2.4.Het Hof heeft in de bestreden uitspraak onder het hoofd 'Overweging met betrekking tot het bewijs' met betrekking tot het hiervoor weergegeven verweer het volgende overwogen:
"De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde nu er - kort gezegd - in het opsporingsonderzoek vormen zijn verzuimd en er naar het oordeel van de rechtbank bewijsuitsluiting dient te volgen. Bij gebrek aan voldoende resterend bewijs, heeft de rechtbank geconcludeerd tot vrijspraak van verdachte.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat geen sprake is van een vormverzuim in het opsporingsonderzoek en dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een veroordeling van de verdachte te komen. De raadsman van verdachte heeft - ook in hoger beroep - vrijspraak van verdachte bepleit.
Feitelijke gang van zaken
Bij de beoordeling gaat het hof uit van de hierna te vermelden feiten.
Het Team Nodale Oriëntatie van de politie draait, in samenwerking met de Landelijke Eenheid Flexibel Interventie Team, een project gericht op mobiele dadergroepen die woonachtig zijn in Midden-Nederland. Het doel van voornoemd project is om zicht te krijgen op personen en of voertuigen waarvan het vermoeden bestaat dat zij (het hof begrijpt: die personen) (vermogens)delicten plegen die op heterdaad kunnen worden ontdekt. Er dient sprake te zijn van een reisbeweging die plaatsvindt om het delict te kunnen plegen. Op basis van aangeleverde informatie door een Basisteam moet worden vastgesteld dat sprake is van meer dan eens en dat er geen sprake is van toeval en het voertuig en/of de persoon waarop de interventie is gericht moet zijn opgenomen in de politiesystemen.
Verdachte is voor dit project in beeld gekomen omdat hij in de politiesystemen achtendertig keer geregistreerd is als verdachte en is aangemerkt als een geprioriteerde woninginbreker. Voorts is gebleken dat verdachte ten tijde van deze vermogensdelicten gebruik maakte van een motorvoertuig, te weten een blauwe Opel Vectra voorzien van kenteken [AA-00-BB]. Dit voertuig staat geregistreerd op naam van verdachte.
Naar aanleiding van voornoemde informatie over verdachte is contact gelegd met de officier van justitie. Deze heeft toestemming verleend om op basis op artikel 3 van de Politiewet 2012 kortstondig, met een maximum van drie weken, voornoemd voertuig te voorzien van een peilbaken. Het peilbaken geeft om de tien seconden zijn positie door. De plaatsbepaling van het peilbaken wordt niet gelogd en is slechts live, middels een uitleesunit, te bekijken. Uit onderzoek voordien is gebleken dat verdachte zijn delicten buiten zijn woonplaats Renswoude pleegt. Door middel van een zogenaamd "geofence", een softwarematig hekwerk, wordt slechts bij reisbewegingen die passen binnen de modus operandi van verdachte overgegaan tot controle. Het geofence bestond in dit geval uit Renswoude en omgeving. Het peilbaken is op 19 december 2015 op het voertuig van verdachte geplaatst.
Op 23 december 2015 om 14:15 uur blijkt uit gegevens van het peilbaken dat het voertuig van verdachte buiten de geofence in beweging is. Het voertuig wordt gedurende de middag en begin van de avond door politieagenten gevolgd. Omstreeks 20:00 uur wordt door verbalisanten op de uitleesunit gezien dat het voertuig stopt in de Van Leeuwenhoekstraat te Hilversum. Verbalisant [verbalisant 1], lopend op de Van Leeuwenhoekstraat richting de Callandstraat, treft de auto van verdachte onafgesloten aan op de hoek van de Van Leeuwenhoekstraat en de Calandstraat. Kort daarvoor in de Van Leeuwenhoekstraat liepen drie mannen in donkere kleding hem tegemoet. Eén van de mannen heeft inhammen in het haar en een gezet postuur. Hij ziet dat de drie mannen de brandgang tussen de perceelnummers 154 en 156 van de Van Leeuwenhoekstraat ingaan. Verbalisant [verbalisant 1] blijft bij de auto van verdachte staan.
