9.2.4Oordeel van het hof
Beoordelingskader
Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn indien de verdachte:
1. behoort tot het samenwerkingsverband en
2. een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (Hoge Raad 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264). In het bestanddeel
deelneming aaneen organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr ligt tevens een opzetvereiste van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor “deelneming” voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Niet vereist is dat de verdachte wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd (Hoge Raad 18 november 1997, NJ 1998/225).
Ook hoeft de verdachte geen opzet op die concrete misdrijven te hebben (Hoge Raad 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651). Dit is niet anders indien het oogmerk van de organisatie is gericht op het plegen van misdrijven van uiteenlopende aard (Hoge Raad 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122). De verdachte
Op 27 december 2013 heeft een poging tot liquidatie van [medeverdachte 11] plaatsgevonden op de [straat 2] in Amsterdam. [medeverdachte 11] had op dat moment een afspraak met de verdachte, die zich ten tijde van de aanslag in een internetwinkel in de buurt bevond.
Tijdens een getuigenverhoor bij de politie heeft de verdachte verklaard, dat [medeverdachte 11] een goede vriend van hem was en dat hij via [medeverdachte 11] (onder andere) [naam 3] en [medeverdachte 9] kende. De verdachte heeft op de terechtzitting van de rechtbank Noord-Holland van 23 januari 2020 verklaard dat hij ook [medeverdachte 10] heeft gekend.
In de dagen na deze aanslag worden er via PGP-toestellen meerdere berichten tussen [medeverdachte 11] en de verdachte gewisseld. In deze berichten wordt onder meer besproken wie er achter de aanslag zit. De verdachte zegt in dat verband:
“denk dat we hem even op de stoel moeten gooien dan…!!!”. Ook zegt de verdachte dat hij zich ‘faya’ voelt als er aan hem wordt getwijfeld.
Op 28 december 2013 stuurt de verdachte de volgende berichten aan [medeverdachte 11] :
“Bro scotoe gaat masten plaatsen bij de winkel ofzo om alle tels terg te halen…zullen we vanaf morgen ook even op andere tels gaan anders zitten ze ook op al onze tels…!!!”,
“Er moet iemand zijn die hun info geeft en zegt hoe het allemaal aan toe gaat bij ons (…) er zit gewoon een slang tussen ons in bro”en
“(…) is toch faya dat we gewoon mensen zien die ons gewoon willen nakken man…we moeten spoken voor ze worden anders is het echt te laat straks…!!!”. De verdachte zegt dat hij snel een ‘panser’ (een gepantserde auto) moet hebben.
Op 29 december 2013 stuurt de verdachte aan [medeverdachte 11] .:
“(…) we moeten gewoon echt gaan zuiveren om ons heen en de boel strakker aantrekken…!!! Ik zeg je eerlijk (…) vanaf toen waren ze al bezig…!!! Ik ga ook even vaker hotel pitten enzo”en
“Bro het belangerijkste is dat het hun niet gelukt is…maar het moet gewoon een zware les voor ons zijn…!!! Jij al helemaal bro je moet gewoon echt een spook worden (…) Ik ga ook ff verdwijnen…is beter want hier de hele tijd aangehouden worden is niks en als schietschijf rondlopen…!!”.
Kennelijk heeft de verdachte zich vervolgens inderdaad op de achtergrond gehouden, althans voor de buitenwereld, want pas vanaf de tweede helft van 2014 komt hij weer in het dossier naar voren. Daarbij acht het hof de volgende aspecten van belang.
Op 17 september 2014 worden er meerdere berichten tussen [medeverdachte 1] en de verdachte gewisseld. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de verdachte sinds 2013 kent. De verdachte stuurt aan [medeverdachte 1] :
“He bro ik hoor dat je pas al een tel hebt gepakt voor iemand die info zou geven dus begrijp niet waarom je nu weer nodig hebt…? Die tellies zijn niet gratis he bro”.
[medeverdachte 1] antwoordt als volgt:
“Klopt heb nu 3 pgps 1 ennet bro 1 pgp is voor die jongen die die autos haalt 1 tje voor die weet waar die [bijnaam slachtoffer 2] is 1 tje die weet waar [bijnaam slachtoffer 5] weer is en die ennet is bij die buurjongen van die broers [naam 4] dat als die ze ziet zegt die het meteen”.
