6.2.3Oordeel van het hof
Beoordelingskader
Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn indien de verdachte:
1. behoort tot het samenwerkingsverband en
2. een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. (Hoge Raad 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264) In het bestanddeel
deelneming aaneen organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr ligt tevens een opzetvereiste van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor "deelneming" voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Niet vereist is dat de verdachte wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd. (Hoge Raad 18 november 1997, NJ 1998/225)
Ook hoeft de verdachte geen opzet op die concrete misdrijven te hebben. (Hoge Raad 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651) Dit is niet anders indien het oogmerk van de organisatie is gericht op het plegen van misdrijven van uiteenlopende aard. (Hoge Raad 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122) De verdachte
Hiervoor is de verdachte geïdentificeerd als de gebruiker van het Ennetcom-adres y86z. In het adresboek van dit adres stonden onder andere Ennetcom-adressen van [medeverdachte 9] en [medeverdachte 11] opgeslagen.
Op 27 december 2013 heeft er, zoals hiervoor vermeld, een poging tot liquidatie van [medeverdachte 11] plaatsgevonden, waarna op 28 en 29 december 2013 door verschillende personen, via PGP-toestellen, over deze aanslag wordt gecommuniceerd.
De verdachte wordt op 28 december 2013 door [medeverdachte 9] geïnformeerd over de aanslag op [medeverdachte 11] . De verdachte reageert hierop met de berichten:
“Meen je niet [bijnaam a medeverdachte 11] (…) vieze kk flikkers had [bijnaam b medeverdachte 11] niks bij hem dan?”, “(…) wel toevallig weer, info over mij en eentje van ons word bijna gezet (…)”en
“(…) We moeten met [bijnaam b medeverdachte 11] ff gaan praten we zijn beetje gaan slapen [bijnaam a medeverdachte 11] ”. [medeverdachte 9] reageert hierop met het bericht:
“Ja bro zeker dat besefte we allemaal gister dus daarom moeten we ff met elkaar zitten”. Uit de verdere berichten kan worden afgeleid dat de verdachte naar [medeverdachte 9] toe komt. Om 16.36 uur bericht [medeverdachte 9] aan de verdachte dat hij in ‘noord’ is.
Op 29 december 2013 heeft de verdachte ook contact met een onbekend gebleven persoon, die gebruik maakt van het e-mailadres beginnend met 9312, over de aanslag op [medeverdachte 11] . De verdachte zegt dat hij net bij ‘ [bijnaam b medeverdachte 11] ’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 11] ) vandaan komt. De onbekende persoon vraagt aan de verdachte:
“(…) He bro weten jullie wie dat deed bij [bijnaam b medeverdachte 11] ?”. De verdachte antwoordt hierop:
“(…) Nee zijn mee bezig. We denken dat ze hem en mij zelfde dag wilde nakken”.
Op 20 februari 2014 omstreeks 07.20 uur is [slachtoffer 2] door [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] geliquideerd. Het hof leidt uit de inhoud van de bewijsmiddelen af dat de verdachte op de hoogte was van deze liquidatie en dat hij een actieve bijdrage heeft geleverd aan in elk geval de financiële afwikkeling ervan.
In de avond van 20 februari 2014 stuurt de verdachte aan [medeverdachte 1] :
“Hey bro, [bijnaam a medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] moet die kleine niks zeggen he. Stuur hem dat ook ff, en we zien hem zo”. Later die avond stuurt de verdachte met de telefoon van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] :
“Hey bro met die andere man. Ben je oke? Hoor dan die andere vergeet hem niet te zeggen alles voor ons zelf houden. Want die kleine Mocro gaat hem misschien vragen”. Ook zegt de verdachte dat hij [medeverdachte 6] morgen zal zien.
