ECLI:NL:GHAMS:2024:2958

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
23-000440-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de straf in hoger beroep wegens verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 19 februari 2024, waarin hij was veroordeeld voor het verblijf in Nederland terwijl hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf. De verdachte had verzocht om ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid, maar het hof oordeelde dat onvoldoende aannemelijk was dat de verdachte niet in staat was om de wederrechtelijkheid van zijn handelen te begrijpen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de psychiatrische problematiek van de verdachte, maar concludeerde dat zijn gedrag een actuele bedreiging voor de samenleving vormde.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman zich niet over de strafmaat had uitgelaten. Het hof heeft de straf in hoger beroep vastgesteld op vijf maanden, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen, evenals de herhaalde overtredingen van de verdachte van het ongewenst vreemdeling zijn. Het hof heeft de straf gematigd, maar blijft bij de conclusie dat de verdachte een gevaar voor de openbare orde vormt. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000440-24
datum uitspraak: 30 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-048564-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1981,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat:
  • het hof het in hoger beroep gedane betoog strekkende tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte verwerpt, nu – met inachtneming van de ter terechtzitting overgelegde stukken en mede gelet op het verhandelde ter terechtzitting – onvoldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte, hoewel sprake is van psychiatrische problematiek, als gevolg van die problematiek niet kon begrijpen dat dat feit wederrechtelijk was of dat hij daardoor niet in staat was om anders te handelen dan hij deed en hij daarom volledig ontoerekeningsvatbaar zou zijn geweest ten tijde van het tenlastegelegde feit;
  • naar het oordeel van het hof het gedrag van de verdachte, ook ten tijde van het tenlastegelegde, nog steeds onverminderd een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormde, gelet op het proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2024 en het verhandelde ter terechtzitting.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat en heeft uitsluitend bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege zijn gedane beroep op volledige ontoerekeningsvatbaarheid.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in Nederland verbleven, terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Hij heeft er aldus blijk van gegeven zich niets aan te trekken van een door het bevoegd gezag genomen besluit. Bovendien druist zijn handelen in tegen het belang dat de Nederlandse samenleving heeft bij het respecteren en naleven van dit besluit; in deze zaak de bescherming van de openbare veiligheid en orde. De verdachte viel dit keer de politie op doordat hij ’s nachts op straat hard liep te schreeuwen tegen een prostituee, die hem had geweigerd omdat hij veel te dronken was. De verdachte bleef schreeuwen en was ook tegenover de politie dusdanig niet voor rede vatbaar dat politiegeweld jegens hem moest worden ingezet.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 augustus 2024 is de verdachte meermalen onherroepelijk veroordeeld ter zake van het verblijf in Nederland terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling is verklaard. Dit heeft de verdachte er wederom niet van weerhouden hier te verblijven. Keer op keer komt de verdachte terug naar Nederland. Dit weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof acht dan ook de door de politierechter opgelegde straf in beginsel passend en geboden.
Het hof komt echter op basis van de stukken die ter terechtzitting zijn overgelegd, het dossier en het verhandelde ter terechtzitting tot de conclusie dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit in verminderde mate toerekeningsvatbaar is geweest. Dit geeft aanleiding de straf enigszins te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. D.A.C. Koster en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. I. Peetoom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 augustus 2024.
Mr. Koster is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.