Hierop reageert de verdachte met de berichten:
“Bro maar je kan toch niet iedereen die maar iets kan of weet meteen een tel geven dan moet ik er 200 uitdelen bro pas als ze zeker zijn dat ze iemand hebben nemen ze contact op en dan kunnen ze meteen 1 krijgen”en
“(…) We hebben nog 45 kop te betalen bij die belhuis en we blijven maar tels pakken begrijp me niet verkeerd maar ik moet straks weer aftikken. En zolang er nog niet echt gewerkt word en doekoe verdiend word dan is het lastig om zo door te gaan”.
[medeverdachte 1] antwoordt als volgt:
“Je hebt gelijk bro snap je ben zo gefocust op die honden wil ze echt weg hebben en die gene kan er voor zogen daarom dacht ik zo bro”.
De verdachte sluit deze berichtenwisseling af met het bericht:
“Ik weet het ik denk ook zo en dat is niet verkeerd bro. Maar kijk of je die tel van die man van [bijnaam slachtoffer 2] kan doorgeven aan die andere want die [bijnaam slachtoffer 2] is toch in mokro en zo kan je alsnog gefocusd zijn op ze”.
Uit de inhoud van deze berichten tussen [medeverdachte 1] en de verdachte leidt het hof af dat de verdachte zeggenschap had over de verstrekking en verdeling van PGP-toestellen aan/over de leden van de criminele organisatie, ten behoeve van het observeren van personen, en dat de verdachte verantwoordelijk was voor de betalingen voor deze telefoons. Voorts blijkt uit deze berichten dat de verdachte [medeverdachte 1] ter verantwoording roept als die zonder toestemming, dan wel zonder voorafgaand contact, een dergelijke telefoon heeft gepakt.
Naast de verantwoordelijkheid voor de PGP-toestellen was de verdachte ook beheerder van het geld van de criminele organisatie, door de verdachte “de pot” genoemd. In de Ennetcomdata van het e-mailadres EC8R, dat is gekoppeld aan een onder [medeverdachte 2] aangetroffen telefoon, is een notitie aangetroffen betreffende een gesprek tussen [medeverdachte 2] (‘ [bijnaam b medeverdachte 2] ’) en de verdachte op 24 maart 2015.
De verdachte:
“Kijk bro die man heeft me niks uitgelegd over wat hij wil doen ... of met wie hij iets wil doen hij zei alleen iemand in een shisha dus ik weeet niet wat de bedoeling is [bijnaam b medeverdachte 2] en ik kan niet iedereen gaan geven die maar wat roept zo blijft er weinig over hoe ik bij hem doe doe ik ook bij ieddereen want het is geen grabbelton .. .is er iets serieus en moet iemand wat krijgen zeg me wat het is en we trekken meteen uit de pot..!!
(…)
Ik ga je vanavond berekeningen van hermano sturen dan geef ik jullie alvast geld voordat we wat ontvangen hebben van hermano geen probleem .. .!!
Berekeningen van ons ben ik mee bezig bro die krijg je ook snel van me heb nu alles ontvangen ervan en ga nu even alles opstellen en opnieuw maken dan stuur ik je die ook op”.
In Ennetcomberichten tussen leden van de criminele organisatie wordt veelvuldig over “pap” (geld) gesproken. Uit deze berichten leidt het hof af dat de verdachte (“ [bijnaam c verdachte] ”) het geld verstrekt aan de leden van de criminele organisatie.
Op 1 augustus 2014 vindt de volgende berichtenwisseling plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] .
[medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 9] :
“(…) heb je nog wat gehoord van pap ofzo bro”.
[medeverdachte 9] antwoordt hierop met het bericht
: “Bro ik ga zo weer mailen vraag hem ook bro leg hem uit dat je helemaal zonder zit en die gasten ook niet bewegen”.
Enkele uren later vraagt [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 1] :
“(…) had je [bijnaam b medeverdachte 10] nog gesproken”en
“(…) wat zei hij over doekoe”. Zoals hiervoor reeds vermeld, is [bijnaam b medeverdachte 10] een bijnaam van [medeverdachte 10] .
[medeverdachte 1] antwoordt hierop met de berichten:
“(…) [bijnaam b medeverdachte 10] kan liever [bijnaam c verdachte] vragen die is teminsten nog serieus met dit”en
“(…) ik zeg wel tegen hem is 1ste we zijn blut (…)”.
