ECLI:NL:HR:2013:BY8733

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00568
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling lidmaatschapsbijdrage Vereniging van Eigenaren en de rechtsgeldigheid van de oprichting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een vordering tot betaling van lidmaatschapsbijdragen door een Vereniging van Eigenaren (VvE) aan een lid, [eiser]. De VvE vorderde betaling van kwartaalbijdragen op de grond dat [eiser], als erfgenaam van zijn overleden ouders, eigenaar was van een appartementsrecht en dus lid van de VvE. [Eiser] voerde als verweer aan dat de VvE geen bestaande rechtspersoon was, wat de Hoge Raad aan de orde stelde.

De Hoge Raad oordeelde dat de vereniging van eigenaars, als onderdeel van de appartementsrechten, geregeld is in het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verduidelijkte dat de VvE van rechtswege ontstaat bij de ondertekening van de akte van splitsing, zonder dat een aparte oprichtingshandeling vereist is. De Hoge Raad stelde vast dat de splitsing van de onroerende zaak, waar het appartementsrecht van [eiser] deel van uitmaakt, heeft plaatsgevonden bij akte van splitsing op 18 januari 1957. Ondanks dat deze splitsing voor de inwerkingtreding van de wet van 19 februari 2005 heeft plaatsgevonden, is de VvE op grond van artikel 5:124 BW per 1 mei 2005 van rechtswege ontstaan.

De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch en het vonnis van de rechtbank Roermond, en wees de vordering van de VvE af. Tevens werd de VvE veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser]. De uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van de oprichting van een VvE en de verplichtingen van leden tot betaling van bijdragen, mits de oprichting en statuten correct zijn vastgelegd in de splitsingsakte.

