ECLI:NL:GHAMS:2024:248

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
23-000892-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake veroordeling voor telen van hennep en diefstal van elektriciteit met verwerping van beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van 84 hennepplanten en het wegnemen van elektriciteit die toebehoorde aan Liander N.V. De verdachte had aangevoerd dat zij onder psychische druk van haar toenmalige vriend handelde, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de illegale elektriciteitsafname en dat zij de hennepplantage zelf verzorgde. Het hof achtte de bewezenverklaring van de tenlasteleggingen gerechtvaardigd en legde een voorwaardelijke taakstraf op van 40 uren met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij Liander tot schadevergoeding van € 300,00 toegewezen, terwijl het overige deel van de vordering werd afgewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000892-23
datum uitspraak: 17 januari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-003572-23 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1990,
adres: [adres01] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 januari 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en haar raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.zij op of omstreeks 26 november 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 84 hennepplanten, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.primairzij op of omstreeks 26 november 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, stroom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander N.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen stroom onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking;

2.subsidiairzij op of omstreeks 26 november 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om stroom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander N.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar bereik te brengen door middel van braak/verbreking, de zegels van de hoofdaansluiting van de elektriciteitsinstallatie heeft verbroken en/of aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting heeft gemaakt en/of de aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om heeft laten lopen (naar de hennepplantage), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Enerzijds is uit de berekening van Liander N.V. niet gebleken dat stroom is weggenomen, waardoor geen sprake is van een voltooide diefstal. Nu is gebleken dat de hennepplantage in opbouw niet van de verdachte was, is anderzijds niet bewezen dat de verdachte de stroom zelf heeft weggenomen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Op 26 november 2022 is in de woning van de verdachte een hennepplantage aangetroffen. De verdachte zocht een manier om wat extra inkomsten te genereren en verzorgde de kwekerij vooral zelf. Gebleken is dat in de woning de zegels van de hoofdaansluitingskast in de elektriciteitsinstallatie waren verbroken en dat een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt, die buiten de aansluiting van de elektriciteitsmeter omliep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Uit bevindingen van de politie is gebleken dat in de hennepplantage voor de belichting gebruik werd gemaakt van lampen en dat de luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Uit het voorgaande leidt het hof af dat, op het moment van het aantreffen van de hennepplantage, reeds buiten de elektriciteitsmeter om stroom werd afgenomen, waardoor sprake was van een voltooide diefstal. Deze diefstal kan aan de verdachte worden toegerekend, nu zij heeft verklaard dat zij van het illegaal afnemen van de stroom op de hoogte was en dit gezien heeft, gebruik maakte van de woning waarin de stroom illegaal werd afgenomen en de kwekerij vooral zelf verzorgde. Het hof overweegt nog dat niet kan worden bewezen dat de verdachte degene is geweest die de zegels heeft verbroken, zodat zij van dat onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.zij op 26 november 2022 te Amsterdam opzettelijk heeft geteeld 84 hennepplanten;2. primairzij op 26 november 2022 te Amsterdam stroom die aan Liander N.V. toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vanwege een beroep op psychische overmacht dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is (samengevat) het volgende aangevoerd. De hennepplantage was van de toenmalige vriend van de verdachte, een bekende van de politie die bekend was met hennepplantages, vuurwapen gevaarlijk was en met kwetsbare vrouwen zoals de verdachte omging. De verdachte was kwetsbaar, heeft een beperkte intelligentie, lijdt aan bindingsangst en verbleef onder het juk van haar toenmalige vriend in de woning. De verdachte kon mentaal en emotioneel geen weerstand bieden aan haar toenmalige vriend, waardoor sprake was van een drang van buitenaf waartegen zij geen weerstand kon en hoefde te bieden onder de gegeven omstandigheden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Het hof neemt weliswaar aan dat de verdachte moeilijk weerstand kon bieden aan haar toenmalige vriend, maar de door de verdediging genoemde omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof niet zodanig dat sprake was van een zodanige drang dat de verdachte daaraan geen weerstand kon en behoefde te bieden en dat de verdachte geen andere mogelijkheid had dan om de hennepkwekerij in haar woning te gedogen en te verzorgen, terwijl zij wist dat dit verboden was.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer verworpen.
De verdachte is strafbaar, omdat ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, met een proeftijd van
2 jaren.
De raadvrouw heeft betoogd, indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen, dat de verdachte met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel wordt opgelegd, dan wel een geheel voorwaardelijke taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Het telen van hennep leidt tot negatieve maatschappelijke effecten, overlast voor buurtbewoners en is indirect de oorzaak van vele (andere) vormen van criminaliteit. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft op illegale wijze stroom afgetapt zonder dat dit werd geregistreerd, waardoor het energiebedrijf financiële schade heeft opgelopen. Ook levert het illegaal en ondeskundig aftappen van elektriciteit (brand)gevaar op voor de omwonenden. Gelet op de ernst van de feiten acht het hof de door de politierechter opgelegde straf in beginsel passend.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof evenwel aanleiding om in het voordeel van de verdachte van voornoemde opgelegde straf af te wijken. De verdachte is een kwetsbare, alleenstaande moeder die niet alleen ten eigen gunste maar mede onder invloed van haar toenmalige vriend de hennepkwekerij in haar woning had. Kort na het aantreffen van de hennepkwekerij is de verdachte uit haar woning gezet en heeft zij op veel verschillende plekken verbleven. Gebleken is dat de verdachte haar leven inmiddels enigszins op de rit lijkt te krijgen. Zo woont zij begeleid (met haar zoon), doet zij vrijwilligerswerk en krijgt zij hulp van diverse hulpverleningsinstanties.
Om de voorzichtige opwaartse lijn in het leven van de verdachte niet in de weg te zitten, maar haar er toch van te weerhouden om nogmaals strafbare feiten te begaan, is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf op zijn plaats is.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij Liander
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.618,56. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in het hoger beroep opnieuw gevoegd, maar het gevorderde bedrag verlaagd met € 1.000,00, omdat dit bedrag reeds door de verdachte is betaald. Aan het hof ligt derhalve nog een vordering van € 618,56 voor.
De verdediging heeft betoogd dat de vordering gematigd dient te worden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden, en wel tot een bedrag van € 300,00. Tot dit bedrag is de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij Liander
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Liander ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 26 november 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M.H.P. Houben, mr. M.J.A. Duker en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 januari 2024.
Mr. De Munnik is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]