[medeverdachte 9] stuurt even later aan [medeverdachte 1] :
“Bro sprak [bijnaam c verdachte] net hij zei hij is richting spanje en spreekt met [bijnaam a medeverdachte 2] af zodat ie ff met jou ook kan zitten praten en dan geeft ie je”. Uit het onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] in deze periode in Spanje, en soms in Marokko, verbleef.
Op 4 augustus 2014 stuurt [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 1] het bericht:
“Ga douchem kleed je om bro en kom [bijnaam c verdachte] gaat je pap geven dan”.
Door [medeverdachte 1] is verklaard dat hij maandelijks een geldbedrag van (oorspronkelijk) € 2.500,- ontving van de criminele organisatie. Uit berichten van 18 september 2014 leidt het hof af dat [medeverdachte 1] zijn beklag doet bij de verdachte over de hoogte van zijn maandelijkse vergoeding; [medeverdachte 1] redt het niet met € 2.500,-.
[medeverdachte 1] aan de verdachte:
“Yo bro hoe s het dan heb die tel gegeven en heb meteen kenteken gekregen wat die nu rijdt vanaf morgen gaat die jongen daar altijd zitten tot dat die komt en bro nog vraagje he sorry dat ik je er mee lastig val maar 2500 red ik nooit betaal ik net huis en borg mee en ik deel altijd geld met 2 jongens die autos halen en die alles zeggen zo ga ik ze kwijt raken”.
De verdachte antwoordt hierop met het bericht:
“Bro we kunnen niet maandelijks iedereen geven begrijp je ik begrijp je zeker niet verkeerd maar die jongens moeten krijge voor wat ze doen die 2500 is voor jou om je kostEn te betalen ik kan geen 10 man maandelijks geld geven”.
Op 3 september 2014 is [medeverdachte 13, tevens slachtoffer 4] geliquideerd. [medeverdachte 1] geeft de volgende dag – naar aanleiding van een artikel op de website van AT5 – aan [medeverdachte 9] aan, dat [bijnaam b medeverdachte 10] ( [medeverdachte 10] ) en [bijnaam c verdachte] (de verdachte) het nu ook zien en wel “pap” gaan trekken.
Hierop volgend vindt de volgende berichtenwisseling plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] .
[medeverdachte 1] :
“Had je ze we’ll al gemeld van ja eentje is gedaan dat ze moeten geven en zeiden ze niks der over ofzo”.
[medeverdachte 9] :
“Krijgen weekend pap bro [bijnaam b medeverdachte 10] stuurde net dat op internet staat dat hij [bijnaam slachtoffer 1] had gedaan (…)”.
(…)
[medeverdachte 1] :
“Oke bro is goed en die pap van de eerste wnnr is dat”.
[medeverdachte 9] :
“Denk ook dan heb bevestiging van [bijnaam c verdachte] gehad snap je”.
In de Ennetcomdata van het door de verdachte gebruikte e-mailadres beginnend met 8475 zijn twee financiële overzichten aangetroffen, aangemaakt op respectievelijk 18 juli 2014 en 1 augustus 2014.
Het hof leidt uit deze notities af dat er niet alleen bedragen aan personen worden betaald, maar ook betalingen worden verricht voor “ennet(pgp)”, huur en Spanje. In een onder [medeverdachte 2] in beslag genomen telefoon is ook een financiële notitie aangetroffen, genaamd “Nieuwe boekH”. Deze notitie is eerder weergegeven. Uit deze notitie blijkt dat er geldbedragen zijn betaald via de verdachte (“ [bijnaam c verdachte] ”). Dat de verdachte verantwoordelijk was voor de financiën binnen de criminele organisatie vindt naar het oordeel van het hof ook steun in het hiervoor genoemde gesprek tussen [medeverdachte 2] en de verdachte op 24 maart 2015, waarin de verdachte nota bene tegen [medeverdachte 2] zegt dat hij hem berekeningen zal sturen.
Dat de verdachte wetenschap had van het oogmerk van de criminele organisatie baseert het hof naast het voorgaande – in het bijzonder de berichten uit december 2013 en van 17 september 2014 – met name op het volgende.
Op 6 september 2014 worden er diverse berichten tussen [medeverdachte 1] en de verdachte gewisseld.
