5.10.1.Opzet en oogmerk
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van doodslag op [slachtoffer 1], dus ook niet van gekwalificeerde doodslag, omdat het opzet daartoe bij de schutter ontbroken heeft. De schutter was, nadat hij op [slachtoffer 2] had geschoten, niet op de vlucht maar werd door [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] kennelijk wilde helpen, vastgepakt en aangevallen. Hij belandde in een worsteling waarbij het wapen onbedoeld en per ongeluk afging. Kennelijk was de reden voor [slachtoffer 1] om de schutter vast te pakken om te voorkomen dat het schieten verder ging. Op de (stills van de) camerabeelden is te zien en te horen hoe de hand van de schutter wordt omgedraaid en daarna/daardoor het wapen afgaat. De verdediging concludeert dat [slachtoffer 1] over de arm van de verdachte heeft vastgehouden en eraan heeft getrokken. Toen er een schot afging was er geen sprake van een vluchtpoging van de schutter die verijdeld werd, maar het lijkt er veeleer op dat de schutter pas nadat [slachtoffer 1] neergeschoten was schrok van dat gegeven en daarna besloot te vertrekken.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat sprake is van gekwalificeerde doodslag en daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte heeft, toen hij door [slachtoffer 1] van achteren was vastgepakt, zijn rechterarm met het wapen in de rechterhand naar achteren gebracht en geschoten, waarna [slachtoffer 1] op de grond viel. De verdachte heeft aldus gehandeld om zich te bevrijden en zich de vlucht te kunnen verzekeren, en daarmee aan zichzelf straffeloosheid voor de poging tot moord op [slachtoffer 2] te verzekeren.
Tijdens de terechtzitting in hoger beroep is een videocompilatie van het openbaar ministerie getoond, met daarin camerabeelden van de schietpartij in de pizzeria. In het dossier bevinden zich stills en een beschrijving van de camerabeelden (dossier pagina A153 en verder). De verbalisant heeft bij het uitkijken van de camerabeelden het volgende waargenomen:
De verdachte komt de pizzeria binnengelopen, zijn rechterhand houdt hij voor zijn middel/kruis.
Bij het raam staan een getuige en [slachtoffer 1]. Aan de bar zit [slachtoffer 2].
De verdachte loopt recht op [slachtoffer 2] af en heeft in zijn rechterhand een vuurwapen vast.
De verdachte laadt het vuurwapen door en schiet vervolgens richting [slachtoffer 2].
[slachtoffer 2] verdedigt zichzelf door een barkruk richting de verdachte te gooien waarna een worsteling ontstaat tussen de verdachte en [slachtoffer 2].
Hierbij wordt door de verdachte nog tweemaal geschoten.
[slachtoffer 1] houdt de verdachte van achter vast aan zijn jas.
[slachtoffer 2] komt ten val en [slachtoffer 1] heeft de verdachte nog vast aan zijn jas.
De verdachte brengt het vuurwapen achter zijn rug, schiet en raakt hierbij [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] komt direct ten val.
[slachtoffer 2] weet dan achter de bar te vluchten.
De verdachte kijkt nog richting [slachtoffer 2] en richt het vuurwapen daarbij richting [slachtoffer 2] maar verlaat de zaak.
Het hof heeft de beelden op verzoek van de raadsman ter terechtzitting meermaals vertraagd afgespeeld en in raadkamer beeld voor beeld bekeken. Anders dan de raadsman heeft het hof daarbij niet waargenomen dat [slachtoffer 1] een hand van de verdachte heeft omgedraaid. Op de beelden is duidelijk te zien dat [slachtoffer 1] met zijn rechterhand de jas van de verdachte rechtsonder vastgrijpt en vasthoudt en met zijn linkerhand die jas vastgrijpt aan de linker onderkant. Dat die handen zich daarna verplaatsen, is niet te zien. Sterker nog, het hof is van oordeel dat duidelijk te zien is dat de rechterhand de jas van de verdachte nog vast heeft op het moment dat verdachtes arm naar achteren beweegt, terwijl niet te zien is dat de linkerarm van [slachtoffer 1] zich heeft verplaatst. Direct daarna is een luide knal te horen. De stelling van de verdediging dat op de beelden is waar te nemen dat de hand van de verdachte wordt omgedraaid, wordt dan ook verworpen.
Daarnaast heeft de verdediging erop gewezen dat de kogel een diagonale baan heeft afgelegd, op relatief grote hoogte het lichaam van [slachtoffer 1] is binnen- en uitgegaan en dat daarbij een risico heeft bestaan dat de vitale organen van de verdachte geraakt werden. Deze kogelbaan is, aldus de verdediging, alleen mogelijk als een ander de hand van de verdachte heeft vastgehouden.
Het hof ziet echter niet in waarom het vasthouden van de hand of arm van de verdachte een noodzakelijke voorwaarde is voor de vastgestelde baan van de kogel. De enkele stelling van de verdediging dat de hand van de gebruiker wordt beschadigd als deze zich niet ver onder de slede bevindt, is daartoe onvoldoende. Dit geldt ook voor de niet nader onderbouwde stelling dat met deze kogelbaan de vitale organen van de verdachte in gevaar waren, zodat aangenomen zou moeten worden dat de verdachte dat risico niet zou nemen.
