4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen:
“
Beoordeling door de rechtbank
15. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C-51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, ECLI:EU:C:2017:298, punt 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15 Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, punt 24).
16. Aan de hand van de dossiers en hetgeen op de zitting is besproken heeft de rechtbank vastgesteld dat de MFA’s allemaal bestaan uit een centrale verwerkingseenheid, een moederbord met programmeerbare BIOS, een intern geheugen, een extern geheugen (harde schijf) van 40 of 80 GB, een invoereenheid (laser scanner) en een uitvoereenheid (laser printer). Het geheel zit telkens in één behuizing. De MFA’s zijn door eiseres op de markt gebracht als “document management centers” bedoeld als centraal punt voor het bewerken, beheren en opslaan van digitale documenten, zodat er geen losse apparaten meer nodig zijn. De objectieve kenmerken en eigenschappen van de MFA’s zijn tussen partijen niet in geschil.
17. Het geschil in de onderhavige zaken draait om de indeling van de MFA’s in de GN. De bij Verordening (EEG) Nr. 2658/87 ingevoerde GN is gebaseerd op het wereldwijd geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, en is ingevoerd bij het Internationaal Verdrag van Brussel van 14 juni 1983, dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1). De gecombineerde nomenclatuur stemt overeen met het GS wat de posten en de uit zes cijfers bestaande postonderverdelingen betreft. Alleen de postonderverdelingen met een zevende en achtste cijfer zijn specifiek voor de GN. De rechtbank hanteert het begrip ‘GS-post’ voor een goederencode die bestaat uit 4 tot 6 cijfers en het begrip ‘GN-post’ voor een goederencode die bestaat uit 8 cijfers.
Gelet op het feit dat de rechtbank oordeelt over indeling van goederen in de GN wordt de door eiseres ter zitting opgeworpen nieuwe beroepsgrond dat de jurisprudentie (van het Hof van Justitie), waarop verweerder zich in deze zaken beroept in strijd was met het geharmoniseerd systeem hier onbesproken gelaten.
17. Bij de indeling van de in de onderhavige zaken in geschil zijnde MFA’s gaat het naar het oordeel van de rechtbank om de toepasselijke regelgeving ten tijde van het in het vrije verkeer brengen van deze MFA’s zijnde de periode van december 2004 tot en met december 2006. De wetgeving vanaf 1 januari 2007 en de latere jurisprudentie, voor zover deze jurisprudentie betrekking heeft op het na 1 januari 2007 in het vrije verkeer brengen van MFA’s is niet van toepassing in de onderhavige zaken. Aan Verordening 620/2011 kan voorts geen terugwerkende kracht worden toegekend. Zoals verweerder terecht heeft aangevoerd, blijkt dit ook al uit deze verordening zelf. In overweging 5 van de verordening staat: “Aangezien de aanbevelingen in verslagen die door het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO zijn goedgekeurd, slechts voor de toekomst gelden, mag deze verordening geen terugwerkende kracht hebben en evenmin met terugwerkende kracht als richtsnoer voor de interpretatie worden gebruikt. Omdat deze verordening niet als richtsnoer voor de interpretatie kan dienen voor de indeling van goederen die vóór 1 juli 2011 in het vrije verkeer zijn gebracht, mag op grond hiervan geen terugbetaling plaatsvinden van eventuele vóór die datum betaalde rechten.”
Dat GS-post 9009 nu niet meer bestaat en dat GS-post 8471 ook na 1 januari 2007 ongewijzigd is gebleven, is voor het oordeel in deze zaken niet relevant.
19. Eiseres stelt dat de MFA’s in GS-post 8471 moeten worden ingedeeld, omdat deze MFA’s integraal AGM’s zijn en de functie automatische gegevensverwerking zo overheersend is geworden, dat de functie kopiëren als criterium voor de indeling dient weg te vallen. De MFA’s ontlenen volgens eiseres hun wezenlijke kenmerken aan deze automatische gegevensverwerking. Verweerder heeft deze stellingen gemotiveerd betwist.
20. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eiseres een verklaring van één van haar ingenieurs (tevens de leider van het ontwikkelteam) over de ontwikkeling van de [model 1] in het geding gebracht. Desgevraagd heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij verder geen bewijs van haar stellingen kan bijbrengen. Naar het oordeel van de rechtbank vormt de verklaring van de ingenieur onvoldoende bewijs voor de stellingen van eiseres. De verklaring geeft een beeld van de ontwikkelingen en technische aanpassingen van de MFA uit het oogpunt van een ontwerper. De verklaring geeft geen, althans onvoldoende concrete aanknopingspunten voor objectieve kenmerken en eigenschappen van de door eiseres gestelde wezenlijke automatische gegevensverwerking.
21. Uit de in de dossiers aanwezige brochures en de productspecificaties van de MFA’s blijkt dat de MFA’s kantoorapparaten zijn met verschillende functies: kopiëren, printen, scannen en faxen (te beschouwen als ondergeschikte functie). Eiseres heeft ter zitting gesteld dat deze brochures en productspecificaties slechts vanuit marketingtechnisch oogpunt zijn opgesteld omdat de volgens eiseres essentiële AGM in de MFA voor de gebruiker niet van belang zou zijn, omdat het voor de gebruiker alleen zou gaan om de functionaliteiten van de MFA. Deze stelling passeert de rechtbank, omdat in zaken als de onderhavige voor de indeling van de producten douanetechnisch moet worden gekeken, waarbij de in het dossier aanwezige brochures en productspecificaties belangrijke aanwijzingen bevatten over de objectieve kenmerken en eigenschappen van de MFA’s . Eiseres heeft voor de in 2010 afgegeven bti’s van [model 5] , [model 7] en [model 8] voorts zelf informatie aan de douane verstrekt. Mede op grond van deze informatie is in de bti’s bij de omschrijving van het product onder meer de volgende tekst opgenomen: “Het apparaat is in staat om zowel zelfstandig als binnen een netwerk de volgende functies uit te voeren: automatische gegevensverwerking; (…) scannen, (…) printen; (…) kopiëren; (…)”
22. Eiseres heeft gesteld dat sprake zou zijn van een vrij programmeerbare computer in de MFA’s , maar deze stelling heeft zij – na de gemotiveerde betwisting door verweerder – niet aannemelijk gemaakt.
23. Ter onderbouwing van haar stelling dat de MFA’s in GS-post 8471 moeten worden ingedeeld heeft eiseres ook verwezen naar de eerder, onder overweging 21 genoemde, in 2010 afgegeven bti’s voor [model 5] , [model 7] en [model 8] . Deze verwijzing treft geen doel. Op grond van artikel 12, lid 2 van het Communautaire Douanewetboek kan een bti niet met terugwerkende kracht in werking treden en is een bti slechts bindend voor de douaneautoriteiten en de houder ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten zijn vervuld na de datum waarop de inlichting door de autoriteiten is verstrekt c.q. de bti van kracht wordt.
24. Aan de hand van de criteria uit het Kip-arrest zal beoordeeld moeten worden of er één functie is die de MFA zijn wezenlijke karakter verleent.
25. Op grond van de brochures en productspecificaties is komen vast te staan dat de afdruk- en kopieersnelheid van de MFA gelijk zijn, dat de MFA’s beschikken over een sheetfeeder en dat de MFA’s beschikken over vijf papierlades die alle kunnen worden gebruikt bij zowel de print- als de kopieerfunctie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op grond van deze drie objectieve kenmerken terecht geconcludeerd dat de kopieerfunctie even belangrijk is als de print- en scanfunctie. Dit betekent dat geen enkele functie aan de MFA zijn wezenlijke karakter verleent en indelingsregel 3b niet kan worden toegepast.
26. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de MFA’s met de toepassing van indelingsregels 1 en 3c terecht heeft ingedeeld onder GN-post 9009 12 00.
27. Gelet op het vorenstaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
28. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”