In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep in een geschil over een aannemingsovereenkomst. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.F.M. Verstegen, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. Y. Kaya. De procedure is gestart met een tussenarrest van 5 maart 2024, waarin het hof heeft vastgesteld dat deskundige voorlichting noodzakelijk is om enkele belangrijke vragen te beantwoorden. Deze vragen betreffen de waarde van de geleverde prestatie door de geïntimeerde op 23 juni 2020 en de (meer)kosten voor de appellant om het werk door een derde af te laten maken. Het hof heeft in het tussenarrest aangegeven welke specifieke vragen aan de deskundige voorgelegd zullen worden, en heeft de partijen de gelegenheid gegeven om hun bezwaren tegen de benoeming van de deskundige te uiten. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het uitgangspunt van de offerte van 26 april 2020, maar het hof heeft geoordeeld dat deze offerte rechtsgeldig is aanvaard en dat de waarde van de prestatie aan de overeenkomst moet worden getoetst. Het hof heeft de heer [naam] voorgesteld als deskundige en is voornemens om de kosten van het deskundigenonderzoek voor rekening van de appellant te laten komen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 3 september 2024.