Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
- de in hoger beroep gevoerde verweren zal bespreken;
- de bewijsmiddelen, na het eventueel instellen van beroep in cassatie, uitgewerkt zal opnemen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Bespreking van verweer
- op 18 september 2022 is de verdachte staande gehouden naar aanleiding van een zogenoemde ANPR-hit. Bij de doorzoeking van zijn auto is een verborgen ruimte aangetroffen;
- op 29 oktober 2022 is door de politie contact gezocht met de officier van justitie en heeft deze toestemming verleend voor het plaatsen van een technisch hulpmiddel voor de duur van 14 dagen;
- op 30 oktober 2022 is op grond van artikel 3 Politiewet een niet-registrerend peilbaken geplaatst op de auto van de verdachte;
- op 4 november 2022 hebben verbalisanten de auto van de verdachte geparkeerd zien staan voor een bedrijfspand; zij wisten dit omdat het voertuig was voorzien van het peilbaken;
- op 6 november 2022 is het baken uitgevallen door een lege batterij;
- op 8 november 2022 heeft een verbalisant contact gehad met de officier van justitie en verzocht om van 14 november 2022 tot 18 november 2022 een nieuw peilbaken te mogen plaatsen. Er is door de officier van justitie toestemming verleend om op grond van artikel 3 Politiewet een nieuw baken te plaatsen voor de voornoemde periode;
- op 13 november 2022 is het baken vervangen rond 22:30 uur, zodat het de volgende dag meteen inzetbaar zou zijn;
- op 14 november 2022 is de verdachte op heterdaad aangehouden.
Oplegging van straf
,waaruit volgt dat hij ook in gesprek met de reclassering heeft aangegeven dat hij een paar ritten heeft gereden om cocaïne af te leveren, waarvoor hij 250 euro per rit zou verdienen. Tot slot acht het hof de door de verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting in hoger beroep, dat de andere ritten zouden zijn geweest met “een Amsterdams persoon die telkens een tasje bij zich had”, ongeloofwaardig, mede gelet op het late tijdstip dat verdachte met deze verklaring is gekomen en daarnaast die verklaring onvoldoende is onderbouwd en in het geheel niet verifieerbaar is.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.