ECLI:NL:GHAMS:2024:739

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
200.332.809/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderzoek naar beleid en gang van zaken van Geesink Norba Holding B.V. in faillissement

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van Geesink Norba Holding B.V., dat in staat van faillissement verkeert. De voormalige bestuurder van Geesink Norba, [B], heeft op 29 september 2023 een verzoek ingediend om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap en haar dochtermaatschappijen, met name naar de overname door WPW op 7 november 2022. De verzoekster stelde dat de nieuwe aandeelhouder niet in het belang van de vennootschap handelt en dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid.

De Ondernemingskamer heeft de zaak behandeld op 1 februari 2024, waarbij de verzoekster haar verzoek tot onmiddellijke voorzieningen niet langer handhaafde. De curator en de huidige bestuurder van Geesink Norba hebben aangegeven dat zij geen behoefte hebben aan een onderzoek. De Ondernemingskamer heeft overwogen dat, gezien het faillissement van Geesink Norba en het standpunt van de curator, het verzoek niet kan worden toegewezen. De kosten van een eventueel onderzoek kunnen niet worden gedragen door de boedel, en geen van de partijen was bereid deze kosten te financieren.

Uiteindelijk heeft de Ondernemingskamer het verzoek van Geesink Norba afgewezen, met de overweging dat het belang aan het enquêteverzoek was komen te ontvallen. De beslissing is genomen zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.332.809/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 21 maart 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEESINK NORBA HOLDING B.V., in staat van faillissement,
gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mrs. J.W. de Groot,
A.W. van der Veenen
R.R. de Kruijf, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEESINK NORBA HOLDING B.V., in staat van faillissement,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaten:
mrs. C.J. Jageren
B.J. Hermans,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLOBITAS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLOBITAS CAPITAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILLEMSPARKWEG CXIV B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GN FINANCE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mrs. F.M. Peters,
S.W. Vissinken
K.F. Liew, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
5. de vennootschap naar buitenlands recht
FIRION INVESTMENTS S.L.U,
gevestigd te Madrid, Spanje,
6.
[C],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mrs. R.P.A. de Wit,
M. Koriaen
R.M.A. Ruijs, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
7.
[A], in zijn hoedanigheid van bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEESINK NORBA HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
BELANGHEBBENDE
advocaat:
mr. M.H.R.N.Y. Cordewener, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
8.
mr. S.D.W. GRATAMA, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEESINK NORBA HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. R.N. de Jong, kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • de vennootschap Geesink Norba Holding B.V. als Geesink Norba;
  • Geesink Norba, vertegenwoordigd door haar voormalige bestuurder [B] , als verzoekster;
  • Geesink Norba, vertegenwoordigd door het bestuur dat is aangetreden na het ontslag van [B] , als verweerster;
  • belanghebbende sub 1 als Globitas;
  • belanghebbende sub 2 als Globitas Capital;
  • belanghebbende sub 3 als WPW;
  • belanghebbende sub 4 als GN Finance;
  • belanghebbenden sub 1 t/m 4 gezamenlijk als Globitas c.s.;
  • belanghebbende sub 5 als Firion;
  • belanghebbende sub 6 als [C] ;
  • belanghebbenden sub 5 en 6 gezamenlijk als Firion c.s.;
  • belanghebbende sub 7 als [A] ;
  • belanghebbende sub 8 als de curator;
  • [B] als [B] ;
  • [D] als [D] .

