ECLI:NL:GHAMS:2024:3198

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
200.308.280/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van deskundige in civiele zaak over aanneming van werk

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is er hoger beroep ingesteld door [appellante] tegen [geïntimeerde] in een civiele procedure betreffende de aanneming van werk. De zaak betreft de benoeming van een deskundige om de waarde van de geleverde prestatie van [geïntimeerde] op 23 juni 2020 vast te stellen. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen op 6 augustus 2024, waarin partijen werd verzocht om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de hoogte van het voorschot. [appellante] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, terwijl [geïntimeerde] geen akte heeft genomen.

Het hof heeft de heer ir. [Deskundige] MSc. benoemd als deskundige, werkzaam bij EBMC Nederland BV, en heeft hem specifieke vragen voorgelegd om de kwaliteit en waarde van de werkzaamheden van [geïntimeerde] te beoordelen. Tevens is mr. R.A. van der Pol benoemd tot raadsheer-commissaris, die toezicht zal houden op het onderzoek van de deskundige. Het hof heeft bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek, ter hoogte van € 13.784,32 inclusief btw, door [appellante] moeten worden voorgeschoten.

De deskundige dient zijn onderzoek uit te voeren met inachtneming van de Leidraad deskundigen in civiele zaken en moet voor 13 mei 2025 een schriftelijk deskundigenbericht indienen. Het hof heeft verder bepaald dat partijen foto’s en videomateriaal ter beschikking moeten stellen aan de deskundige en dat zij elkaar op de hoogte moeten stellen van schriftelijke opmerkingen of documenten die aan de deskundige worden gestuurd. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Zaaknummer : 200.308.280/01
Zaaknummer rechtbank : 697698 / HA ZA 21-192
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 november 2024
in de zaak van
[appellante] ,
wonende in [woonplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. P.F.M. Verstegen in Nijmegen,
tegen
[geïntimeerde] , h.o.d.n. [Bedrijf]
wonende in [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser is reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. Y. Kaya in Amsterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door het hof gewezen tussenarrest van 6 augustus 2024,
  • de akte van [appellante] van 3 september 2024.
1.2.
[geïntimeerde] heeft zich - na het tussenarrest van 6 augustus 2024 - niet bij akte (en ook niet op een andere voor het hof kenbare wijze) uitgelaten over het voornemen van het hof om de heer ir. [Deskundige] MSc. te benoemen tot deskundige en/of het door hem begrote voorschot.
1.3.
Ten slotte heeft het hof opnieuw een datum voor arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1.
In het tussenarrest van 6 augustus 2024 heeft het hof partijen verzocht om – indien zij niet kunnen instemmen met de persoon van de deskundige en/of de hoogte van het voorschot –zich daarover bij akte uit te laten uitlaten. Bij akte van 3 september 2024 heeft [appellante] zich, hoewel zij inschat dat de door de deskundige ingeschatte uren te veel zijn, gerefereerd aan het oordeel van het hof. [geïntimeerde] heeft geen akte genomen.
2.2.
Het hof zal de heer ir. [Deskundige] MSc. werkzaam bij EBMC Nederland BV, in [Plaats] , benoemen als deskundige.
2.3.
Om vast te (laten) stellen wat de waarde van de geleverde prestatie van [geïntimeerde] was op 23 juni 2020, zullen aan de deskundige de volgende vragen worden gesteld:
1. Kunt u zo precies mogelijk aangeven welke werkzaamheden die zijn genoemd in de offerte van 26 april 2020 (productie 2 bij conclusie van antwoord/eis in reconventie) op de datum van 23 juni 2020 reeds waren verricht door [geïntimeerde] en welke werkzaamheden hij nog had moeten verrichten?
2. Kunt u aangeven of naar uw mening de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden voldoen aan de overeenkomst (dat wil zeggen: de offerte van 26 april 2020) en de eisen van goed vakmanschap?