Uit de berichten van 21 februari 2014 leidt het hof af dat [medeverdachte 6] , mede namens [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] , aan [medeverdachte 1] vraagt wanneer er wordt afgesproken en dat [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] zijn geld wil. Zo zegt [medeverdachte 6] :
“Bro, ik ben met [bijnaam b medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] . Die man wilt ze doekoe, hij is skeeeeer. Laten we ff afspreken a.u.b.”. Hierop antwoordt de verdachte met de telefoon van [medeverdachte 1] :
“Hey bro. Met mij die andere heb straks. Alles, waar zijn jullie nu. Geef ik hem wat als hij wilt. En ik moet die hamers ook weg doen”. Later die avond vraagt de verdachte aan [medeverdachte 1] of hij die mannen kan zeggen dat het morgenmiddag wordt omdat er een grote controle is bij IJburg en Noord, en dat hij het morgen brengt. [medeverdachte 1] bericht vervolgens aan [medeverdachte 6] dat hij net van die andere doorkreeg dat het morgen wordt omdat er een grote controle is in Noord en IJburg.
In de middag van 22 februari 2014 vraagt [medeverdachte 1] op verzoek van de verdachte aan [medeverdachte 6] waar ze zijn, en zegt dat ze even rondjes moeten maken in de buurt om te kijken of er controles zijn zodat de verdachte de “radio’s” uit elkaar kan halen. [medeverdachte 6] laat aan [medeverdachte 1] weten dat “die dingen” al zijn weggehaald en uit elkaar zijn gehaald. [medeverdachte 1] geeft dit door aan de verdachte.
Door [medeverdachte 1] is verklaard dat de berichten van februari 2014 over de liquidatie van [slachtoffer 2] gaan en dat hij daarover contact heeft onderhouden met [medeverdachte 6] en de verdachte. De verdachte heeft op enig moment de telefoon van [medeverdachte 1] gebruikt om berichten te versturen. Ook is door [medeverdachte 1] verklaard dat met “ [bijnaam b medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] ” [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] wordt bedoeld en dat “hamers” en “radio’s” wapens zijn. Voorts heeft [medeverdachte 1] verklaard dat de berichten tussen hem en [medeverdachte 6] van 22 februari 2014 waarin wordt gesproken over “het uit elkaar halen van die radio’s” gaan over het uit elkaar halen van de wapens die vermoedelijk bij de liquidatie van [slachtoffer 2] zijn gebruikt.
Uit het bericht van [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 1] op 22 februari 2014 om 22.40 uur blijkt dat de betaling ook die dag niet doorgaat en dat het morgen wordt.
Op 23 februari 2014 stuurt de verdachte aan [medeverdachte 1] :
“Ik kreeg dat ik later heen moet. Ik ben nu ook alleen aan het wachten kan nu ff niks. Als ik aan mijn eigen kon komen had ik ze gegeven alvast, maar kan hier weinig snap je ? Maar er is geen stress zit goed. Moet je ff sturen, stuur dit zelf ff door naar hun”. Twee minuten later stuurt [medeverdachte 1] de inhoud van dit bericht door aan [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] reageert hierop met het bericht:
“Ik weet het maar je moet begrijpen die andere raakt gefrustreerd. Iedereen is bijna plat bro. En die man hoort al 3 dagen vanavond. (…)”. Nog diezelfde avond geeft de verdachte opdracht aan [medeverdachte 1] om tegen [medeverdachte 6] te zeggen dat hij ze zo ziet en dat [medeverdachte 6] naar KFC in Zuid-Oost moet komen. Op 24 februari 2014 om 12:00 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] of alles is gelukt gisteren. [medeverdachte 6] antwoordt:
“Ja broer thnx, als het goed is vanavond nog”.
Het hof leidt uit de inhoud van deze berichten af dat de verdachte [medeverdachte 6] en [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] in de avond van 23 februari 2014 (deels) heeft betaald voor de liquidatie van [slachtoffer 2] .
In de middag van 24 februari 2014 doet [medeverdachte 1] bij de verdachte zijn beklag erover dat op de site Misdaadjournalist.nl staat “ [[bijnaam a medeverdachte 1]] is de volgende”. [medeverdachte 1] wil om die reden even weg, omdat iedereen nu op hem gefocust is. Op 25 februari 2014 stuurt de verdachte naar [medeverdachte 1] dat hij morgen een nieuwe “bb” (het hof begrijpt: BlackBerry) moet halen en niet meer door de tel moet praten. De verdachte laat aan [medeverdachte 1] weten dat hij een nieuwe “osso” (huis) gaat zoeken over de grens.
