ECLI:NL:GHAMS:2023:3740

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-001329-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake opzetheling van een auto

Dit arrest betreft het hoger beroep van een verdachte die eerder door de rechtbank Den Haag was veroordeeld voor opzetheling van een auto en het daarbij behorende sleutel. De rechtbank had op 17 november 2020 een gevangenisstraf van 107 dagen en een geldboete van € 500,00 opgelegd. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 5 april 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw gehoord. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar vernietigt de straf en legt een gevangenisstraf van 90 dagen op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling en heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en overtredingen van de Wegenverkeerswet. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft de geldboete voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van één jaar. Het arrest is uitgesproken op 19 april 2023 door de meervoudige kamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001329-22
datum uitspraak: 19 april 2023
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 17 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 09-827823-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Bewijsverweren

De door de raadsvrouw in hoger beroep gevoerde bewijsverweren komen inhoudelijk overeen met hetgeen de verdediging in eerste aanleg heeft aangevoerd. Deze verweren vinden hun weerlegging in de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen, zodat deze geen nadere bespreking behoeven.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezen verklaarde feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 107 dagen met aftrek van voorarrest en voor het bewezen verklaarde feit 3 tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte - na aftrek in verband met overschrijding van de redelijke termijn - zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte, in het geval van een bewezenverklaring, voor de feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair ten hoogste een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest dient te worden opgelegd. Over feit 3 heeft zij zich verder niet uitgelaten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een auto en de daarbij behorende autosleutel. Dit zijn ergerlijke feiten. De verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen en zich op geen enkele wijze bekommerd over de (financieel-)nadelige gevolgen voor de benadeelde. Daarnaast heeft de verdachte in die auto gereden zonder dat aan hem een geldig rijbewijs was afgegeven. Daarmee heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij op geen enkel moment verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 maart 2023 is hij eerder voor vermogensdelicten en overtredingen van de Wegenverkeerswet onherroepelijk veroordeeld.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden met 5 maanden is overschreden. De overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg is door de rechtbank al in strafmatigende zin meegenomen bij de strafoplegging.
Het hof acht voor de feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 107 dagen passend en geboden. Gelet echter op de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep zal het hof, alles afwegende, de navolgende straf opleggen.
Met betrekking tot de overtreding van de Wegenverkeerswet acht het hof een voorwaardelijke geldboete passend en geboden. Deze voorwaardelijke straf zal dienen als stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte zich wederom schuldig zal maken aan strafbare feiten. Gezien het tijdsverloop in deze zaak zal de proeftijd op één jaar worden gesteld. Het hof heeft rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 62, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 3 tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige kamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdend te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.L. Bruinsma en
mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 april 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]