1.Het verloop van het geding

1.1
Verzoekster heeft bij verzoekschrift van 29 september 2023, zoals aangevuld op 6 november 2023, de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
1. een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Geesink Norba en – voor zover noodzakelijk – haar (klein)dochtervennootschappen, in het bijzonder naar
a. de gang van zaken rond de overname van Geesink Norba door WPW op 7 november 2022;
b. de handelwijze van Globitas c.s. inzake de herstructurering van de Geesink Norba groep en de uitvoering van de verplichtingen uit de
Sale and Purchase Agreement(hierna: de
SPA) van 7 november 2022;
2. als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure
a. de door [C] afgegeven
Positive Pledgebuiten werking te stellen (zie 2.9);
b. een derde persoon te benoemen tot bestuurder van Geesink Norba die belast is met de herstructurering van de Geesink Norba groep;
3. Globitas c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
Verweerster heeft bij verweerschrift van 10 oktober 2023 de Ondernemingskamer te kennen gegeven het verzoekschrift dat door [B] namens Geesink Norba is ingediend in te trekken, althans de Ondernemingskamer verzocht het verzoek af te wijzen.
1.3
Globitas c.s. en Firion c.s. hebben ieder afzonderlijk bij verweerschrift van 10 oktober 2023 de Ondernemingskamer verzocht verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen.
1.4
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 1 februari 2024. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
1.5
Ter zitting heeft verzoekster de hiervoor, in 1.1 onder 2 genoemde verzoeken tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen niet langer gehandhaafd. Wel heeft zij de Ondernemingskamer verzocht, bij wijze van een onmiddellijke voorziening, Globitas c.s. hoofdelijk te veroordelen om adequate zekerheid te verschaffen ter zake van de kosten van het onderzoek.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over de Geesink Norba groep, een fabrikant van afvalinzamelvoertuigen. In november 2022 zijn de aandelen in Geesink Norba overgenomen door WPW, onderdeel van Globitas groep. De voormalige bestuurder van Geesink Norba is op 29 september 2023 deze procedure gestart, omdat hij meent dat de nieuwe aandeelhouder niet handelt in het belang van de vennootschap en haar onderneming. Diezelfde dag is hij door de aandeelhouder ontslagen. Het opvolgende bestuur en de overige betrokken partijen hebben te kennen gegeven dat de voormalige bestuurder niet bevoegd was het verzoek in te dienen en hebben kenbaar gemaakt dat zij een onderzoek niet in het belang van de vennootschap achten. De mondelinge behandeling van het verzoek is op 19 oktober 2023 aangehouden, nadat partijen gemeld hadden dat zij een regeling hadden getroffen. Op 6 november 2023 heeft verzoekster het verzoek aangevuld en verzocht om voortzetting van de behandeling. Op 22 november 2023 zijn de Nederlandse werkmaatschappijen van Geesink Norba in staat van faillissement verklaard en vervolgens op 12 december 2023 ook Geesink Norba zelf. De op 14 december 2023 geplande mondelinge behandeling van de zaak is daarop aangehouden tot 1 februari 2024. De curator meent nu dat geen onderzoek nodig is. Dat geldt ook voor de aandeelhouder en de huidige bestuurder. De voormalige bestuurder van verzoekster volhardt in het verzoek en ziet in de gang van zaken na 19 oktober 2023 te meer aanleiding een onderzoek te gelasten.
2.2
Geesink Norba is opgericht in 1875. Geesink Norba staat aan het hoofd van de Geesink Norba groep, een groep die actief is in 39 landen en circa 600 werknemers heeft. De aandelen in Geesink Norba worden gehouden door WPW. Ten tijde van het indienen van het verzoekschrift was [B] enig bestuurder van Geesink Norba. Op 29 september 2023 is [B] opgevolgd als bestuurder door [D] . Inmiddels is [A] enig bestuurder van Geesink Norba.
2.3
Globitas Capital is enig aandeelhouder en enig bestuurder van WPW. Globitas is enig bestuurder van Globitas Capital.
2.4
WPW, Globitas Capital, GN Finance en Globitas maken deel uit van de Globitas groep, een Nederlandse investeringsmaatschappij met investeringen in ondernemingen in verschillende Europese landen en de Verenigde Staten. Aan het hoofd van de Globitas groep staat Globitas.
2.5
Firion is een in Spanje gevestigde investeringsmaatschappij met een Chinese aandeelhouder. Firion was tot de overname door WPW op 7 november 2022 enig aandeelhouder van Geesink Norba. [C] was tot de overname bestuurder van Geesink Norba.
