2.1.De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“1. Eiseres drijft een groothandel in minerale oliën. Voor dit doel beschikt zij over een vergunning voor een AGP voor minerale oliën met aangewezen locaties voor opslag in Nederland. Aan eiseres is toestemming verleend om minerale oliën onder een accijnsschorsingsregeling over te brengen naar een plaats van rechtstreekse aflevering in Nederland. Deze toestemming berust op artikel 2a, lid 5, van de Wet op de accijns (tekst 2015; hierna: de Wet) in samenhang gelezen met artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit accijns (tekst 2015; hierna: UB).
2. De groothandel van eiseres omvat onder meer binnenlandse tussenhandel in minerale oliën (hierna: de minerale oliën). Die tussenhandel houdt in dat eiseres de minerale oliën onder schorsing van accijns aankoopt bij houders van in Nederland gelegen AGP’s (oliemaatschappijen en oliehandelaren; hierna: de leveranciers). Op haar beurt verkoopt eiseres de minerale oliën tegen een prijs inclusief de in Nederland verschuldigde accijns aan andere handelaren in minerale oliën (hierna: de afnemers), onder wie handelaren die de minerale oliën bij tankstations in Nederland verkopen. In opdracht van eiseres leveren de leveranciers de minerale oliën rechtstreeks af aan de afnemers (zogenoemde A-B-C-leveringen) op een door eiseres aangewezen plaats van bestemming. Deze plaats van bestemming is niet de AGP van eiseres. Eiseres heeft geen bemoeienis met het overbrengen van de minerale oliën vanuit de AGP’s van de leveranciers naar de plaatsen van rechtstreekse aflevering.
3. Het overbrengen vanaf de AGP van de leveranciers naar de plaats van rechtstreekse aflevering vindt niet plaats onder dekking van een e-AD, (elektronisch administratief document als bedoeld in artikel 1a, aanhef en onderdeel c, van het UB). Op verzoek van eiseres en haar leveranciers heeft verweerder toestemming verleend om het e-AD achterwege te laten en het toezicht op het overbrengen van de minerale oliën naar een plaats van rechtstreekse aflevering te laten plaatsvinden aan de hand van de zogenoemde maandverklaring bedoeld in artikel 2a van het UB.
4. Nadat eiseres in kennis is gesteld van de ontvangst van de minerale oliën op de plaats van rechtstreekse aflevering, administreert zij de minerale oliën als ontvangen en tot verbruik uitgeslagen. De accijns die eiseres wegens die uitslag tot verbruik is verschuldigd, voldoet zij maandelijks op aangifte, in de maand volgend op het tijdvak van aangifte.
5. Om gebruik te kunnen maken van de vergunning AGP moet eiseres op grond van artikel 56, lid 1, van de Wet bij de Ontvanger zekerheid stellen voor de accijns die zij verschuldigd is of kan worden. Tijdens een onderzoek naar de naleving door eiseres van de voorschriften van de vergunning AGP heeft verweerder geconcludeerd dat de omvang van het accijnsbelang als bedoeld in artikel 22, lid 2, van de Uitvoeringsregeling accijns (tekst 2015; hierna: UR) een bedrag van gemiddeld € 34.300.000 per maand beliep. Deze bevinding vormde voor verweerder reden om bij de beschikking - op de voet van artikel 57, lid 1, van de Wet - het bedrag van de door eiseres te stellen doorlopende zekerheid te verhogen van € 500.000 naar € 1.715.000. Verweerder heeft dit bedrag bepaald door het in artikel 22, lid 4, van de UR in beginsel als ondergrens voorgeschreven percentage van vijf van het totale accijnsbelang te hanteren.
6. Volgens de beschikking is het accijnsbelang berekend op basis van:
a. a) de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld in de AGP van eiseres aanwezig is,
b) de hoeveelheid accijnsgoederen die in een aangiftetijdvak wordt uitgeslagen tot verbruik, en
c) de hoeveelheid accijnsgoederen die in een aangiftetijdvak onder schorsing van accijns wordt vervoerd.