Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
HBC Netherlands B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
orderly wind downwerd het warenhuis in de loop van 2019 gesloten.
4.Eerste aanleg
Credit Suisse/Jongepier q.q.(Hoge Raad 23 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:424). De rechtbank heeft tenslotte de Gemeente in de kosten van de procedure in eerste aanleg veroordeeld.
5.Beoordeling
i. voor recht verklaart dat de vordering van de Gemeente zoals die voortvloeit uit de OZB- aanslag een boedelschuld oplevert in het faillissement van HBC;
Koot Beheer/Tideman q.q.(HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013: BY6108) waarin de Hoge Raad – onder meer en verkort weergegeven – heeft geoordeeld dat vorderingen met het oog op de voldoening waarvan de vereffening van de boedel plaatsvindt
en die geen boedelschuld opleveren(cursivering hof) kunnen worden geverifieerd. Hierin leest het hof dat de beantwoording van de vraag of een vordering een boedelvordering is logischerwijs voorafgaat aan de beantwoording van de vraag of een vordering een verifieerbare vordering is.
Nimox/ Van den End q.q.) Bij deze strekking – bezien in breder verband – past het de onderhavige vraag ook in de renvooiprocedure toe te laten.
Koot Beheer/Tideman q.q.heeft de Hoge Raad de criteria geformuleerd aan de hand waarvan moet worden beoordeeld of een vordering een boedelschuld oplevert. De Hoge Raad onderscheidt daarbij drie categorieën van boedelschulden. Op grond van de Faillissementswet zijn boedelschulden slechts die schulden die een onmiddellijke aanspraak geven jegens de faillissementsboedel hetzij:
Koot Beheer/Tideman q.q.In dit geval moet dus worden beoordeeld of de wil van de Curatoren erop was gericht de OZB-schuld aan te gaan. De Curatoren hebben dit uitdrukkelijk betwist.
Koot Beheer /Tideman q.q.volgt naar het oordeel van het hof echter dat dit soort vorderingen (die dus slechts een gevolg zijn van andere handelingen van de curator maar op het aangaan waarvan de wil van de curator niet was gericht) geen boedelschulden opleveren.
conditio sine qua nonverband zijn tussen verbintenis (lees: de ontstane schuld uit hoofde van de OZB-vordering) en bate.
ten gevolgevan het ontstaan van de schuld van HBC terzake OZB.
Ridderkerkse Taxicentrale(Hoge Raad 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:833).
Koot Beheer/Tideman q.q.Voor zover grief 1 uitgaat van een bevestigende beantwoording van vraag 2 faalt de grief. De primaire vorderingen onder (i) en (ii) van de Gemeente zijn derhalve niet toewijsbaar.
vraag 3 – is de OZB-vordering een verifieerbare vordering?)
Credit Suisse/Jongepier q.q.gegeven regels.
Koot Beheer/Tideman q.q.gegeven oordeel over toelating van na datum faillissement ontstane vorderingen als verifieerbare vorderingen. Kernelement is daarbij dat de toelating van dergelijke vorderingen niet in strijd mag komen met het fixatiebeginsel.
Credit Suisse/Jongepier q.q.
Credit Suisse/Jongepier q.q.(zie onder 5.39). Toegespitst op het onderhavige geval, gaat het er naar het oordeel van het hof om dat sprake was van een ‘rechtsfeit’ dat aan het na datum faillissement ontstaan van de OZB-vordering ten grondslag lag en dat bepalend was voor de per datum faillissement bestaande rechtsverhouding tussen partijen. Daarbij komt dat dit feit er niet toe mocht leiden dat de vordering ontstaat of in omvang toeneemt als gevolg van handelingen (aan de zijde) van de Gemeente.
grief 3gedeeltelijk.