Uit de inhoud van de berichten op 27 februari 2014 tussen [medeverdachte 1] en de verdachte leidt het hof af dat de verdachte geld (“pap”) heeft gegeven aan [medeverdachte 1] . Door [medeverdachte 1] wordt dit bevestigd in het bericht aan [medeverdachte 9] in de nacht van 28 februari 2014. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij inderdaad geld heeft gekregen om de jongens te betalen die de vluchtauto hebben gestolen die bij de liquidatie van [slachtoffer 2] is gebruikt, en vermoedelijk voor een nieuwe woning.
Op 13 juli 2014 omstreeks 01.40 uur is [slachtoffer 3] door [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] geliquideerd. Het eigenlijke doelwit was, zoals vermeld, [beoogd slachtoffer Dollar] . Het hof leidt uit de inhoud van de bewijsmiddelen af dat de verdachte op de hoogte was van de geplande liquidatie van [beoogd slachtoffer Dollar] , hetgeen ook is bevestigd door [medeverdachte 1] .
In de ochtend na de liquidatie van [slachtoffer 3] worden er meerdere berichten gewisseld tussen [medeverdachte 1] en de verdachte. In die berichten stelt [medeverdachte 1] de verdachte op de hoogte van de fout die door [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] is gemaakt. Zo stuurt [medeverdachte 1] aan de verdachte: “
Bro dit is echt fuckt up wollah meen het”. En even later:
“Bro [bijnaam a medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] heeft en hrote fout gemaakt serieus verkeerde bro”. De verdachte antwoordt hierop met de berichten:
“Tering meen je niet tering nu is die andere zemel wakker ook”,
“Dit is faya bro. Heb gelijk hoofdpijn gekregen. Tering”,
“Tering Had hij niet genoeg info? (…)”en
“Nu weer vanaf 0 dus”.
Ook tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] worden na de liquidatie van [slachtoffer 3] berichten gewisseld over de gemaakte fout van [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] . Uit de berichten volgt dat zij [beoogd slachtoffer Dollar] alsnog willen liquideren. Ook blijkt uit de berichten dat de chauffeur van de vluchtauto bij de liquidatie van [slachtoffer 3] bij [medeverdachte 1] zeurt om zijn geld voor zijn werkzaamheden. In de nacht van 14 juli 2014 bespreekt [medeverdachte 1] dit met de verdachte. De verdachte stuurt aan [medeverdachte 1] :
“(…) Heb [[bijnaam medeverdachte 9]] niks ? Maar ja bro die man heb wel gelijk. Maar praat met hem zeg hem we komen eruit. FF geduld, wat zei [[bijnaam medeverdachte 9]] daarover dan ?”.[medeverdachte 1] reageert als volgt:
“Bro kan niet er is niks we boden hem andere aan te doen en dan maken we het goed snap je maar hy wilt niks horen nu hebben we die kk hond gaat morgen maar alleen daar naar toe en het afmaken wat die moest doen als we hem kunnen vinden en dan trekken we het gwn van hem eraf bro moet wel bro hij heeft een kant gelijk hij zegt ik moest rijden heb die jongen gebracht en veilig thuis gebracht (…) en deze jongen kan ik niet kwijt raken bro weet je wrm hij kent [naam 7] hij kan hem lokken voor ons snap je”. De verdachte adviseert [medeverdachte 1] om tegen die man (het hof begrijpt: de chauffeur) te zeggen dat hij hem heel even de tijd moet geven en vraagt of [[bijnaam medeverdachte 9]] ( [medeverdachte 9] ) niets voor hem aan het regelen is. Nadat [medeverdachte 1] in de berichten van 02.56 uur en 03.03 uur benoemt wat [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] allemaal fout heeft gedaan, reageert de verdachte met het bericht:
“(…) Die gaat ons laten hangen bro. Tering ! Heb die andere man maar hij luister niet. Hoe gaan we deed fixen”.
Het hof benadrukt dat de verdachte in deze berichten spreekt over “we” en “ons”.