3. Welke waarde kent u toe aan de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden?
4. Kunt u motiveren hoe u tot uw conclusies bent gekomen?
5. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan het hof volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Om vast te laten stellen wat de (meer)kosten om het werk door een derde af te laten maken zijn (geweest), zullen aan de deskundige de volgende vragen worden gesteld:
6. Kunt u aangeven welke van de door [appellante] als productie 15 bij akte in eerste aanleg van 12 oktober 2021 genoemde kosten (en daarbij behorende facturen) betrekking hebben op werkzaamheden die zijn genoemd in de offerte van 26 april 2020 en die door [geïntimeerde] slechts gedeeltelijk of (helemaal) niet (naar behoren) zijn uitgevoerd?
7. Kunt u toelichten hoe u tot deze conclusies bent gekomen?
8. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan het hof volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Raadsheer-commissaris
2.4.
Het hof zal tot raadsheer-commissaris benoemen mr. R.A. van der Pol. Het hof zal bepalen dat de deskundige het onderzoek in beginsel zelfstandig zal verrichten, maar als de raadsheer-commissaris daarvoor aanleiding ziet, onder zijn leiding.
Communicatie
2.5.
Indien de deskundige vragen heeft over de uitvoering van het onderzoek, kan hij zich wenden tot de raadsheer-commissaris via de griffie van het hof (afdeling civiel recht en belastingrecht, Team handelsrecht), onder vermelding van de namen van partijen en het zaaknummer. De griffie of de raadsheer-commissaris zal de deskundige berichten.
Voorschot
2.6.
Zoals in rechtsoverweging 6.28 van het tussenarrest van 5 maart 2024 – en rechtsoverweging 2.12 van het tussenarrest van 6 augustus 2024 – is bepaald dienen de kosten ter zake van het voorschot van de deskundige ter hoogte van € 13.784,32 inclusief btw (voorlopig) te worden gedragen door [appellante] .
2.7.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op deze kostenbegroting en hebben niets aangevoerd waaruit blijkt dat deze begroting (veel) te ruim zal zijn. [appellante] schrijft weliswaar dat zij verwacht dat de door de deskundige ingeschatte uren te veel zullen zijn gelet op de expertise van de deskundige en de omvang van het dossier en het werk, maar licht dit verder niet toe. Het hof ziet daarom geen aanleiding om van het door de deskundige geraamde voorschot af te wijken.
2.8.
Het hof zal bepalen dat voorafgaand aan het deskundigenonderzoek een voorschot ter hoogte van het bedrag van € 13.784,32 inclusief btw voor de kosten van de deskundige voldaan moet worden. [appellante] zal worden belast met de betaling van het voorschot.
Foto’s en videomateriaal
2.9.
Gelet op het feit dat [appellante] de werkzaamheden inmiddels door (een) derde(n) heeft laten uitvoeren, dient onderzoek door de deskundige plaats te hebben mede aan de hand van beschikbare foto’s en videomateriaal. Het hof zal partijen daarom bevelen om de foto’s en het videomateriaal dat zij beschikbaar hebben, en waaruit de stand van het werk per 23 juni 2020 volgens hen blijkt, ter beschikking te stellen aan de te benoemen deskundige. Ook zal het hof partijen bevelen om een goed leesbaar exemplaar van de offerte van 26 april 2020 aan de te benoemen deskundige ter beschikking te stellen.
Het vervolg van de procedure
2.10.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige;
3.2.
om vast te (laten) stellen wat de waarde van de geleverde prestatie van [geïntimeerde] was op 23 juni 2020, worden de volgende vragen gesteld:
1. Kunt u zo precies mogelijk aangeven welke werkzaamheden die zijn genoemd in de offerte van 26 april 2020 (productie 2 bij conclusie van antwoord/eis in reconventie) op de datum van 23 juni 2020 reeds waren verricht door [geïntimeerde] en welke werkzaamheden hij nog had moeten verrichten?
2. Kunt u aangeven of naar uw mening de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden voldoen aan de overeenkomst (dat wil zeggen: de offerte van 26 april 2020) en de eisen van goed vakmanschap?