Een andere verbalisant, [verbalisant 2], loopt de brandgang in. Op een gegeven moment ziet hij door een kier in de schutting een man staan met zijn rug naar hem toe. Deze man staat in de brandgang die parallel loopt aan de eerder genoemde brandgang. De ingang van de tweede brandgang bevindt zich aan de Cornelis Drebbelstraat tussen de perceelnummers 37 en 39. Iets verderop in de tweede brandgang ziet hij nog twee mannen gebukt bij een deur staan. De drie mannen slaan op de vlucht als de stilte wordt doorbroken door twee andere agenten die de brandgang in komen. De drie mannen rennen in de richting van de Cornelis Drebbelstraat. De verbalisanten roepen: "heterdaad, heterdaad!".
Na ongeveer twintig seconden nadat hij "heterdaad, heterdaad" hoort, ziet verbalisant [verbalisant 1] een man met versnelde pas in de richting van hem en de Opel Vectra komen. De man komt uit de Calandstraat, in de richting van de Cornelis Drebbelstraat. Het blijkt verdachte te zijn. Hij herkent verdachte als één van de mannen die hem eerder waren gepasseerd, te weten de man met de inhammen en het gezette postuur. Verdachte heeft een versnelde ademhaling. Verdachte wordt door verbalisant [verbalisant 1] aangehouden. Verdachte heeft bij zijn aanhouding in zijn jaszak een setje donkere werkhandschoenen, een donkere sok, een multi gereedschapssleutel en een klein zaklampje. Verbalisant [verbalisant 2] relateert dat verdachte één van de mannen is die hij kort daarvoor in de brandgang heeft gezien. Door de politie wordt geconstateerd dat er een schroef is gedraaid in het cilinderslot van de deur waarbij de mannen zijn gezien. Ter hoogte van het slot zat een moet in het kozijn en de deur. Uit de aangifte van [betrokkene 1] blijkt dat de betreffende deur de poortdeur naar de tuin van het pand aan de [a-straat 1] betreft. De bewoner van de woning aan de [a-straat 2], welke woning zich op de vluchtroute bevindt, treft onder zijn geparkeerde auto een halve ringsleutel en een cilindertrekker aan. Uit sporenonderzoek blijkt dat de indruksporen op het kozijn en de deur waarschijnlijk zijn veroorzaakt door de aangetroffen cilindertrekker.
Verweer vormverzuim plaatsen peilbaken
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het plaatsen van het peilbaken op de auto van verdachte moet worden aangemerkt als stelselmatige observatie waarvoor een machtiging op grond van artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering is vereist. Nu dit bevel niet is gegeven, is sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en dient bewijsuitsluiting te volgen van het aantreffen van verdachte en anderen en van de sporen op de plaats delict.
Het hof stelt vast dat er tegen verdachte geen bevel stelselmatige observatie van kracht was. Observaties waarvoor geen machtiging is gegeven als bedoeld in artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering, kunnen onrechtmatig zijn indien zij geschikt zijn om een min of meer compleet beeld van bepaalde aspecten van het leven van de verdachte te verkrijgen. Of dat het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden zoals de duur, intensiteit, plaats en het doel van de observaties en de wijze waarop zij hebben plaatsgevonden.
Uit voornoemde feiten volgt dat het niet gelogde peilbaken kortstondig, te weten in dit geval feitelijk vijf dagen, ten aanzien van verdachte in gebruik is geweest en dat zijn auto slechts werd gevolgd bij "reisbewegingen" buiten de woonplaats en omliggend gebied die pasten binnen de in het proces-verbaal gerelateerde modus operandi van verdachte waarbij hij ten tijde van (pogingen tot) inbraken gebruik maakte van zijn auto. Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat het plaatsen van het peilbaken op de auto van verdachte onder voornoemde omstandigheden niet geschikt is om een min of meer compleet beeld te krijgen van bepaalde aspecten van het leven van verdachte en dat derhalve van stelselmatige observatie geen sprake is. Het hof is voorts van oordeel dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte door het met toestemming van de officier van justitie plaatsen van een peilbaken op de auto slechts een lichte inbreuk op die levenssfeer betreft zodat de algemene taakomschrijving van opsporingsambtenaren, neergelegd in artikel 3 van de Politiewet 2012, daarvoor voldoende legitimatie biedt. Het hof verwerpt daarom het verweer van de raadsman dat sprake is van een vormverzuim en ziet derhalve geen aanleiding om tot bewijsuitsluiting over te gaan."