Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
19 april 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie. De dagvaarding in hoger beroep bevat de grieven en een productie.
31 december 2028, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente vanaf 8 november 2018 tot en met de dag van algehele voldoening;
3.Feiten
€ 200.000,00, te betalen in termijnen (hierna: de huurkoopovereenkomst). Onderdeel van de huurkoopovereenkomst was dat [appellant] de bedrijfsruimte waar deze onderneming was gevestigd (hierna: de bedrijfsruimte) zou (onder)verhuren aan [geïntimeerde] . De overeenkomst bevat ook een bepaling op grond waarvan [appellant] tot 31 december 2028 een deel van de bedrijfsruimte mocht blijven gebruiken. Dit deel van de bedrijfsruimte is bij partijen bekend als de hobbyruimte.
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
26 juni 2023.