2.6
Firion heeft gedurende haar aandeelhouderschap een (ongesecureerde) aandeelhouderslening verstrekt aan Geesink Norba van in totaal € 80 miljoen (hierna: de
Intercompany Loan). Daarnaast is in een
Comfort Lettervan 13 april 2022 vastgelegd dat Firion “
will continue to provide adequate financial support to Geesink Norba Holding B.V. as necessary to ensure the continued viability of the Company until 31 of May 2023
.
2.7
In juli 2022 is [B] aangetrokken als
Chief Restructuring Officerom de mogelijkheden van een herstructurering van de Geesink Norba groep te onderzoeken, waarna een herstructureringsplan (hierna: het
Herstructuringsplan) is opgesteld.
2.8
Op 7 november 2022 heeft Firion haar aandelen in Geesink Norba verkocht aan WPW. De voorwaarden van de transactie zijn neergelegd in de SPA. In de SPA is onder meer opgenomen dat Firion de
Intercompany Loanoverdraagt aan WPW of een aan WPW gelieerde vennootschap – GN Finance – (artikel 2.1. en Schedule 8 bij de SPA) en dat Firion een bedrag van € 4,5 miljoen aan WPW betaalt dat uitsluitend mag worden aangewend ter financiering van de Geesink Norba groep in verband met de herstructurering van de groep (artikel 5.1. SPA, hierna: de
Additional Payment). De koopprijs voor de aandelen, de
Intercompany Loanen de
Additional Paymentbedroeg € 1. De bepaling die ziet op de
Additional Paymentluidt als volgt:

The Seller shall make an additional amount of EUR 4,500,000 (in words: four million five hundred thousand euro) available to the Purchaser for the purpose of senior financing to the Group Companies (theAdditional Payment) in accordance with, and subject to, the provisions of this Clause 5 and the Notary Letter. The Purchaser shall use the Additional Payment exclusively to provide (secured) financing to and for the benefit of the Group Companies on or before 31 May 2023 in connection with the proposed restructuring of the Group Companies’ businesses after Completion, including a solvent wind down of the Company simultaneously with all Group Companies or any wind down of the business operations of one or more of the Group Companies, as the Purchaser sees fit at its sole discretion.
2.9
In de SPA (artikel 7.1 en Schedule 9 bij de SPA) is een (door [C] afgegeven) zogenoemde
Positive Pledgeopgenomen, inhoudende dat Geesink Norba en haar groepsmaatschappijen op eerste verzoek aan WPW en GN Finance zekerheden zullen verstrekken “
for the repayment obligations that any of the GNG Companies or the wider GNG Group[de Geesink Norba groep]
may have to the Financiers[WPW en GN Finance]
under the (amended, extended or refinanced) Loan[de Intercompany Loan]
and/or any future financing provided by the Financiers to the GNG Companies and/or the GNG Group”.
2.1
Bij brief van 7 november 2022 heeft Firion de
Comfort Lettervan 13 april 2022 (zie 2.6) ingetrokken. Deze brief is door [C] namens Geesink Norba voor akkoord ondertekend.
2.11
Eveneens op 7 november 2022 is [B] , die eerder was aangetrokken als
Chief Restructuring Officer, benoemd tot enig bestuurder van Geesink Norba en is [C] afgetreden als bestuurder.
2.12
Op 24 september 2023 heeft WPW een
Bridge Loanvan € 2,5 miljoen aan Geesink Norba verstrekt. WPW heeft daarbij als zekerheid een pandrecht verkregen op de debiteurenportefeuille van de Geesink Norba groep.
2.13
Op 29 september 2023 heeft een algemene vergadering van Geesink Norba plaatsgevonden waarin [B] is ontslagen als bestuurder en [D] is benoemd tot bestuurder van Geesink Norba.
2.14
Op 16 oktober 2023 heeft WPW een tweede
Bridge Loanaan Geesink Norba verstrekt van € 2 miljoen. Als zekerheid heeft WPW een hypotheekrecht gevestigd op het bedrijfspand van Geesink Norba aan de [......] te Emmeloord.
