ook veel fluctuaties van soms wel meer dan een meter. De conclusie kan dus geen andere zijn dan dat de wateronttrekking geen invloed heeft gehad op de schade, zodat het causaal verband ontbreekt. FH Holland heeft verder verwezen naar de rapportage van Duytsbouw. De oorzaak van de schade ligt bij de staat van de kelderbak en de fundering van de woning. Uit de rapportages van EversPartners en Lankelma kan volgens FH Holland niet de conclusie worden getrokken dat de schade is veroorzaakt door de werkzaamheden die zijn uitgevoerd door FH Holland. Bovendien heeft Lankelma de meetgegevens van de peilbuizen niet bij de rapportage getrokken. Mede daarom kan de vraag of de grondwateronttrekking de belangrijkste oorzaak van de schade is niet aan de hand van die rapportage beantwoord worden. Niet is komen vast te staan dat door de verlaging van het grondwater de opwaartse druk onder de kelderbak is verdwenen, waardoor schade is ontstaan. Bovendien is de aanlegdiepte van de kelderbak onduidelijk, zodat hierover geen conclusie kan worden getrokken, aldus FH Holland.
Voornemen benoeming deskundige
4.6.
Het hof overweegt als volgt. De vraag of het (enkel) onttrekken van grondwater op nummer [2] de schade aan en in de woning op nummer [1] tot gevolg heeft gehad (zoals [naam c.s.] . meent) of dat dit (mede) is veroorzaakt door de conditie van de fundering van de woning (zoals FH Holland betoogt), is een technische aangelegenheid. De door partijen overgelegde rapportages en notities geven verschillende oorzaken voor de ontstane schade aan en in de woning op nummer [1] . Het hof heeft behoefte aan een nadere voorlichting door een deskundige over de (kern) vraag die partijen verdeeld houdt, namelijk of sprake is van causaal verband tussen de wateronttrekking gedurende zes maanden op nummer [2] en de schade aan en in de woning op nummer [1] . Het hof ziet daarom aanleiding om een deskundige te benoemen ter beantwoording van de volgende vragen.
1.
Zijn als gevolg van het gedurende zes maanden onttrekken van grondwater, en de daarmee gepaard gaande grondwaterdaling, door FH Holland op het [adres 1] nummer [2] in [plaats] (hierna: nummer [2] ) scheurvorming, een klemmende deur en lekkage aan en in de woning en/of verzakking van de tuin aan het [adres 1] [1] in [plaats] (hierna: de woning op nummer [1] ) ontstaan? Wilt u uw antwoord zo uitgebreid mogelijk motiveren?
2. Kunt u aangegeven hoe de conditie van de fundering van de woning op nummer [1] is? Kunt u daarbij onderscheid maken tussen de fundering van de voorbouw en achterbouw van de woning op nummer [1] ?
3. Indien het antwoord op vraag 1 (deels) bevestigend kan worden beantwoord, kunt u aangeven of en in welke mate de conditie van de fundering van de woning op nummer [1] heeft bijgedragen aan de scheurvorming, de klemmende deur en of de lekkage? Wilt u uw antwoord zo uitgebreid mogelijk motiveren?
4.
Wat is de aanlegdiepte van de bodem van de kelderbak van de woning op nummer [1] ?
5. Indien vraag 1 (deels) bevestigend kan worden antwoord, heeft de wijze waarop de kelderbak aan de woning op nummer [1] hangt invloed op de ontstane scheurvorming? Zo ja, in welke mate en op welke scheurvorming ziet dat?
6.
Komt er vanuit het grondwater een opwaartse druk onder de kelderbak tegen de bodem daarvan? Zo ja, heeft het onttrekken van het grondwater tot gevolg gehad dat de opwaartse druk onder de kelderbak is weggevallen en dat daardoor scheurvorming is ontstaan? Zo ja, waar in de woning op nummer [1] (kelder, begane grond, eerste verdieping) heeft dit scheurvorming kunnen veroorzaken? Wilt u uw antwoord zo uitgebreid mogelijk motiveren?
7. Wat is uw mening over de grondwaterstanden zoals deze zijn geregistreerd door FH Holland (productie 3 conclusie van antwoord) en de grondwaterstanden zoals deze zijn geregistreerd in de peilbuis E04115 van het Waternet (productie 30 conclusie van repliek)? Zijn de fluctueringen als matig, normaal, fors of anderszins aan te duiden? Maakt bij de beantwoording van vraag 1 nog uit of de grondwaterdaling plotseling of geleidelijk heeft plaatsgevonden? Zo ja, in hoeverre? Wilt u uw antwoord zo uitgebreid mogelijk motiveren?
8. Heeft u verder nog opmerkingen die in het kader van de beantwoording van de voormelde vragen van belang zijn?
4.7.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uitlaten over het aantal, de deskundigheid en –
bij voorkeur eensluidend– de persoon van de te noemen deskundige(n). Ook kunnen partijen zich uitlaten over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Het hof zal de deskundige(n) de instructie geven de door partijen overgelegde rapportages en notities bij zijn onderzoek te betrekken en verzoeken gemotiveerd aan te geven wanneer hij het uitdrukkelijk wel of juist niet eens is met de bevindingen in de rapportages en notities.
4.8.
Volgens de hoofdregel van artikel 195 Rv dient [naam c.s.] . als eisende partij het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige(n) te dragen. Het hof is voornemens om conform de hoofdregel het voorschot ten laste van [naam c.s.] . te brengen. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 30 april 2024 voor akte aan de zijde van beide partijen tot het in rechtsoverwegingen 4.7 en 4.8 aangegeven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A. van der Pol, O.G.H. Milar en R.F. Groos en door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024.