[medeverdachte 1] vraagt aan de verdachte:
“(…) bro mag die andere trouwens ook die 2 ling maar die van verlof”.
De verdachte antwoordt hierop:
“Ja dat kan wel maar die bemoeid toch niet zoveel? Die andere is wel belangerijk volgens mij die is echt actief bezig”.
[medeverdachte 1] aan de verdachte:
“Ja dat we’ll maar deze heeft die van laatst gelokt 100% van oost kreeg gisteren bevestiging (…)”.
(…)
De verdachte aan [medeverdachte 1] :
“Bro doe maar ze zij sowieso 4 handen op 1 buik (…)”.
Naar aanleiding van het bericht van [medeverdachte 1]
“Ik weet hij komt elke vrijdag tussen half 6 deur uit half open kamp scheveningen en zondag gaat die terug”stuurt de verdachte:
“Oke staat bro”.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat met “die 2 ling” de tweelingbroers [naam 5] en [naam 6] [achternaam] worden bedoeld. Dit waren doelwitten van de criminele organisatie. Uit detentiegegevens van [naam 5] [achternaam] blijkt dat hij in 2014 gedetineerd heeft gezeten en vanaf 17 juli 2014 deelnam aan een penitentiair programma met Elektronisch Toezicht (enkelband). Naar het oordeel van het hof volgt uit de berichten van 6 september 2014 – in samenhang met de overige bewijsmiddelen – dat [medeverdachte 1] aan de verdachte vraagt of [naam 5] ook geliquideerd mag worden. De verdachte zegt dat dit goed is (“doe maar”).
Op 18 september 2014 worden de volgende berichten gewisseld tussen [medeverdachte 1] en de verdachte.
[medeverdachte 1] aan de verdachte:
“Is goed bro ik ga even kijken hoe en wat bro deze dagen bro laat ie mannen klaar staan aub dat die hond teminsten weg is”.
De verdachte antwoordt hierop met het bericht:
“Oke is goed bro als je me een dag eerder aan geeft dat ik klaar moet staan dan kan ik alles voorbereiden”.
[medeverdachte 1] aan de verdachte:
“Olke bro deze dagen bro klaar staan morgen geef ik je dan adres van die cafe en nr kenteken heb ik net aan [bijnaam b medeverdachte 10] gegeven al”.
In de berichten wordt besproken dat
“laat ie mannen klaar staan aub dat die hond teminsten weg is”. Naar het oordeel van het hof blijkt uit deze bewoordingen dat er iemand dood moet. Kennelijk gaat de verdachte hiervoor voorbereidingen treffen.
Op 25 oktober 2015, een jaar later, worden de volgende berichten gewisseld tussen [medeverdachte 2] en de verdachte.
[medeverdachte 2] aan de verdachte:
“(…) Heb iemand die graag naar die bolle wil
Maar die gasten willen geen 100
Zeggen is hot-spot enzo snap je
Willen meer
En die kk [achternaam] maar hij kwam in een tent daar komt die tijd niet meer, hij is iemand aan het vragen om voor ze te werken zoals is je kaatst al vertelde ,
En die [bijnaam slachtoffer 2] bro kifesh met die ?”.
De verdachte aan [medeverdachte 2] :
“Die bolle gaan we echt niet meer dan 100 geven bro
Even eerlijk wat is er nou hotspot aan hem man…!!!
Wat denk jij erover?
Je zei me die [achternaam] is weer weg toch…
Die [bijnaam slachtoffer 2] is wel een mannetje van hun en zullen we ze ook wel pijn mee doen maar denk je dat we hem boven aan de lijst moeten zetten?”.
[medeverdachte 2] aan de verdachte:
“Die locatie enigst plek die te vinden is
Andere momenten moeten we ff goed gaan spitten
Ja wilde jou vragen hoe je erover denk
Die kk vetlap moest allang gaan
Nee [achternaam] is hier maar in die cafe waar die kwam is die opeens niet meer te zien die kk flikker
Die [bijnaam slachtoffer 1] als we die pakken bro
En direct wat plannen pakken die kk flikkers
Want ze gaan direct komen bro
Zo komen dat ff buiten desnoods
2 team als ze op afscheid komen, dat wilde we toen al doen toen met die brada van hem”.