2.15
Op 19 oktober 2023 stond de mondelinge behandeling van het verzoek van verzoekster gepland. Partijen hebben toen ter zitting de Ondernemingskamer medegedeeld dat zij een regeling (hierna: de
Regeling) hebben bereikt en om een aanhouding van de procedure verzocht om de Regeling uit te werken.
2.16
Op 22 oktober 2023 is [D] afgetreden als bestuurder van Geesink Norba en is [A] , die werkzaam was als CFO van Geesink Norba, hem opgevolgd als bestuurder.
2.17
Op 30 oktober 2023 hebben WPW en GN Finance afstand gedaan van hun rechten onder de
Positive Pledge.
2.18
Bij e-mail van 6 november 2023 heeft (de advocaat van) verzoekster de Ondernemingskamer bericht dat partijen geen definitieve regeling hebben bereikt en de Ondernemingskamer verzocht om een voortzetting van de mondelinge behandeling van het verzoek. Daarbij heeft verzoekster de gronden van het verzoek aangevuld en een aanvullende onmiddellijke voorziening verzocht. De mondelinge behandeling van het verzoek is vervolgens gepland op 14 december 2023.
2.19
Op 14 november 2023 is aan de Nederlandse werkmaatschappijen uit de Geesink Norba groep (Geesink Group B.V., Geesink B.V., Geesink Norba Benelux B.V. en Geesink Norba Export B.V.) surseance van betaling verleend. De surseance is op 22 november 2023 omgezet in een faillissement. Op 11 december 2023 heeft Geesink Norba haar eigen faillissement aangevraagd bij de rechtbank Amsterdam. Dit verzoek is op 12 december 2023 door de rechtbank behandeld en toegewezen, waarna de mondelinge behandeling van het verzoek in de enquêteprocedure, die op 14 december 2023 zou plaatsvinden, is verplaatst naar 1 februari 2024.
2.2
Bij brief van 25 januari 2024 heeft de curator de Ondernemingskamer bericht dat hij, voor zover artikel 27 Fw van overeenkomstige toepassing zou zijn, de enquêteprocedure niet overneemt en dat, als de enquêteprocedure wordt voortgezet, dit buiten bezwaar van de boedel dient plaats te vinden en de boedel niet belast dient te worden met de proces- en onderzoekskosten.

3.De gronden van de beslissing

3.1
Verzoekster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Geesink Norba en dat de toestand van de vennootschap nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft verzoekster – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
[C] heeft op zijn laatste dag als bestuurder van Geesink Norba, op 7 november 2022, namens Geesink Norba een tweetal besluiten genomen die niet in het belang van de vennootschap waren: het om niet verstrekken van een
Positive Pledgeen het om niet afstand doen van de rechten van Geesink Norba onder de
Comfort Lettervan Firion.
Globitas c.s. handelen in strijd met het belang van de vennootschap door (disproportionele) zekerheden af te dwingen bij het verstrekken van financiering aan Geesink Norba. Hiermee handelen zij in strijd met artikel 2:8 BW.
De overname van Geesink Norba door Globitas kent een aantal onduidelijke voorwaarden, zoals de
Additional Paymenten de
Intercompany Loan(zie 2.8), die een directe impact hebben op de vennootschap en het functioneren van haar governance.
Het ontslag van [B] is niet in het belang van de vennootschap en de gronden die door WPW zijn aangevoerd voor het ontslag zijn feitelijk onjuist.
WPW heeft zich in de Regeling gecommitteerd aan het Herstructureringsplan, maar WPW is daarvan teruggekomen en heeft zich op het standpunt gesteld dat een nieuw herstructureringsplan moet worden opgesteld.
