Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[de overige 21 geïntimeerden]
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
“(rechts)personen die één of meer Gemanipuleerde Voertuigen heeft gekocht of geleased”;
“een voertuig uitgerust met of voorzien van een Manipulatie-instrument of software of technologie die is geïnstalleerd om – als zodanig te werken”;
“een op grond van artikel 5 lid 2 van EU Verordening (EG) nummer 715/2007 verboden constructieonderdeel van een motorvoertuig dat de temperatuur, de rijsnelheid, het motortoerental, de versnelling, de inlaatonderdruk of andere parameters meet om een onderdeel van het emissiecontrolesysteem in werking te stellen, te moduleren, te vertragen of buiten werking te stellen, zodat de doelmatigheid van het emissiecontrolesysteem wordt verminderd onder omstandigheden die bij een normaal gebruik van het voertuig te verwachten zijn”;
“een of meer klachten, eisen, stellingen en/of (rechts)vorderingen van de Gedupeerden en/of de stichting in het belang van de Gedupeerden, op welke rechtsgrondslag dan ook, jegens de Motorvoertuigfabrikanten of andere Entiteiten en/of hun Beleidsbepalers met betrekking tot iedere vorm van benadeling, verlies of schade die de Gedupeerden stellen te hebben geleden of te lijden, individueel of gezamenlijk, als gevolg van de manipulatie van de uitstoot van Gemanipuleerde Voertuigen in bepaalde testsituaties en/of de verkeerde voorstelling van zaken door Motorvoertuigfabrikanten, Entiteiten en/of hun Beleidsbepalers met betrekking tot de werkelijke niveaus van de uitstoot, inclusief maar niet beperkt tot vorderingen of stellingen van Gedupeerden in verband met de aankoop, het bezit of de lease van voertuigen en vorderingen in verband met de uitstoot van milieugevaarlijke stoffen”.
4.Beoordeling
de Gedupeerden die (cumulatief) 1) de Sjoemeldiesel nieuw hebben gekocht van een Dealer, 2) op dit moment nog in het bezit zijn van de Sjoemeldiesel, 3) bij registratie bij de Stichting of op een later moment specifiek hebben aangeven (of zullen aangeven) dat zij de koopovereenkomst met de Dealer willen ontbinden en 4) geen opt-out verklaring hebben ingediend als bedoeld in artikel 1018f Rv.”(inleidende dagvaarding 3.22).
De rechter kan de in het vorige lid bedoelde termijn met maximaal drie maanden verlengen indien binnen een maand na de aantekening een rechtspersoon als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek ter griffie heeft laten aantekenen dat hij een collectieve vordering wil instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als waarop de collectieve vordering bedoeld in artikel 1018c, eerste lid, betrekking heeft, onder vermelding van de aantekening in het register, maar dat de termijn van drie maanden niet volstaat.”
Heeft zich binnen een maand na aantekening wel een belangenorganisatie gemeld met de mededeling dat de termijn van drie maanden niet volstaat, dan is na uiterlijk zes maanden na de aantekening duidelijk welke andere belangenorganisaties voor dezelfde gebeurtenis een collectieve vordering hebben ingesteld. In dat geval mag worden aangenomen dat er in elk geval één andere collectieve vordering is ingediend, namelijk die van de belangenorganisatie die om verlenging van de drie maanden termijn heeft verzocht.”(zie Kamerstukken II 2016–2017, 34 608, nr. 3, p. 41). De door Mercedes c.s. en de Partners voorgestane benadering rijmt niet met deze toelichting omdat in die benadering al na drie maanden duidelijkheid bestaat over eventuele andere collectieve vorderingen; die zijn dan ingesteld of bekend is wie om verlenging van de dagvaardingstermijn heeft gevraagd. Het past bij de ratio van de dagvaardingstermijn voor andere belangenorganisaties dat iedere ‘volgende’ belangenorganisatie, zonder meer gebruik kan maken van de verlengde termijn van drie maanden, ook zonder zelf om verlenging te hebben gevraagd en een collectieve vordering kan instellen in de verlengde dagvaardingstermijn. Dit leidt niet tot benadeling van Mercedes c.s. en de Partners of schending van enig fundamenteel beginsel van procesrecht, omdat de gehele procedure stilligt gedurende de (verlengde) dagvaardingstermijn die juist bedoeld is om gelegenheid te bieden voor ‘aanhaken’, en Mercedes c.s. en de Partners na ommekomst van de wettelijk gemaximeerde dagvaardingstermijn van drie of, bij verlenging, maximaal zes maanden weten tegen welke collectieve vorderingen zij zich moeten verweren.