De verdachte aan [medeverdachte 2] :
“Klopt die locatie is heel kut bro en kunnen we beter vermijden…. maar doe man komt toch ook ergens anders en we moeten gewoon kijken hoe wat waar met hem…want hij moet ook na huis…!!
Oke dat is geen verkeerde plan dan alleen is hij dan zo belangerijk of willen we hem gebruiken om de rest te krijgen
Ik bedoel meer we kunnen wel die slappe gasten eromheen doen maar daar raken we hun echt niet mee bro maar laten we even bekokstoven en dan kijken wat we het beste kunnen doen”.
In de berichten wordt gesproken over personen die aangeduid worden als “bolle”, “ [achternaam] ” en “ [bijnaam slachtoffer 2] ”. Naar het oordeel van het hof volgt uit de bewijsmiddelen dat met deze namen [slachtoffer 5] , de tweelingbroers [achternaam] en [slachtoffer 2] worden bedoeld. Dat de berichten zien op het liquideren van personen leidt het hof af uit de bewoordingen
“Die kk vetlap moest allang gaan”, “Die [bijnaam slachtoffer 1] als we die pakken bro. En direct wat plannen pakken die kk flikkers (…) 2 team als ze op afscheid komen, dat wilde we toen al doen toen met die brada van hem”en
“hij moet ook na huis”. Zoals bekend, was [slachtoffer 2] de neef van [slachtoffer 1] , die op 20 februari 2014 is geliquideerd.
Het hof leidt uit de inhoud van deze berichten af dat door [medeverdachte 2] en de verdachte wordt besproken of [slachtoffer 2] bovenaan de lijst van te liquideren personen moet komen te staan, en hoe en waar ze de genoemde personen kunnen liquideren. Ook wordt besproken hoeveel geld er betaald wordt voor een liquidatie. Daarbij is het de verdachte die zegt dat ze voor [slachtoffer 5] niet meer dan 100 gaan geven omdat die “bolle” geen hotspot is.
Op 29 november 2015 worden er, tot slot, ook nog diverse berichten tussen [medeverdachte 2] en de verdachte gewisseld.
De verdachte aan [medeverdachte 2] :
“(…) Ik denk dat je het ook we’ll gehoord hebt maar ik hoor dat die flikkers op iemand uit zijn om te doen dus laat iedereen op scherp staan”en
“Die slang volgens mij bro hij staat klaar om iets te doen hebben we gehoord dus aub waarschuw iedereen”.
Uit de inhoud van deze berichten leidt het hof af dat de verdachte opdracht geeft aan [medeverdachte 2] om iedereen te waarschuwen en op scherp te laten staan. [medeverdachte 2] doet dit en stuurt het bericht van de verdachte onder meer door aan [medeverdachte 1] (“ [bijnaam c medeverdachte 1] ”) met daarbij de vermelding:
“Bro krijg dit van [bijnaam c verdachte] binnen”.
De verdachte en [medeverdachte 2] praten met elkaar verder. Ze zeggen tegen elkaar “dat ze (zwaar) slapen”.
De verdachte zegt uiteindelijk:
“We slapen echt bro dat komt ook omdat veel van ons niet meer op het veld staan we moeten meer op de plein zetten”.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte heeft behoord tot het samenwerkingsverband, wetenschap had van het criminele oogmerk van de organisatie en een aandeel heeft gehad in, dan wel ondersteund heeft, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr, en wel gedurende de gehele ten laste gelegde periode.
Leidende rol
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of ook de strafverzwarende omstandigheid kan worden bewezen dat de verdachte leider was van de criminele organisatie.
Blijkens de wetsgeschiedenis gaat het bij deze strafverzwarende omstandigheid niet om leiding geven of opdracht geven aan een strafbaar feit, maar om het leiden van een criminele organisatie. De ‘leider’ hoeft daarbij niet de hoogste leider te zijn en het leiderschap hoeft op geen enkele wijze geformaliseerd te zijn. Van belang is, of andere deelnemers aan de organisatie op aanwijzing van de betrokkene handelen.