Alle controle lijkt weg te zijn binnen Geesink Norba. De bestuurder die [B] op 29 september 2023 is opgevolgd, [D] , is op 22 oktober 2023 alweer afgetreden. Vervolgens is [A] benoemd als bestuurder van Geesink Norba, maar hij beschikt niet over de benodigde kwaliteit en ervaring om naast zijn functie als CFO als CEO op te treden en een herstructurering zoals die van de Geesink Norba groep te leiden.
Globitas c.s. hebben de Regeling geschonden en hebben daarbij te kwader trouw gehandeld.
3.2
Verweerster, Globitas c.s. en Firion c.s. hebben – ieder afzonderlijk – verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dit verweer ingaan.
Ontvankelijkheid
3.3
Globitas c.s. en Firion c.s. menen dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat het indienen van het verzoekschrift door [B] een vertegenwoordigingshandeling betreft waartoe [B] niet bevoegd was. De Ondernemingskamer overweegt hierover als volgt. Het verzoekschrift van Geesink Norba dat in opdracht van [B] door mr. De Groot is ingediend, heeft de Ondernemingskamer bereikt per e-mail op 29 september 2023 te 13:42 uur. Dat was 18 minuten voor aanvang van de algemene vergadering waarin besluitvorming over het ontslag van [B] als bestuurder aan de orde was. [B] was op dat moment als bestuurder van Geesink Norba vertegenwoordigingsbevoegd. Het verzoek is dus bevoegdelijk door [B] namens Geesink Norba gedaan.
3.4
Ten tweede wijzen Globitas c.s. erop dat [D] , na zijn benoeming tot bestuurder, namens Geesink Norba mr. De Groot heeft verzocht het verzoek in te trekken. Aan dat verzoek dient volgens Globitas c.s. gehoor te worden gegeven. De omstandigheid dat mede om een onderzoek naar het ontslagbesluit is verzocht, levert volgens Globitas c.s. geen uitzonderingssituatie op. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer houdt het besluit tot ontslag van [B] verband met de onderwerpen waarover een onderzoek wordt verzocht. Onder die omstandigheden zou een juiste werking van het enquêterecht op onaanvaardbare wijze worden doorkruist, indien het enquêteverzoek niet-ontvankelijk zou zijn op de enkele grond dat de vennootschap, vertegenwoordigd door de nieuwe bestuurder, dat verzoek zou intrekken. Verzoekster is dus ontvankelijk in haar verzoek.
3.5
Globitas c.s. hebben subsidiair aangevoerd dat de aanvullende gronden die verzoekster op 6 november 2023 heeft aangevoerd (de bezwaren verwoord onder 3.1 e t/m 3.1 g) niet kunnen bijdragen aan het verzoek, omdat [B] niet namens Geesink Norba gronden kan aandragen die zien op de periode na zijn ontslag. De Ondernemingskamer verwerpt dit verweer. Verzoekster is als gezegd ontvankelijk in haar verzoek en het staat haar dan vrij om nadien ter ondersteuning van dat verzoek nadere feiten en omstandigheden aan te dragen voor zover die strekken ter verdere onderbouwing van de gronden die aan het oorspronkelijk verzoek ten grondslag zijn gelegd (vgl. HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1435, rov 4.2.2. en de conclusie AG onder 3.6).
Gevolgen faillissement
3.6
Geesink Norba en haar Nederlandse werkmaatschappijen zijn op 12 december 2023 respectievelijk 22 november 2023 in staat van faillissement verklaard. Verzoekster heeft ter zitting het enquêteverzoek ingetrokken voor zover het betrekking had op de Nederlandse werkmaatschappijen.
3.7
Naar aanleiding van het faillissement van Geesink Norba is de vraag opgeworpen of het geding op de voet van artikel 27 of 28 Faillissementswet (Fw) moet worden geschorst. Dat is niet het geval. De bevoegdheid van een gefailleerde vennootschap om een enquête tegen zichzelf te verzoeken behelst de uitoefening van een vennootschapsrechtelijke bevoegdheid. Die bevoegdheid kan niet worden aangemerkt als een daad van beheer ten aanzien waarvan de curator op de voet van artikel 68 Fw exclusief bevoegd is (vgl. HR 29 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT0144 en HR 19 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AD3052 en ECLI:NL:HR:1999:AD3053). Artikel 27 en 28 Fw zijn daarom niet van toepassing zodat het geding niet wordt geschorst.
