Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
C/13/661001 / HA ZA 19 – 116
1.ABN AMRO BANK N.V.,
2.ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
geïntimeerde,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
met zaak- en rolnummer C/13/640516 / HA ZA 17 – 1367gewezen tussen [appellant] als eiser en, voor zover in hoger beroep van belang, AAB als gedaagde en, zoals het hof hierna in rov. 4.5 nader zal toelichten, tevens in de zaak
met zaak- en rolnummer C/13/661001 / HA ZA 19 – 116gewezen tussen [appellant] als eiser en AAS als gedaagde.
AAS heeft eveneens geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met
3.Feiten
4.Beoordeling
met zaak- en rolnummer C/13/640516 / HA ZA 17 – 1367een verklaring voor recht gevorderd dat, voor zover in hoger beroep van belang, AAB aansprakelijk is voor schade die hij heeft geleden vanwege onrechtmatig handelen van AAB, op te maken bij staat, en een veroordeling tot het aanbieden van excuses, dit alles met rente en kosten. In de zaak
met zaak- en rolnummer C/13/661001 / HA ZA 19 – 116, aanhangig gemaakt bij de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, heeft hij jegens AAS hetzelfde gevorderd. De rechtbank Amsterdam heeft beide zaken gevoegd behandeld, en geoordeeld dat de vorderingen van [appellant] jegens AAB en AAS zijn verjaard. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met twee grieven op.
voor alle schade die verband houdt met bovengenoemde” taalkundig wordt aangesloten bij de tweede alinea van die brief is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.