ECLI:NL:GHAMS:2023:3737

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-001324-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake geluidsoverlast door restaurant

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 26 juni 2019 was gewezen. De verdachte, een rechtspersoon die een restaurant exploiteert, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 3.000,00 wegens geluidsoverlast. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 april 2023 heeft de gemachtigde van de verdachte aangevoerd dat de geluidsmeting onjuist was en dat de geluidsoverlast mogelijk afkomstig was van andere horecagelegenheden in de omgeving. Het hof heeft de argumenten van de verdachte overwogen, maar oordeelde dat deze onvoldoende onderbouwd waren en dat de eerdere bewijsmiddelen, waaronder een rapport van de DCMR Milieudienst Rijnmond, standhielden.

Het hof heeft de opgelegde straf in hoger beroep herzien. Hoewel de verdachte niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld en maatregelen had genomen om toekomstige overlast te voorkomen, heeft het hof gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, besloten tot een geldboete van € 2.500,00. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een matiging van de boete. De beslissing van het hof houdt in dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit. Het hof heeft het vonnis van de economische politierechter voor het overige bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001324-22
datum uitspraak: 19 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam van 26 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 84-260577-18 tegen
[verdachte] B.V.,
voor deze zaak domicilie kiezend ten kantore van haar gemachtigde
mr. R. Mastenbroek, Cargadoorskade 65–7, 3071 AW Rotterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof de in hoger beroep gevoerde verweren bespreekt en daarop beslist.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

De gemachtigde van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - kort gezegd - een aantal stukken overgelegd en onder meer aan de hand daarvan aangevoerd dat er sprake is geweest van een onzuivere geluidsmeting. In de haven waar het restaurant van de verdachte zich bevindt, zijn ook andere (horeca)bedrijven gevestigd en zijn woningen die ten tijde van de meting aan de geluidoverlast in de vorm van stoorgeluiden hebben kunnen bijdragen, waaronder een [winkel]. Dat geldt ook voor twee liften aan de achterzijde van het [plek], waarin restaurant [restaurant] en de woning waar is gemeten, zijn gelegen. Voorts betoogt de gemachtigde van de verdachte dat de geluidsoverlast, daarmee doelend op de door de verbalisanten gehoorde muziek, afkomstig moet zijn geweest van een andere horecazaak iets verderop in de haven. Dat de verdachte in het door haar uitgebate restaurant [restaurant] de muziek te hard had staan, is onmogelijk, nu er in het restaurant van de verdachte alleen sprake is van achtergrondmuziek.
Vorenstaande (opnieuw) van de zijde van de verdachte gemaakte bezwaren tegen de uitgevoerde meting worden weerlegd in de door de economische politierechter gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder bewijsmiddel 3, bijlage 13 bij het als bewijsmiddel 1 gebezigde proces-verbaal van de DCMR Milieudienst Rijnmond van 6 juli 2018. Nieuwe argumenten die wat daarin door de inspecteur [naam] wordt verklaard, ontkrachten of maken dat daaraan getwijfeld kan worden, zijn in hoger beroep niet naar voren gebracht. Het verweer op dit punt behoeft daarom als onvoldoende onderbouwd geen verdere bespreking.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Rotterdam heeft de verdachte - met vernietiging van de eerder uitgevaardigde strafbeschikking - voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 3.000,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 3.000,00, waarvan € 1.500,00 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is, in het geval van verwerping van het inhoudelijk verweer, het standpunt ingenomen dat artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dient te worden toegepast. De verdachte heeft naar aanleiding van deze zaak een akoestisch onderzoek laten doen door geluidbureau Valersi en een rapport daarvan laten opstellen. Naar aanleiding van dat rapport is er een zogeheten
limiterop de geluidsapparatuur in het restaurant geplaatst: een elektronische schakeling in geluidsapparatuur die ervoor zorgt dat het geluidsniveau van het signaal niet boven een ingestelde drempelwaarde uitkomt en die na het inregelen kan worden verzegeld. Daarmee is enige geluidsoverlast voor omwonenden definitief illusoir geworden. De kosten voor onderzoek en rapport bedroegen ongeveer € 3.000,00. Gelet hierop zou verdere boete-oplegging achterwege moeten blijven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte rechtspersoon heeft gedurende de nachtelijke uren geluidsoverlast veroorzaakt en zodoende de nachtrust verstoord. Voorafgaand aan dit feit zijn er al meerdere meldingen van overlast, veroorzaakt door het restaurant van de verdachte, gedaan en zijn waarschuwingsbrieven ter zake aan de verdachte verzonden. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden op de hier aan de orde zijnde datum opnieuw overlast te veroorzaken. Gelet op deze omstandigheden acht het hof een enkele schuldigverklaring zonder oplegging van straf een onvoldoende reactie. Enige vorm van strafoplegging is geboden.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Ook weegt het hof mee dat de verdachte na het tenlastegelegde en bewezen geachte feit maatregelen heeft getroffen om in de toekomst soortgelijke strafbare feiten te voorkomen, door het laten aanleggen van eerdergenoemde
limiter.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in hoger beroep met bijna 22 maanden is overschreden.
Het hof acht in beginsel een geheel voorwaardelijke geldboete van € 3.000,00 een passende sanctie. Het hof ziet echter aanleiding om die geldboete gezien de overschrijding van de redelijke termijn te matigen en komt tot de navolgende straf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 23, 24 en 51 van het Wetboek van Strafrecht,
8.4
van de Wet milieubeheer,
2.17
van het Activiteitenbesluit milieubeheer, en:
1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht;
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. onder CJIB nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro).
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdend te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.L. Bruinsma en
mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 april 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]