ECLI:NL:GHAMS:2023:202
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake echtscheiding en huurrecht van de echtelijke woning met verzoek tot terugbetaling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de echtscheiding tussen de man en de vrouw, die in 2008 huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan. De man had in eerste aanleg verzocht om de echtscheiding, maar stelde in hoger beroep dat hij niet kon instemmen met de echtscheiding omdat hij in de woning wilde blijven wonen. De vrouw verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof oordeelde dat de man niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tegen de echtscheiding, omdat hij zelf het verzoek had ingediend en niet kon terugkomen op zijn verzoek.
Daarnaast ging het hof in op de toewijzing van het huurrecht van de echtelijke woning. De man stelde dat hij meer belang had bij het huurrecht vanwege zijn medische situatie, terwijl de vrouw aanvoerde dat zij meer recht had op het huurrecht omdat zij al lange tijd ingeschreven stond bij de woningcorporatie en minder mobiel was. Het hof concludeerde dat de belangen van de vrouw zwaarder wogen, onder andere omdat de woning zich in het centrum bevond en zij aanspraak kon maken op een bijstandsuitkering.
Tot slot deed de man een verzoek tot terugbetaling van €10.000,-, dat hij in 2016 aan de vrouw had overgemaakt. Het hof oordeelde dat de man niet voldoende had onderbouwd dat dit bedrag als voorziening was bedoeld en wees het verzoek tot terugbetaling af. De beschikking van de rechtbank werd in zoverre bekrachtigd.