In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vervalst reisdocument, een Israëlisch paspoort, op 14 juni 2018 te Schiphol. De verdachte had het paspoort aangeboden bij de grenscontrole en was van plan naar Canada te vliegen om daar asiel aan te vragen. Na zijn aanhouding heeft hij een asielverzoek ingediend in Nederland, maar het hof oordeelde dat hij geen beroep meer kon doen op het Vluchtelingenverdrag, omdat zijn eerdere asielaanvraag in Duitsland al onherroepelijk was afgewezen. Het hof oordeelde dat het Openbaar Ministerie bevoegd was om tot vervolging over te gaan en dat er geen sprake was van onzorgvuldig handelen.
Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet strafbaar was vanwege overmacht, maar het hof oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs anders had kunnen handelen. De verdachte had moeten afwachten op de beslissing van zijn asielverzoek in Duitsland in plaats van met een vervalst paspoort verder te reizen.
De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. In hoger beroep heeft het hof de straf heroverwogen en, rekening houdend met de tijd die sinds het feit is verstreken en de omstandigheden van de verdachte, besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.