AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Veroordeling voor beschadigen van trams met graffiti in het kader van een demonstratie en de vraag naar de inbreuk op de artikelen 10 en 11 EVRM
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van trams die toebehoorden aan GVB Exploitatie B.V. tijdens een demonstratie op 7 mei 2022. De verdachte had graffiti aangebracht op de trams, wat leidde tot schade en de noodzaak tot schoonmaak. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij camerabeelden en getuigenverklaringen zijn meegenomen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verdachte voldoende kon worden geïdentificeerd als de dader van de vernielingen. Het hof heeft het verzoek van de verdediging om getuigen te horen afgewezen, omdat dit verzoek te laat was ingediend en niet voldoende gemotiveerd. Het hof oordeelde dat de strafrechtelijke vervolging van de verdachte geen ontoelaatbare inbreuk maakte op haar recht op vrijheid van meningsuiting en vergadering, zoals gewaarborgd in de artikelen 10 en 11 van het EVRM. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, en moest een schadevergoeding van € 1.164,34 betalen aan GVB Exploitatie B.V. Het hof benadrukte het belang van een zorgvuldige strafrechtspleging en de noodzaak om onderzoekswensen tijdig kenbaar te maken.
Voetnoten
1.Gelet op deze in de ‘omschrijving aangifte’ genoemde tijdspanne, beschouwt het hof het verderop in de aangifte genoemde tijdstip van 20:15 uur als een kennelijke verschrijving.
2.Uit het in samenhang met de inhoud van de andere bewijsmiddelen gebezigde geschrift, te weten het verzoek tot schadevergoeding, leidt het hof af dat deze trams meer precies toebehoorden aan GVB Exploitatie B.V.
3.Het in de wettelijke vorm door een bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 7 mei 2022 (doorgenummerde pagina’s 3 t/m 9, met fotobijlagen).
4.De verdediging heeft dit gedaan door het aanbieden van een link naar een [website] account waarop deze beelden zijn geplaatst (punt 6 e.v. in de ‘Aanvulling gronden verzet’ van 18 augustus 2022). Om te verzekeren dat deze beelden in dit dossier beschikbaar blijven heeft het hof deze beelden ook afzonderlijk vastgelegd en opgeslagen in het dossier.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 7 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar, met fotobijlage, doorgenummerde p. 27-30 van het politiedossier.
6.In de bij de verdachte aangetroffen rugzak is een paarse ‘bandana’ / doek aangetroffen, zoals te zien op de foto op p. 30 van het politiedossier.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige van 7 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar, met fotobijlage, doorgenummerde p. 10-16 van het politiedossier.
9.Mede gelet op de uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin tegen Nederland van 19 januari 2021, nr. 2205/16, en de hierboven genoemde post-Keskin arresten van de Hoge Raad.
10.Vgl. EHRM 15 oktober 2015, nr. 37553/05 (Kudrevičius en anderen tegen Litouwen), overweging 91 en EHRM 7 februari 2017, nr. 57818/09 e.a. (Lashmankin en anderen tegen Rusland), overweging 405.