Uitspraak

12 april 2013
Eerste Kamer
10/00568
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.W. Bogaardt,
t e g e n
De rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging VERENIGING VAN EIGENAREN [a-straat 1-10],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de VvE.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 195127\CV EXPL 07-1841 van de kantonrechter te Venlo van 24 oktober 2007;
b. het arrest in de zaak HD 200.003.174 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 september 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen VvE is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot vernietiging en verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In dit geding heeft de VvE de veroordeling gevorderd van [eiser] tot betaling aan haar van (kwartaal)bijdragen op de grond dat [eiser], als enig erfgenaam van zijn inmiddels overleden ouders, eigenaar is van het appartementsrecht op de woning [a-straat 7]. Hij is dus lid van de VvE, die heeft besloten dat haar leden deze bijdragen zijn verschuldigd.
[eiser] heeft als primair verweer aangevoerd dat de VvE geen bestaande rechtspersoon is.
3.2 Zowel de kantonrechter als, in hoger beroep, het hof, heeft het primaire verweer van [eiser] verworpen. Het hof overwoog daartoe:
"3.3.2 De vereniging van eigenaars is als onderdeel van de appartementsrechten geregeld in de negende titel van boek 5 BW in de artikelen 124 t/m 135. Deze titel is bij wet van 19 februari 2005, Stb. 160 per 1 mei 2005 ingrijpend gewijzigd. Door de invoering van deze wet per 1 mei 2005 ontstaat een vereniging van eigenaars, een rechtspersoon, door de ondertekening van de akte van splitsing.
Een oprichtingshandeling als waarop artikel 2:4 BW ziet, is hiervoor niet nodig (vgl. art. 5:124 BW).
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de splitsing van de onroerende zaak [a-straat 1-10] te [plaats] - waarvan het appartementsrecht van [eiser] deel uitmaakt - heeft plaatsgevonden bij akte van splitsing op 18 januari 1957 verleden voor notaris Seelen te Venlo. Hoewel deze splitsing heeft plaatsgevonden (ruim) voor de inwerkingtreding van de wet van 19 februari 2005, is de VvE op grond van het bepaalde in artikel 5:124 BW, welk artikel volgens artikel 68a van de Overgangswet Nieuw BW onmiddellijke werking heeft, in ieder geval per 1 mei 2005 van rechtswege ontstaan. Gelet op de ingestelde vordering, de servicekosten vanaf 2006, is de vraag of de VvE reeds vóór 1 mei 2005 bestond niet relevant. Het verweer van [eiser] dat de VvE niet is opgericht faalt."
3.3 Het hof heeft niet vastgesteld, en evenmin is door de VvE gesteld, of uit de overgelegde splitsingsakte gebleken, dat de splitsingsakte - die, zoals tussen partijen vaststaat, notarieel is verleden op 18 januari 1957 - mede de akte van oprichting en de statuten van de VvE inhield. Daarom dient ervan te worden uitgegaan dat dit niet het geval is.
3.4.1 Zoals uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal in 2.7 was op 18 januari 1957 het appartementsrecht geregeld in de art. 638a-638t (oud) BW. Deze bepalingen schreven niet de oprichting van een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging van eigenaars voor, maar regelden slechts de vorm van haar organisatie voor het geval zij werd opgericht.
3.4.2 Bij wetswijziging van 1972 (Wet van 7 september 1972, Stb. 467) is de oprichting van een vereniging van eigenaars verplicht gesteld in geval van splitsing van een gebouw in appartementen (art. 875e lid 1, aanhef en onder d, (oud) BW). Ingevolge art. 875f lid 1, aanhef en onder e, (oud) BW, deed het ondertekenen van een splitsingsakte echter niet zonder meer een vereniging van eigenaars ontstaan. Dit was pas het geval indien de splitsingsakte mede de akte van oprichting en de statuten van een VvE inhield.
3.4.3 Bij de invoering van de huidige wet in 1992 is art. 875f lid 1, aanhef en onder e, (oud) BW vernummerd tot art. 5:112 lid 1, aanhef en onder e, BW. In de parlementaire geschiedenis van art. 5:124 is opgemerkt:
"Ook artikel 4 van Boek 2 - als eerste uitdrukkelijk uitgezonderd - kan hier geen toepassing vinden. Een vereniging van eigenaars ontstaat van rechtswege bij de splitsing in appartementsrechten (artikel 5.10.1.2 in verbinding met artikel 5.10.1.5) en wordt door opheffing van rechtswege ontbonden. Een oprichtingshandeling als waarop artikel 4 ziet, komt hieraan niet te pas" (MvA II Inv., Parl. Gesch. Boek 5 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1099, onder 4).
3.4.4 Bij Wet van 19 februari 2005, in werking getreden op 1 mei 2005, Stb. 160, is art. 5:125 lid 3 BW komen te vervallen. Hierin werd bepaald dat indien op het tijdstip van de inschrijving van de splitsingsakte alle appartementsrechten nog aan één persoon of dezelfde personen toebehoren, de vereniging van eigenaars eerst ontstaat zodra de appartementsrechten aan verschillende personen toebehoren (vgl. Kamerstukken II 2002-2003, 28 614, nr. 3, p. 6).
3.5 De bestreden overweging moet aldus worden verstaan dat het hof zijn oordeel, dat de VvE op grond van het bepaalde in art. 5:124 BW in ieder geval per 1 mei 2005 van rechtswege is ontstaan, heeft gebaseerd op de onmiddellijke werking die de per 1 mei 2005 gewijzigde bepaling had op de verhouding die toen tussen de appartementseigenaren bestond, en mede gelet op de hiervoor in 3.4.3 geciteerde passage uit de wetsgeschiedenis van art. 5:124 BW in samenhang met de onder 3.4.4 aangehaalde wetswijziging. Aldus heeft het hof, mede gelet op de bewoordingen en de daarbij behorende wetsgeschiedenis van de in de tijd aan art. 5:124 BW voorafgegane bepalingen, miskend dat dit artikel, ook in het geval alle appartementsrechten aanvankelijk nog in één hand zijn, aldus moet worden verstaan dat een vereniging van eigenaars van rechtswege ontstaat bij de splitsing van een gebouw in appartementsrechten, mits de splitsingsakte mede de akte van oprichting en de statuten van een VvE inhoudt. Zoals hiervoor in 3.3 is overwogen, heeft het hof dit laatste niet vastgesteld, en is dit evenmin door de VvE gesteld of uit de overgelegde splitsingsakte gebleken.
3.6 De op het vorenstaande gerichte klachten van het middel treffen dus doel. Het bestreden arrest kan niet in stand blijven. Nu de VvE haar vordering uitsluitend heeft gebaseerd op de stelling dat [eiser] lid is van de VvE, zodat de vordering ook niet langs de weg van art. 25 Rv geheel of ten dele toewijsbaar is, kan de Hoge Raad zelf de zaak afdoen op na te melden wijze.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 september 2009 alsmede het vonnis van de rechtbank Roermond van 24 oktober 2007 en, opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van de VvE alsnog af;
veroordeelt de VvE in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op
- in eerste instantie: € 200,--,
- in hoger beroep: € 971,44,
- in cassatie: € 567,14 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren M.A. Loth, C.E. Drion, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 12 april 2013.