Ook volgt uit de berichten van 14 juli 2014 tussen [medeverdachte 1] en de verdachte dat de voorgenomen liquidatie van “ [naam 7] ” wordt besproken. Uit het bericht van [medeverdachte 1] om 02.36 uur blijkt dat de chauffeur van de liquidatie van [slachtoffer 3] “ [naam 7] ” kan lokken. De verdachte reageert hierop met het bericht:
“(…) En ja die [naam 7] had je allang moeten laten fietsen”. Dat het bericht ziet op het liquideren van “ [naam 7] ” leidt het hof af uit de door de verdachte gebruikte term “fietsen”. Daarbij wijst het hof ook op het bericht van de verdachte van 03.07 uur, waarin de verdachte (over de mislukte liquidatie van [beoogd slachtoffer Dollar] ) zegt:
“Bro die man moet gek zijn om te komen denk je dat hij niet weet dat het zijn fiets was”. Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat met “ [naam 7] ” één van de tweelingbroers [naam 8] en [naam 9] [achternaam] wordt bedoeld.
Op 16 juli 2014 zegt de verdachte tegen [medeverdachte 1] , die zich in de steek gelaten voelt:
“Maar geven niet op. Focus en komen sterker terug”.
Op 3 augustus 2014 worden er meerdere berichten gewisseld tussen [medeverdachte 1] en de verdachte.
De verdachte:
“Bro kifech met die mannen niks meer gehoord ?”.
[medeverdachte 1] :
“Bro mannen hebben het verneukt wat jij al zei bang dat die die ding vindt is nu dus gebeurd bro iemand anders rijdt er nu in duurt allemaal te lng en zo krijg je dit”.
De verdachte:
“(…) Zei je toch eruit halen. En nu ?”.
[medeverdachte 1] : “
Kon niet eraf bro te druk waar hij altijd is en niemand wilt middag dan krijg je dit want hij is gwn garage”.
De verdachte:
“Oke KK hoerenzooi. Maar als die mafkees [bijnaam a medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] in de middag wil gaan. Fix dan brommer of denk je dat die niet dan wil ? En die andere niks van gehoord B ?“.
[medeverdachte 1] laat aan de verdachte weten dat er geen loopgeld beschikbaar is om naar cafe’s te gaan waar ze komen. Ook is er geen vervoer. De verdachte zegt:
“Dus nu ligt alles stil ?”. Vervolgens vraagt de verdachte aan [medeverdachte 1] of hij nog iets heeft gehoord over “die chigas”. [medeverdachte 1] laat weten dat hij het kenteken van “grote chinga” heeft gekregen, maar zegt daar wel bij:
“bij hun moet je blijven dstaan tot ze komen kan niet avond want dan zijn ze er niet”. De verdachte vraagt aan [medeverdachte 1] wat hij voor hen nodig heeft om dat te fixen en zegt: “
Zweer die moeite echt ff fietsen. Zei zijn de oorzak van dit alles”. [medeverdachte 1] laat hierop weten dat hij niks nodig heeft en dat als ze waggie (het hof begrijpt: auto) zien er meteen een team is die korte metten maakt. De verdachte gaat [[bijnaam medeverdachte 9]] ( [medeverdachte 9] ) vragen
“als die andere blijven draaien”en stelt aan [medeverdachte 1] voor om het door anderen te laten doen. Het probleem is alleen dat die gasten een aanbetaling willen.
Op 5 augustus 2014 stuurt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 9] een bericht door met het plan dat hij en de verdachte hebben bedacht. Dit plan heeft [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 10] gestuurd. [medeverdachte 1] brengt in dit bericht bij [medeverdachte 10] onder de aandacht dat er loopgeld nodig is voor iemand. Zo stuurt [medeverdachte 1] :
“(…) Bro die wilt loop geld die weet ongeveer waar die woont maar hij wilt loop geld kijken hoe en wat waar. (…)”. [medeverdachte 9] zegt dat [medeverdachte 1] dit goed heeft gedaan.