Dit is anders indien de gefailleerde vennootschap een enquête verzoekt met betrekking tot haar dochtermaatschappij. In dat geval kan immers de gefailleerde vennootschap met haar verzoek wel beogen een vermogensbelang te dienen, zodat de curator dan wel exclusief bevoegd is en de procedure wel op de voet van artikel 27 of 28 Fw kan worden geschorst (vgl. OK 21 juni 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BR4821).
Doeleinden van het enquêterecht bij gebrek aan financiële middelen buiten bereik
3.8
Het wettelijk uitgangspunt is dat de kosten van het onderzoek worden gedragen door de rechtspersoon (artikel 2:350 lid 3 BW).
3.9
Het verzoek een enquête te gelasten bij Geesink Norba is gedaan door haar voormalige bestuurder, [B] . De opvolgende bestuurder, [D] , heeft na het ontslag van [B] namens Geesink Norba meegedeeld het verzoek te willen intrekken omdat een kostbaar onderzoek mede gelet op de financiële problemen van Geesink Norba niet in het belang van de vennootschap zou zijn. De huidige bestuurder van Geesink Norba, [A] , onderschrijft dat standpunt. Globitas c.s. hebben aangevoerd dat het niet in het belang van Geesink Norba is om een onderzoek te gelasten en zij hebben erop gewezen dat een enquêteonderzoek naast het onderzoek dat door de curator zal worden uitgevoerd geen toegevoegde waarde heeft. Firion c.s. hebben zich daarbij aangesloten. De curator heeft kenbaar gemaakt dat hij zelf een onderzoek naar onregelmatigheden zal (laten) uitvoeren en dat daarnaast geen behoefte bestaat aan een enquêteonderzoek. De kosten van een enquêteonderzoek zullen niet door de boedel worden gedragen.
3.1
Gelet op het faillissement van Geesink Norba en het standpunt van de curator, heeft de Ondernemingskamer ter zitting van 1 februari 2024 onderzocht of verzoekster of een van de andere partijen bereid is om de kosten van een eventueel te bevelen onderzoek te dragen. Geen van partijen heeft zich daartoe bereid verklaard.
3.11
Verzoekster heeft de Ondernemingskamer verzocht Globitas als feitelijk beleidsbepaler op de voet van artikel 2:354 juncto 2:349a BW te verplichten de kosten van het onderzoek te financieren. Verzoekster heeft daarbij onder meer verwezen naar de uitspraak van de Ondernemingskamer van 27 december 2012 (ECLI:NL:GHAMS:2012:BY7940). Anders dan in deze uitspraak, is hier echter geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden die rechtvaardigen dat, in afwijking van het wettelijk systeem, reeds voorafgaand aan een (eventueel) onderzoek wordt bepaald dat anderen dan de rechtspersoon de kosten van het onderzoek dragen, daarvoor zekerheid stellen of die kosten voorfinancieren (vgl. OK 8 december 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5140, rov. 3.4; OK 8 april 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1587, rov. 2.2 e.v.; OK 27 september 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3978, rov. 2.4 e.v.).
3.12
Aldus staat op voorhand vast dat een eventueel te gelasten onderzoek niet kan worden gefinancierd en niet zal worden uitgevoerd, zodat de doeleinden van het enquêterecht in deze procedure niet kunnen worden gediend of bereikt. Daarmee is het belang aan dit enquêteverzoek komen te ontvallen zodat een verdere beoordeling achterwege kan blijven.
Slotsom
3.13
De slotsom luidt dat het verzoek van verzoekster wordt afgewezen. De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van Geesink Norba Holding B.V. af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P. Wessels, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en mr. J.M. de Jongh, raadsheren, en drs. V.G. Moolenaar en mr. drs. F. Marring RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Frans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.