ECLI:NL:GHAMS:2024:1304

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
200.326.670/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake herroeping van een tussen partijen gewezen vonnis

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de vordering tot herroeping van een eerder vonnis werd afgewezen. Het hoger beroep is ingesteld op 20 maart 2023, tegen een vonnis van 22 december 2022. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat de beslissing over de heropening van het geding niet vatbaar is voor hoger beroep volgens artikel 388 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof heeft ook overwogen dat de door [appellant] aangevoerde doorbrekingsgrond feitelijke grondslag mist, omdat de mondelinge behandeling niet door mr. M. Flipse, maar door mr. S.N. Schipper is gedaan. Het hof heeft [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 2.135,00 aan verschotten, € 1.214,00 aan salaris van de advocaat, en € 178,00 voor nasalaris, met een toevoeging van € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.326.670/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 9848132 \ CV EXPL 22-1550
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 mei 2024
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] (Portugal),
appellant,
advocaat: mr. M. de Boorder te Den Haag,
tegen
HOLDING SCHILDER VOLENDAM B.V.,
gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.E.M. Molenaar te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en HSV genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 20 maart 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (verder: de kantonrechter) van 22 december 2022, gewezen tussen [appellant] als eiser en HSV als gedaagde (verder: het bestreden vonnis).
Bij arrest van 23 mei 2023 heeft het hof een mondelinge behandeling gelast. Deze heeft niet plaatsgevonden.
Nadat [appellant] en HSV achtereenvolgens en respectievelijk van grieven en van antwoord hadden gediend, beiden onder overlegging van producties, hebben zij arrest gevraagd.
[appellant] heeft, mede gezien de appeldagvaarding, geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vordering van [appellant] alsnog zal toewijzen, met veroordeling van HSV in de kosten van beide instanties.
HSV heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de reële proceskosten in beide instanties, met rente en nakosten, uitvoerbaar bij voorraad.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.

2.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

2.1.
Bij inleidende dagvaarding heeft [appellant] op de voet van artikel 382 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de herroeping gevorderd van het door de kantonrechter tussen partijen gewezen vonnis van 16 augustus 2018, gewezen op het door [appellant] gedane verzet tegen een verstekvonnis van 1 maart 2018. Na verweer van HSV heeft de kantonrechter bij het bestreden vonnis de vordering afgewezen, dat wil zeggen, het geding tussen partijen niet geheel of gedeeltelijk heropend in de zin van artikel 387 Rv, en [appellant] in de proceskosten verwezen. Tegen dat vonnis richt [appellant] zich met het onderhavige hoger beroep.
2.2.
[appellant] is echter niet-ontvankelijk in dit hoger beroep, omdat artikel 388 lid 2 Rv bepaalt dat de beslissing inzake de heropening van het geding niet vatbaar is voor hoger beroep. In een geval als het onderhavige, waarin geen algeheel rechtsmiddelenverbod geldt maar slechts het hoger beroep is uitgesloten, staat het de appelrechter niet vrij om, anders dan [appellant] betoogt, onder verwijzing naar een van de doorbrekingsgronden, een partij ontvankelijk te achten in het door haar ingestelde hoger beroep (vgl. HR 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:112 en HR 21 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4896).
2.3.
Ten overvloede overweegt het hof dat de door [appellant] aangevoerde doorbrekingsgrond feitelijke grondslag mist. Anders dan [appellant] stelt heeft namelijk niet mr. M. Flipse, maar de rechter die het te herroepen vonnis heeft gewezen, mr. S.N. Schipper, de aan dat vonnis voorafgegane mondelinge behandeling gedaan.
2.4.
[appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. De vordering van HSV tot veroordeling van [appellant] in de reële proceskosten (in beiden instanties) zal bij gebreke van een deugdelijke toelichting, worden afgewezen.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van HSV gevallen en tot op heden begroot op € 2.135,00 wegens verschotten, € 1.214,00 wegens salaris van de advocaat en € 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval van betekening van dit arrest, alles te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dit arrest;
verklaart dit arrest met betrekking tot de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, E. Loesberg en R.L. de Graaff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.