In de periode vanaf 24 juli 2014 is, zoals hierboven is vermeld, [slachtoffer 5] geobserveerd met het doel om hem te liquideren. Voor deze observatie werd gebruik gemaakt van een GPS-baken (Track and Trace-systeem).
Op 9 augustus 2014 laat [medeverdachte 1] aan de verdachte weten:
“Enigste geluk W rijdt weer der in dus hopen dat die straks pokeren”. De verdachte vraagt vervolgens aan [medeverdachte 1] of die bikers dan klaar staan. [medeverdachte 1] antwoordt hierop dat ze eindelijk klaar staan. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat met het eerste bericht wordt bedoeld dat [slachtoffer 5] weer in zijn auto rijdt.
Het hof leidt uit de inhoud van de voorgaande berichten af dat de verdachte in de maanden juli en augustus 2014 niet alleen op de hoogte was van de voorgenomen liquidaties en de stand van zaken van de uitvoeringen daarvan, maar daarover ook heeft meegesproken en meegedacht. Het hof roept het bericht van 16 juli 2014 in herinnering:
“Maar geven niet op. Focus en komen sterker terug”.
In de Ennetcomdata van het e-mailadres EC8R dat is gekoppeld aan een onder de verdachte inbeslaggenomen telefoon is een notitie aangetroffen betreffende een gesprek tussen [medeverdachte 2] (‘ [[bijnaam b medeverdachte 2]] ’) en de verdachte op 24 maart 2015.
De verdachte aan [medeverdachte 2] om 16.04 uur:
“Ik snap heel goed dat je niks zomaar uitgeef daar ben ik eens mee (…)
Heb hem ook gezegd zelfde wat ik jou zeg bro, houden jullie gewoon rustig en laat het gewoon we hebben werk te verrichten om pap te verdienen en opstakels weg halen die ons storen om weer normaal te leven bro”.
[medeverdachte 2] aan de verdachte om 16.13 uur:
“Ik begrijp het bro maar je moet begrijpen dat iedereen wil pakken en iedereen wacht...ik zei hem .. ik geef het je van mij wel dan wachten we wel tot het geld binnen komt (…)
Als hij me nu uitlegt zoals jij dat zegt is een hele andere verhaal .. . hij zei me vorige keer we moeten die mannen geld geven die in de shisha zitten voor ons ... en gaf me adressen die we”.
[medeverdachte 2] aan de verdachte om 18.07 uur:
Kijk bro die man heeft me niks uitgelegd over wat hij wil doen ... of met wie hij iets wil doen hij zei alleen iemand in een shisha dus ik weeet niet wat de bedoeling is [[bijnaam b verdachte]] en ik kan niet iedereen gaan geven die maar wat roept zo blijft er weinig over hoe ik bij hem doe doe ik ook bij ieddereen want het is geen grabbelton .. .is er iets serieus en moet iemand wat krijgen zeg me wat het is en we trekken meteen uit de pot..!! (…)
Ik ga je vanavond berekeningen van hermano sturen dan geef ik jullie alvast geld voordat we wat ontvangen hebben van hermano geen probleem .. .!!
Berekeningen van ons ben ik mee bezig bro die krijg je ook snel van me heb nu alles ontvangen ervan en ga nu even alles opstellen en opnieuw maken dan stuur ik je die ook op”.
Het hof leidt uit de inhoud van dit gesprek af dat de verdachte met [medeverdachte 2] de financiële zaken van de criminele organisatie bespreekt en dat de verdachte ook geld ontvangt. Om 18.07 uur stuurt [medeverdachte 2] aan de verdachte dat hij bezig is met berekeningen en daarvan een overzicht gaat sturen aan de verdachte. Blijkens de aangetroffen notitie in de in het appartement van de verdachte in Spanje in beslag genomen telefoon ( [e-mailadres4] ) beschikte de verdachte over een financieel overzicht, genaamd “nieuwe boekhouding”. Deze notitie is hiervoor reeds weergegeven. Gelet op de inhoud van deze notitie, in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, stelt het hof vast dat deze notitie ziet op de financiële boekhouding van de criminele organisatie. Uit de notitie volgt dat de verdachte (‘ [[bijnaam a verdachte]] ’) een maandelijks geldbedrag ontving van € 5.000,-.