De conclusie van de verdediging dat [slachtoffer 1] de hand en/of de arm van de verdachte heeft vastgehouden en daaraan heeft getrokken, is ook niet op een andere wijze aannemelijk geworden.
Het hof concludeert dat de door verdediging aangevoerde verweren geen afbreuk doen aan de waarnemingen van de verbalisant en neemt de door de verbalisant beschreven gang van zaken als vaststaand aan. Het hof maakt daaruit en de eerdere vaststellingen het volgende op.
Er is sprake geweest van een minutieus en met geduld voorbereide moordaanslag op [slachtoffer 2]. Niet alleen blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte en zijn mededaders zich dagenlang op het feit voorbereidden, bijvoorbeeld door het aanschaffen van telefoons, het uitvoeren van observaties en het in de startblokken staan in de buurt van de pizzeria. Ook blijkt duidelijk dat deze voorbereidingen specifiek gericht waren op het doden van [slachtoffer 2]. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vertoonden tijdens de observaties van de pizzeria immers bijzondere belangstelling voor hem en de verdachte heeft zijn aandacht na binnenkomst in de pizzeria ook direct gericht op [slachtoffer 2], waarna hij meerdere schoten op hem afvuurde.
Tijdens het uitvoeren van die geplande moordaanslag werd de verdachte gehinderd door [slachtoffer 1], die de verdachte probeerde te beletten [slachtoffer 2] neer te schieten door hem van achteren bij zijn jas vast te pakken. Zoals het hof hiervoor heeft vastgesteld, bewoog de verdachte hierop zijn arm naar achteren en schoot vrijwel direct daarna. Door aldus te handelen heeft de verdachte, die zich bewust moet zijn geweest was van de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1], die zich direct achter hem bevond, door het schieten zou worden geraakt en als gevolg daarvan mogelijk zou overlijden, die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard.
Bovendien blijkt naar het oordeel van het hof uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte, bezien in de context van het vorenstaande, dat hij op [slachtoffer 1] schoot om hem uit te schakelen en vervolgens het gronddelict (het vermoorden van [slachtoffer 2]) te voltooien. Het hof overweegt daartoe als volgt. Niet alleen volgt uit het voorgaande dat het doden van [slachtoffer 2] het plan was waarvoor de verdachte was ingeschakeld. Ook bleek de verdachte tijdens de uitvoering vastbesloten: hij liet zich in de pizzeria niet afschrikken door het verzet van [slachtoffer 2] zelf. De aandacht van de verdachte was dan ook nog exclusief gericht op [slachtoffer 2] op het moment dat [slachtoffer 1] de verdachte vastpakte. En zodra [slachtoffer 1] hem niet meer hinderde, richtte de verdachte zich direct weer tot [slachtoffer 2]. Nu ook overigens niet blijkt dat de verdachte bij zijn handelen een ander motief voor ogen had dan het stoppen van de hinder die hij ondervond van [slachtoffer 1], is het hof van oordeel dat bewezen kan worden dat hij in ieder geval schoot om de uitvoering van zijn voornemen [slachtoffer 2] te vermoorden verder mogelijk te maken. Dat de verdachte na het schieten op [slachtoffer 1] enkel nog het vuurwapen gericht heeft in de richting van [slachtoffer 2] maar vervolgens zonder daadwerkelijk te schieten de zaak weer heeft verlaten doet hieraan niet af. Daarbij weegt het hof mee dat [slachtoffer 2] inmiddels van de gelegenheid gebruik had gemaakt om achter de bar te vluchten.
5.10.2.Medeplegen
Zoals in de vorige paragraaf is overwogen, is in deze zaak sprake van een uitgebreid voorbereide moordaanslag, waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de voorbereiding voor hun rekening hebben genomen, in die periode nauw contact hebben gehouden met de verdachte en hem tenslotte op een geschikt moment op
23 oktober 2019 tot actie hebben gemaand. In navolging van de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat tussen de verdachte enerzijds en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] anderzijds sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking om [slachtoffer 2] van het leven te beroven.
Het medeplegen van de poging tot moord op [slachtoffer 2] is mitsdien bewezen.
Vast staat wel dat de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] niet een vooropgezet plan hadden om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Zij zijn naar het oordeel van het hof echter wel als medeplegers van de levensberoving van [slachtoffer 1] aan te merken. Een pizzeria is een voor publiek toegankelijke plek en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden zelf op 20 oktober 2019 tussen circa 15:00 uur en 16:00 uur in het restaurant gegeten en wisten dan ook dat zich gedurende dat gedeelte van de middag in het restaurant personeel en klanten bevonden. Zij wisten bovendien dat [slachtoffer 2] op 23 oktober 2019 in gezelschap was van anderen. Door de verdachte op 23 oktober 2019 met een geladen vuurwapen om 15:34 uur naar de pizzeria te sturen om [slachtoffer 2] te vermoorden, hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij de schietpartij ook andere aanwezigen dodelijk geraakt konden. Hun opzet was naar het oordeel van het hof in voorwaardelijke zin ook gericht op de dood van [slachtoffer 1]. Net als de rechtbank acht het hof dan ook bewezen dat de verdachte ook bij het plegen van de gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer 1] nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].