In deze zaak gaat het om de vraag of de appellante, een appartementseigenaresse, aan de Vereniging van Eigenaren (VvE) voorschotbijdragen verschuldigd is. Het Gerechtshof Amsterdam bevestigt de eerdere uitspraak van de kantonrechter dat de VvE rechtsgeldig is opgericht op 30 november 1998 en in elk geval op 1 mei 2005 is ontstaan. De appellante betwist de rechtsgeldigheid van de VvE en stelt dat er geen akte van oprichting is en dat er ten tijde van de splitsing niet meer dan één appartementseigenaar was. Het hof oordeelt echter dat de splitsingsakte voldoet aan de wettelijke vereisten voor de oprichting van een VvE, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De VvE heeft de appellante in eerste aanleg veroordeeld tot betaling van achterstallige voorschotbijdragen, kadasterkosten, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, in totaal € 2.702,93. De appellante heeft in hoger beroep bewijs aangeboden voor haar stellingen, maar het hof oordeelt dat haar grieven niet opgaan. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en veroordeelt de appellante in de kosten van het geding in hoger beroep.