Ook volgt uit de hiervoor genoemde notitie dat het PGP-toestel van [[bijnaam b medeverdachte 6]] ( [medeverdachte 6] ) op 22 maart 2015 is verlengd. In de Ennetcomdata van het e-mailadres EC8R is een notitie aangetroffen, gedateerd 22 maart 2015, met als inhoud “Verleng [A914] @ennetcom.biz”. Dit e-mailadres is gekoppeld aan de op 7 juni 2015 onder [medeverdachte 6] aangetroffen PGP-telefoon.
Dat de verdachte zich binnen de criminele organisatie heeft beziggehouden met het verstrekken van PGP-toestellen leidt het hof ook af uit aangetroffen berichten in de telefoon met het e-mailadres [e-mailadres4] . Op 5 oktober 2015 vraagt [medeverdachte 1] (‘ [[bijnaam c medeverdachte 1]] ’) aan de verdachte wat hij met die “ennet” moet doen. De verdachte antwoordt hierop dat de ennet klaarligt bij die zaak en dat [medeverdachte 1] die morgen vroeg moet ophalen omdat die mannen “deze” eruit gooien. Op de vervolgvraag van [medeverdachte 1] of het om een telefoon of alleen een simkaart gaat, antwoordt de verdachte dat het alleen om een simkaart gaat en als die niet werkt, hij de “bb” (het hof begrijpt: BlackBerry) van [medeverdachte 1] heeft.
Daarnaast zijn er in deze telefoon berichten aangetroffen waaruit blijkt dat er op 3 oktober 2015 een observatie heeft plaatsgevonden op [slachtoffer 4] , met als doel hem die dag op straat te liquideren. Het hof stelt ten aanzien van de rol van de verdachte op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
De observatie vond plaats bij de Sporthallen Zuid in Amsterdam, waar [slachtoffer 4] zich op dat moment bevond. De verdachte stond in contact met [medeverdachte 1] (‘ [[bijnaam c medeverdachte 1]] ’), [medeverdachte 3] (‘ [bijnaam medeverdachte 3] ’) en de onbekend gebleven schutter genaamd ‘ [bijnaam schutter] ’ (hierna: [bijnaam schutter] ). Om 18.29 uur vraagt de verdachte aan [bijnaam schutter] of hij klaar is. [bijnaam schutter] antwoordt hierop dat hij zo de auto gaat zette(n) en daarna naar Oost gaat om de motor te halen en dan rijdt hij erheen. [medeverdachte 1] onderhield zowel contact met een onbekend gebleven persoon die zich in de sporthallen bevond en van wie hij onder andere hoorde wat voor kleding [slachtoffer 4] aan had, als met [bijnaam schutter] aan wie hij het signalement van [slachtoffer 4] doorgaf. Naast [medeverdachte 1] stuurde ook de verdachte het signalement van [slachtoffer 4] naar [bijnaam schutter] door. [bijnaam schutter] had zich gepositioneerd op een brug bij de Sporthallen Zuid en had volgens hem zicht op iedereen die naar buiten kwam. De verdachte wordt door [medeverdachte 1] op de hoogte gehouden of [slachtoffer 4] al is gezien. Rond half tien ’s avonds is [slachtoffer 4] nog steeds niet gezien en ontstaat het vermoeden dat hij al weg is. De verdachte zegt dan dat ze vanaf nu weer moeten focussen op “fisha launge”. [medeverdachte 1] moet vervolgens – zo leidt het hof uit de berichten af – verantwoording afleggen aan de verdachte over wat er is mis gegaan op 3 oktober 2015. Uit de berichten tussen [medeverdachte 3] en de verdachte blijkt van de frustratie van de verdachte over het optreden van [bijnaam schutter] . De verdachte had hiervoor mensen binnen zitten. [medeverdachte 3] moet tegen [bijnaam schutter] zeggen dat als hij wil werken hij moet werken. Dat de observatie erop was gericht om [slachtoffer 4] te liquideren, en dat dit ook voor de verdachte duidelijk was, volgt naar het oordeel van het hof uit de bewoordingen van het door de verdachte verstuurde bericht aan [medeverdachte 3] op 4 oktober 2015 om 21:00 uur:
“En die man staat op brug kk brug kan je niemand zien om te vegen [deel van bijnaam medeverdachte 3] !”.
