Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ELECTRICITY & WATER AUTHORITY OF THE GOVERNMENT OF BAHRAIN,
GCC INTERCONNECTION AUTHORITY,
KUWAIT MINISTRY OF ELECTRICITY AND WATER,
OMAN ELECTRICITY TRANSMISSION COMPANY SAOC,
1.PRYSMIAN NETHERLANDS B.V.,
DRAKA HOLDING B.V.,
7.ABB B.V.,
ABB HOLDINGS B.V.,
ABB AB,
ABB LTD,
11.NEXANS NEDERLAND B.V.,
NEXANS CABLING SOLUTIONS B.V.,
NEXANS PARTICIPATIONS S.A.,
NEXANS S.A.,
NEXANS FRANCE S.A.S.,
1.De zaak in het kort
follow onkartelschadezaak naar aanleiding van een door de Europese Commissie vastgestelde overtreding van het Unierechtelijk kartelverbod.
2.Het geding in hoger beroep
3. Omschrijving van de uitgangspunten en feiten waarop de door het HvJEU te geven uitleg moet worden toegepast
follow onkartelschadezaak naar aanleiding van een inmiddels onherroepelijke beschikking C(2014)2139
finalvan 2 april 2014 AT.39610 ‘Stroomkabels’/‘
Power Cables’ (hierna: ‘de beschikking’) van de Commissie. Daarin is één enkele en voortdurende inbreuk vastgesteld op het in art. 101 VWEU en art. 53 van de EER-Overeenkomst neergelegde Unierechtelijk kartelverbod door een
hardcorekartel met betrekking tot ondergrondse en onderzeese stroomkabels en aanvullende producten, werkzaamheden en diensten. De vastgestelde inbreuk betreft de periode van 18 februari 1999 tot 29 januari 2009; de inbreukperiode verschilt per onderneming in de zin van het Europese mededingingsrecht. Het kartel maakte onder meer afspraken over prijzen en verdeelde projecten in het kader van geografische marktverdeling. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen ‘
home territories’(thuisgebieden),
‘export territories’(exportgebieden) en
‘free territory’(vrij gebied). De kartelafspraken voor de thuisgebieden zagen op ondergrondse kabels van 110 kV en hoger, onderzeese stroomkabels van 33 kV en aanvullende producten, werkzaamheden en diensten. In de exportgebieden werden stroomkabelprojecten op een 60/40 basis verdeeld tussen de Europese en Aziatische deelnemers aan het kartel. In de exportgebieden werden ook stroomkabelprojecten met lagere dan de hiervoor bedoelde voltages ‘
as much as possible’afgestemd.
umbrella pricingen de effecten van nawerking van het kartel). EWGB c.s. houden Draka c.s. daarvoor aansprakelijk als juridische entiteiten waarvan EWGB c.s. stellen dat deze behoren tot de ondernemingen in de zin van het Unierechtelijke mededingingsrecht die de in de beschikking vastgestelde overtreding van het Unierechtelijk kartelverbod hebben begaan. Daarbij hebben zij Draka en Prysmian Netherlands als rechtsopvolgers onder algemene titel van Prysmian Cable Holding B.V. (hierna: Prysmian Cable Holding) en Prsymian Cables and Systems B.V. (hierna: Prysmian Cables and Systems) in rechte betrokken.
4.Vragen van uitleg
- A) een medeverweerder die geadresseerde is van die beschikking, en/of
- B) een medeverweerder die geen geadresseerde is van de beschikking ten aanzien van wie wordt gesteld dat deze als juridische entiteit behoort tot een Onderneming die in de beschikking publiekrechtelijk aansprakelijk is gehouden voor de inbreuk op het Unierechtelijk kartelverbod?
