ECLI:NL:GHAMS:2024:474
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep echtscheiding en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de echtscheiding tussen de man en de vrouw. De man was in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 14 september 2023, waarin de echtscheiding was uitgesproken. De vrouw had verzocht om het hoger beroep met voorrang te behandelen, wat het hof heeft toegewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 februari 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De man heeft bezwaar gemaakt tegen de late indiening van het verweerschrift van de vrouw, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, oordelend dat er geen sprake was van schending van de goede procesorde.
Het hof heeft vastgesteld dat beide partijen in eerste aanleg om echtscheiding hebben verzocht, en dat de man zijn verzoek in hoger beroep heeft ingediend vanwege de gevolgen van de echtscheiding, met name de verplichting tot het betalen van partneralimentatie. Het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep van de man niet-ontvankelijk is, omdat hij terugkomt op zijn eerder gedane verzoek tot echtscheiding. De vrouw heeft verzocht om de man te veroordelen in de proceskosten, en het hof heeft geoordeeld dat de man nodeloos hoger beroep heeft ingesteld, waardoor hij in de kosten van de procedure moet worden veroordeeld. De proceskosten zijn vastgesteld op € 2.428,- aan salaris advocaat, en het hof heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing houdt in dat de man niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep tegen de echtscheiding, en dat de overige punten in hoger beroep aan de orde blijven.