Uit de inhoud van de berichten van 5 oktober 2015 tussen [medeverdachte 1] en de verdachte leidt het hof af dat zij in deze periode ook “o” willen liquideren. [medeverdachte 1] vraagt aan de verdachte of ze banden hebben in Frankrijk om “o” daar te nakken. Op de vraag van de verdachte of [medeverdachte 1] hem weet te plaatsen daar en de opmerking van de verdachte dat hij een mattie gaat vragen die daar kennelijk banden heeft, antwoordt [medeverdachte 1] dat hij alles weet van die persoon maar een team nodig heeft.
In de onder de verdachte in beslag genomen telefoon met daaraan gekoppeld het e-mailadres beginnend met 0959 zijn berichten aangetroffen tussen [medeverdachte 2] (‘ [[bijnaam b medeverdachte 2]] ’) en de verdachte en tussen [medeverdachte 1] (‘ [[bijnaam c medeverdachte 1]] / bro !’) en de verdachte. Op 29 november 2015 stuurt [medeverdachte 2] naar de verdachte dat hij heeft gehoord dat die flikkers op iemand uit zijn om te doen en geeft hij de verdachte opdracht om iedereen te waarschuwen om op scherp te staan. De verdachte stuurt de inhoud van dit bericht door naar [medeverdachte 1] en zegt daarbij dat ze ze snel moeten zien te pakken. [medeverdachte 1] antwoordt hierop dat hij net “P” adres en informatie heeft gegeven over “O”. Aan [medeverdachte 2] laat de verdachte weten dat ze die gasten snel moeten nakken en dat het hem allemaal te lang duurt.
Dat de verdachte eind 2015 nog steeds actief bezig was met het liquideren van meerdere personen, althans de voorbereidingen daartoe, volgt tot slot uit een aangetroffen notitie in de laatstgenoemde telefoon. In deze notitie zijn berichten opgeslagen tussen [medeverdachte 2] en de verdachte. Op 25 oktober 2015 worden de volgende berichten gewisseld.
De verdachte aan [medeverdachte 2] :
“(…) Heb iemand die graag naar die bolle wil
Maar die gasten willen geen 100
Zeggen is hot-spot enzo snap je
Willen meer
En die kk [achternaam] maar hij kwam in een tent daar komt die tijd niet meer, hij is iemand aan het vragen om voor ze te werken zoals is je kaatst al vertelde ,
En die [bijnaam slachtoffer 5] bro kifesh met die ?”.
[medeverdachte 2] aan de verdachte:
“Die bolle gaan we echt niet meer dan 100 geven bro
Even eerlijk wat is er nou hotspot aan hem man…!!!
Wat denk jij erover?
Je zei me die [achternaam] is weer weg toch…
Die [bijnaam slachtoffer 5] is wel een mannetje van hun en zullen we ze ook wel pijn mee doen maar denk je dat we hem boven aan de lijst moeten zetten?”.
De verdachte aan [medeverdachte 2] :
“Die locatie enigst plek die te vinden is
Andere momenten moeten we ff goed gaan spitten
Ja wilde jou vragen hoe je erover denk
Die kk vetlap moest allang gaan
Nee [achternaam] is hier maar in die cafe waar die kwam is die opeens niet meer te zien die kk flikker
Die [bijnaam slachtoffer 5] als we die pakken bro
En direct wat plannen pakken die kk flikkers
Want ze gaan direct komen bro
Zo komen dat ff buiten desnoods
2 team als ze op afscheid komen, dat wilde we toen al doen toen met die brada van hem”.
[medeverdachte 2] aan de verdachte:
“Klopt die locatie is heel kut bro en kunnen we beter vermijden…. maar doe man komt toch ook ergens anders en we moeten gewoon kijken hoe wat waar met hem…want hij moet ook na huis…!!
