Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
2. [appellant 2] ,
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
3. BV MAKELAARSKANTOOR IN ONROERENDE GOEDEREN V/H
advocaat: mr. T.C. Boer te Amsterdam,
1.[geïntimeerde 1] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
3. [geïntimeerde 3] ,
4. [geïntimeerde 4] ,
5. [geïntimeerde 5] ,
1.1. De zaak in het kort
2.2. Het geding in hoger beroep
[appellanten] en Draijer hebben geconcludeerd dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
3.Feiten
ij willen u er graag op de hoogte van stellen dat wij akkoord gaan met de opmaak van de allonge voor [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] onder de voorwaarde van de huidige overeenkomst die is opgesteld in 2019 met behoud van de huidige huurprijs van € 2.205,86 incl. (…).
Aangezien jullie niet akkoord gaan met het voorstel wijst de eigenaar jullie verzoek voor het wisselen van de huurders af. Wij zullen jullie dossier sluiten. De huidige huurders blijven verantwoordelijk voor de huurbetalingen en overige verplichtingen welke voortvloeien uit de huurovereenkomst en de aangedragen kandidaat heeft geen huurrecht. Tevens wijzen zij jullie op artikel 11.1d, artikel 14 van de huurovereenkomst en artikel 2 van de algemene bepalingen betreft onderhuur.
4.4. Beoordeling
in conventieprimair gevorderd dat [appellanten] , uitvoerbaar bij voorraad, zullen worden bevolen om binnen 24 uur na het vonnis een allonge op te maken, te ondertekenen en ter ondertekening aan hen aan te bieden. Dit zodat de huurrelatie per 1 juni 2023 wordt geformaliseerd waarbij [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] gezamenlijk huurder zijn en [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 6] en [geïntimeerde 5] van hun verplichtingen als huurder zijn ontslagen, bij gebreke hiervan het vonnis in de plaats zal treden van de allonge, dan wel op straffe van verbeurte van een dwangsom. Subsidiair hebben huurders gevorderd dat [appellanten] zullen gehengen en gedogen dat [geïntimeerde 2] per 1 april 2022 en [geïntimeerde 3] per 12 maart 2023 feitelijk als huurder/bewoner in de plaats treden van respectievelijk [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 6] .
in reconventiegevorderd dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] zullen worden veroordeeld om de woning te ontruimen, omdat zij daar volgens hen zonder recht of titel verblijven. Dit op straffe van verbeurte van een dwangsom.
in conventie, [appellanten] veroordeeld om binnen één week een allonge op te maken en door hen ondertekend ter ondertekening aan huurders aan te bieden, waarin [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] per 1 juni 2023 als huurders van de woning zijn opgenomen. De vordering
in reconventieis afgewezen. [appellanten] zijn in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het anders of meer gevorderde is afgewezen.
Huurders hebben een spoedeisend belang omdat duidelijkheid over hun woonsituatie en de daarmee verband houdende (financiële) huurdersverplichtingen naar hun aard spoedeisend zijn. Het gaat hier om een overeenkomst met een consument, zodat ambtshalve toetsing aan het Europese en daarop gebaseerde Nederlandse consumentenrecht moet plaatsvinden, in het bijzonder aan Richtlijn 93/13 EG (de Richtlijn oneerlijke bedingen). [appellanten] worden als handelaren in de zin van deze Richtlijn aangemerkt. Het desbetreffende beding is naar zijn aard te beschouwen als een beding dat is bedoeld om in meerdere overeenkomsten te worden gebruikt en dat doen [appellanten] ook. Het is daarom geen kernbeding. Namens [appellanten] is tijdens de zitting ook erkend dat over het beding niet is onderhandeld. Het beding moet als oneerlijk worden aangemerkt, omdat het aan [appellanten] de mogelijkheid biedt om zonder enige toelichting een voorgestelde huurder te weigeren. Zelfs met argumenten die in strijd zijn met het recht. Op die manier wordt het evenwicht tussen huurders en verhuurder aanzienlijk verstoord, omdat de achterblijvende huurders daarmee volledig zijn overgeleverd aan de grillen van [appellanten] Het is aannemelijk dat de bodemrechter het beding zal vernietigen. Gevolg hiervan is dat het beding volledig buiten toepassing moet worden gelaten. [appellanten] kunnen geen aanspraak maken op een wettelijke regeling van aanvullend recht. Het is niet aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de nieuwe huurder zonder recht of titel in de woning verblijft. Daarom wordt de in reconventie gevorderde ontruiming afgewezen, aldus (nog steeds) de kantonrechter.