3. Welke waarde kent u toe aan de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden?
4. Kunt u motiveren hoe u tot uw conclusies bent gekomen?
5. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan het hof volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.3.
om vast te laten stellen wat de (meer)kosten om het werk door een derde af te laten maken zijn (geweest), worden de volgende vragen gesteld:
6. Kunt u aangeven welke van de door [appellante] als productie 15 bij akte in eerste aanleg van 12 oktober 2021 genoemde kosten (en daarbij behorende facturen) betrekking hebben op werkzaamheden die zijn genoemd in de offerte van 26 april 2020 en die door [geïntimeerde] slechts gedeeltelijk of (helemaal) niet (naar behoren) zijn uitgevoerd?
7. Kunt u toelichten hoe u tot deze conclusies bent gekomen?
8. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan het hof volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.4.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
de heer ir. [Deskundige] MSc., werkzaam bij EBMC Nederland BV, in [Plaats] ;
3.5.
bepaalt dat de deskundige bij het verrichten van zijn werkzaamheden de Leidraad deskundigen in civiele zaken in acht dient te nemen;
3.6.
bepaalt dat de griffier een afschrift van het tussenarrest van 5 maart 2024, 6 augustus 2024, en dit tussenarrest aan de deskundige zal toezenden;
3.7.
bepaalt dat [appellante]
vóór 17 december 2024kopieën van de overige processtukken aan de deskundige zullen doen toekomen, alsmede, na een verzoek daartoe van de deskundige, de andere door deze noodzakelijk geachte stukken, voor zover mogelijk;
3.8.
beveelt beide partijen
vóór 17 december 2024het volgende aan de deskundige ter beschikking te stellen:
  • de foto’s en het videomateriaal die zij beschikbaar hebben waaruit volgens hen de stand van het werk per 23 juni 2020 blijkt;
  • een goed leesbaar exemplaar van de offerte van 26 april 2020;
3.9.
wijst partijen er op dat indien zij schriftelijke opmerkingen of documenten aan de deskundige doen toekomen, daarvan ook (terstond) een afschrift aan de wederpartij moet verstrekken;
3.10.
benoemt tot raadsheer-commissaris mr. R.A. van der Pol en bepaalt dat de deskundige het onderzoek in beginsel zelfstandig zal verrichten, maar als de raadsheer-commissaris aanleiding daarvoor ziet, onder zijn leiding;
3.11.
bepaalt dat de deskundige een voorschot toekomt van € 13.784,32 inclusief btw;
3.12.
bepaalt dat [appellante] als voorschot op de kosten van de deskundige voornoemd bedrag dient te voldoen; [appellante] zal daarvoor van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota ontvangen met betaalinstructies; het bedrag moet worden voldaan binnen twee weken na ontvangst van die nota;
3.13.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het desbetreffende voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige
pas danmet het onderzoek behoeft te beginnen;
3.14.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk, ondertekend bericht (het deskundigenbericht)
vóór 13 mei 2025zal inleveren ter griffie van het hof (afdeling civiel recht en belastingrecht, Team handelsrecht, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam);
3.15.
wijst de deskundige op het bepaalde in artikel 198 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name op de verplichting om bij het onderzoek partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het schriftelijke bericht moet daarom blijken:
  • dat de deskundige partijen in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen waarvan de inhoud in het bericht moet worden vermeld;
  • dat de deskundige, voordat hij een definitief rapport gaat opstellen, partijen een conceptrapport heeft gestuurd en hij partijen daarbij in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, waarvan de inhoud in het definitieve bericht moet worden vermeld;
3.16.
bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit bericht zijn declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van ‘zaaknummer 200.308.280/01 (partijen: [appellante] / [geïntimeerde] )’;
3.17.
verwijst de zaak naar de rol van
13 mei 2025voor deskundigenbericht. Als de deskundige zijn schriftelijk bericht niet vóór die datum kan toezenden, dient hij uiterlijk twee weken voor deze datum aan de raadsheer-commissaris verzoeken om een andere datum voor het deponeren van het deskundigenbericht, via de griffie van dit hof (afdeling civiel recht en belastingrecht, Team handelsrecht, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam);
3.18.
bepaalt dat, nadat de deskundige het schriftelijk bericht heeft gedeponeerd, de zaak naar de rol zal worden verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellante] , en vervolgens voor antwoordmemorie na deskundigenbericht aan de zijde van [geïntimeerde] ;
3.19.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. van der Pol, E. Loesberg en R.F. Groos en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.