Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
- Memorie van grieven, met producties;
- Memorie van antwoord, met producties.
3.Feiten
(…)
4.Beoordeling
nemen het volgende in aanmerking”, was opgenomen dat partijen op huwelijkse voorwaarden waren gehuwd, dat de voorwaarden niet waren nageleefd en dat zij dus hebben geleefd alsof zij in gemeenschap waren gehuwd, behalve voor wat betreft het onroerend goed in Spanje van [appellante] enerzijds en de aandelen in de onderneming en enkele garageboxen en een boot van [naam] anderzijds. Anders dan [geïntimeerde] heeft aangevoerd, ging het hier niet om een verdeling van zaken die partijen in het kader van de mediation waren overeengekomen. De overwegingen van het convenant weerspiegelen immers hetgeen in de mediaton – als vooronderstelling – tot uitgangspunt is genomen bij het maken van afspraken over een verdeling. De kennis die [geïntimeerde] had van de situatie van [appellante] (zie onder 4.12) had voor hem aanleiding moeten zijn te betwijfelen of deze in het convenant opgenomen vooronderstellingen wel juist waren. [geïntimeerde] wist immers dat het huwelijk ruim vijftien jaar had geduurd en dat [naam] een eigen onderneming bezat waarin [appellante] werkzaam was. De aandelen in deze onderneming waren niet vermeld op de lijst van aanbrengsten, net zo min overigens als de garageboxen en de boot van [naam] . Dat deze bij echtscheiding buiten de verdeling zou blijven was daarom geen automatisme. In het licht van die omstandigheden had het op de weg van [geïntimeerde] als echtscheidingsadvocaat gelegen daarover in ieder geval vragen te stellen aan [appellante] en zich ervan te vergewissen dat zij zich ervan bewust was dat deze vermogensbestanddelen op grond van het overeengekomen huwelijksregime niet automatisch buiten de verdeling dienden te blijven. Dit geldt te meer nu de aandelen in de onderneming van [naam] in het kader van de verdeling niet op voorhand een verwaarloosbaar vermogensbestanddeel zouden zijn. Door dit na te laten heeft [geïntimeerde] niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.