Als de betrokkene andere deelnemers bevelen geeft, kan hij eerder als leider gelden dan wanneer hij alleen maar raad verstrekt. Doorslaggevend is uiteindelijk of de betrokkene binnen de organisatie een bepaalde macht heeft; een bepaald gezag bezit. Als de betrokkene dwingende aanwijzingen kan geven, kan zo'n machtspositie al gauw worden aangenomen. Een dergelijke positie kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat de betrokkene aan deelnemers bevelen kan geven, en uit de omstandigheid dat de betrokkene bij het optreden van het verband al dan niet spontane initiatieven ontplooit waarnaar anderen zich richten. Het zich daarnaar richten door andere deelnemers is van belang, aldus de wetsgeschiedenis. (Zie de conclusie van advocaat-generaal Vegter voor de Hoge Raad van 18 december 2018 (ECLI:NL:PHR:2018:1192), in welk arrest de Hoge Raad oordeelde dat een organisatie meerdere leiders kan hebben (ECLI:NL:HR:2018:2331).) Naar het oordeel van het hof is op grond van de hiervoor besproken bewijsmiddelen genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte een centrale rol had binnen de criminele organisatie en dat hij binnen deze organisatie over belangrijke zaken feitelijke zeggenschap en beslismacht had.
Het was de verdachte die ging over de verstrekking en verdeling van de PGP-toestellen, van welke toestellen het gebruik cruciaal was voor de verwezenlijking van het criminele oogmerk van de organisatie.
Het hof wijst op het bericht van de verdachte aan [medeverdachte 11] van 28 december 2013 en op het berichtenverkeer tussen de verdachte en [medeverdachte 1] van 17 september 2014. In deze laatste berichten dient [medeverdachte 1] verantwoording af te leggen aan de verdachte.
De verdachte was voorts een belangrijke financiële man binnen de organisatie. De verdachte was verantwoordelijk voor (maandelijkse) betalingen aan onder andere de leden van de organisatie, maar ook voor de PGP-toestellen en huur. Uit de berichten van 18 september 2014 blijkt dat [medeverdachte 1] zich tot de verdachte wendt om – evenals de rechtbank kan het hof het niet anders duiden – een salarisverhoging te krijgen. De verdachte wijst dit af, waarna [medeverdachte 1] dit met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] bespreekt. [medeverdachte 2] zegt vervolgens dat ze aan het lijntje worden gehouden.
De verdachte was ook iemand met wie overleg werd gevoerd over het wel of niet liquideren van een persoon en over het prioriteren van een beoogd doelwit op de dodenlijst waarvan de organisatie gebruik maakte.
Het hof wijst op de berichten tussen de verdachte en [medeverdachte 1] van 6 september 2014, waarin [medeverdachte 1] aan de verdachte vraagt of [naam 5] ook geliquideerd mag worden. De verdachte zegt dat dit goed is.
Het hof wijst ook op de berichten tussen de verdachte en [medeverdachte 2] van 25 oktober 2015, waarin het gaat over het bovenaan de dodenlijst zetten van [slachtoffer 2] en dat de verdachte voor de liquidatie van [slachtoffer 5] niet meer dan 100 gaat geven, omdat [slachtoffer 5] geen ‘hotspot’ is.
De verdachte was in de positie om te beslissen wie er (met prioriteit) geliquideerd zou worden en bepaalde ook de hoogte van het geldbedrag dat daarvoor (maximaal) betaald zou worden.
Uit de hiervoor weergegeven Ennetcomberichten blijkt bovendien dat de verdachte binnen de organisatie gezag genoot.
Op 1 augustus 2014 zegt [medeverdachte 1] bijvoorbeeld in een bericht dat het beter is dat het aan de verdachte wordt gevraagd, omdat die tenminste nog serieus is met dit. Op 4 september 2014 zegt [medeverdachte 9] tegen [medeverdachte 1] dat hij van de verdachte “bevestiging” heeft gehad.
Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, laten geen andere conclusie toe dan dat de verdachte (een van de) leider(s) was van de criminele organisatie, zodat het hof ook de strafverzwarende omstandigheid bewezen acht, ten aanzien van de gehele ten laste gelegde periode.
Reeds in december 2013 zegt de verdachte tegen [medeverdachte 11] :
“we moeten gewoon echt gaan zuiveren om ons heen en de boel strakker aantrekken”en
“het moet gewoon een zware les voor ons zijn”.
Na afloop van de ten laste gelegde periode, in november 2015, zegt de verdachte nog steeds tegen [medeverdachte 2] :
“laat iedereen op scherp staan”en
“waarschuw iedereen”.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van
1 december 2013 tot en met 31 oktober 2015 als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.