In deze zaak gaat het om een aanvaring op de [plaats 2] op 2 augustus 2014, waarbij twee personen om het leven zijn gekomen. De stuurman van de speedboot, [geïntimeerde], is strafrechtelijk veroordeeld voor dood door schuld. Achmea, de verzekeraar van de aangevaren sloep, vordert schadevergoeding van [geïntimeerde] als gesubrogeerd verzekeraar. De rechtbank heeft de vordering van Achmea afgewezen op grond van verjaring. Achmea is in hoger beroep gegaan en het hof heeft de vordering opnieuw beoordeeld. Het hof concludeert dat de vordering niet is verjaard, omdat het recht tot strafvordering nog niet is vervallen. Het hof wijst de vordering van Achmea grotendeels toe, inclusief schadevergoeding voor de schade aan de sloep en de gemaakte kosten. Het hof oordeelt dat de subrogatie geen wijziging brengt in het verjaringsregime en dat Achmea zich kan beroepen op de langere verjaringstermijn van art. 3:310 lid 4 BW, die van toepassing is in geval van een strafbaar feit. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de vorderingen van Achmea worden toegewezen.