- a) of de neerwaarts aansprakelijk gehouden ankergedaagde in de kartelperiode louter aandelen hield en beheerde;
- b) – bij bevestigende beantwoording van vraag 4a – of de neerwaarts aansprakelijk gehouden ankergedaagde betrokken was bij de productie, distributie, verkoop en/of levering van gekartelliseerde producten en/of het leveren van gekartelliseerde diensten;
- c) of de medeverweerder, die geadresseerde van de beschikking is, in de beschikking is aangemerkt als
- d) of de medeverweerder, die geen geadresseerde van de beschikking is, daadwerkelijk gekartelliseerde producten en/of diensten heeft geproduceerd, gedistribueerd, verkocht en/of geleverd;
- e) of de ankergedaagde en de medeverweerder al dan niet behoren tot dezelfde Onderneming,
- f) de eisende partijen direct of indirect producten en/of diensten hebben gekocht of geleverd hebben gekregen van de ankergedaagde en/of de medeverweerder?
5.Toelichting op de vragen van uitleg
follow onkartelschadezaak naar aanleiding van een door de Commissie vastgestelde overtreding van het Unierechtelijk kartelverbod. Daardoor komen bij de beoordeling van de internationale bevoegdheid typisch mededingingsrechtelijke onderwerpen aan de orde. Een aantal van de voorgenomen vragen speelt ook in andere in Nederland lopende kartelschadezaken. Dit gegeven illustreert de noodzaak tot vraagstelling. Het hof stelt vandaag eveneens (deels dezelfde) vragen in een andere kartelschadezaak. De Hoge Raad heeft op 26 juni 2023 eveneens in een kartelschadezaak vragen van uitleg gesteld over art. 8 lid 1 Verordening Brussel I-bis (ECLI:NL:HR:2023:965, C-393/23,
Athenian Brewery en Heineken). De andere zaak waarin het hof vandaag prejudiciële vragen stelt, is de ankergedaagde eveneens opwaarts aansprakelijk gesteld. Het hof stelt in deze zaak slechts vragen die voor de te nemen beslissing in deze zaak van belang zijn en volgt om die reden sommige van de suggesties van partijen niet.
follow onkartelschadeprocedure en tegen anderzijds entiteiten die in de beschikking louter opwaarts aansprakelijk zijn gehouden als onderdeel van de Onderneming zijn in deze zienswijze (veel) te ver van elkaar verwijderd om te kunnen voldoen aan het vereiste van een nauwe band, in ieder geval als het gaat om vorderingen tegen entiteiten die niet behoren tot dezelfde Onderneming. In deze zienswijze wordt verdedigd dat art. 8 lid 1 Verordening Brussel I-bis alleen bevoegdheid kan scheppen als het voor verweerders voorzienbaar is dat vorderingen tegen hen kunnen worden ingesteld bij het gerecht van de ankergedaagde. Dat is in deze zienswijze niet het geval bij de hiervoor aangeduide ver van elkaar verwijderde moeder- en dochterentiteiten uit verschillende Ondernemingen.
alle[cursivering hof] schade die in causaal verband met een inbreuk op het Unierechtelijk kartelverbod staat, in aanmerking moet kunnen komen voor vergoeding teneinde de doeltreffende toepassing van dit verbod te verzekeren en het nuttig effect daarvan te handhaven. De tot nu toe gewezen arresten van het HvJEU gingen echter over (tenminste ook) in de EER geleden schade. Verder valt in dit geval niet uit te sluiten dat de beschikking van de Commissie ook ziet op gedragingen die weliswaar niet op het grondgebied van de Unie/de EER hebben plaatsgevonden, maar waarvan de mededingingsverstorende gevolgen merkbaar kunnen zijn (geweest) op de markt van de Unie/de EER (vergelijk arrest Intel/Commissie, C-413/14 P, ECLI:EU:C:2017:632, punt 45). Punt 681 van de beschikking vermeldt namelijk: “
Insofar as the activities of the cartel related to sales in countries that are not members of the Union or the EEA and had no impact on trade in the Union or the EEA, they are outside the scope of this Decision.”