Oke dat is geen verkeerde plan dan alleen is hij dan zo belangrijk of willen we hem gebruiken om de rest te krijgen
Ik bedoel meer we kunnen wel die slappe gasten eromheen doen maar daar raken we hun echt niet mee bro maar laten we even bekokstoven en dan kijken wat we het beste kunnen doen”.
De verdachte aan [medeverdachte 2] :
“Bro die W is hun meer aan het drukken en [achternaam]
Hij wil wraak voor die afrikaan toch
Hij en die O willen niks horen en gas geven dus onderschat ze niet [[bijnaam a verdachte]] (…)”.
Uit de inhoud van deze berichten blijkt dat de verdachte contact heeft met [medeverdachte 2] om te overleggen over het bedrag dat betaald kan worden voor die “bolle”. De verdachte heeft iemand die naar die “bolle” wil, maar zij willen meer dan 100 krijgen hiervoor. Ook informeert de verdachte [medeverdachte 2] over “ [achternaam] ”. Die blijkt al een tijdje niet meer in het café te komen. Ook wordt gesproken over “ [bijnaam slachtoffer 5] ” en of die bovenaan de lijst moet komen staan, omdat ze hun daarmee wel pijn zullen doen.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de bewijsmiddelen dat met deze namen [slachtoffer 4] (“bolle”), de tweelingbroers [naam 8] en [naam 9] [achternaam] (“ [achternaam] ”) en [slachtoffer 5] (“ [bijnaam slachtoffer 5] ”) worden bedoeld. Dat de berichten zien op het liquideren van personen leidt het hof af uit de bewoordingen
“Die kk vetlap moest allang gaan”, “Die [bijnaam slachtoffer 5] als we die pakken bro. En direct wat plannen pakken die kk flikkers (…) 2 team als ze op afscheid komen, dat wilde we toen al doen toen met die brada van hem”en
“hij moet ook na huis”. [slachtoffer 5] is een neef van [slachtoffer 2] maar werd door velen als zijn broer gezien.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte heeft behoord tot het samenwerkingsverband, wetenschap had van het criminele oogmerk van de organisatie en een aandeel heeft gehad in, dan wel ondersteund heeft, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de criminele organisatie.
De verdachte was niet alleen op de hoogte van de liquidatieplannen, maar was ook betrokken bij de voorbereiding en afhandeling daarvan. De verdachte had hierover intensief contact met [medeverdachte 1] en beschikte, zeker in 2015, ook over mensen die de liquidaties uit konden voeren. In het zaaksdossier Himalaya heeft de verdachte een duidelijke rol gehad in de betaling van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] , de uitvoerders van de liquidatie van [slachtoffer 2] . Bovendien zag hij er in dat zaaksdossier op toe dat de gebruikte wapens uit elkaar werden gehaald.
De raadsman heeft, zoals vermeld, betoogd dat enkel een bewezenverklaring kan volgen voor de periode(s) waarvan, op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, vaststaat dat de verdachte in Nederland was, nu als pleegplaats in de tenlastelegging is opgenomen:
“te Amsterdam en/of te Zaandam, in elk geval in Nederland”.
Het hof verwerpt dit verweer.
Volgens vaste rechtspraak kan een strafbaar feit meerdere pleegplaatsen hebben. Wat betreft het strafbare feit van het deelnemen aan een criminele organisatie, strafbaar gesteld in artikel 140 Sr, oordeelt het hof dat als pleegplaats van dit feit (mede) heeft te gelden: de plaats waar de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie plaatsvindt.
Voor zover aan het verweer de opvatting ten grondslag ligt dat als pleegplaats van het deelnemen aan de onderhavige criminele organisatie enkel kan gelden de plaats waar de deelnemer zich ten tijde van het verrichten van de deelnemersgedraging(en) feitelijk bevindt, vindt deze opvatting geen steun in het recht.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de door de organisatie beoogde (voorbereidingen van) liquidaties en het daarmee samenhangende bezit van vuurwapens en munitie met name in Nederland plaatsvonden; in Nederland lag overduidelijk het zwaartepunt.
De (beoogde) slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] , [beoogd slachtoffer Dollar] , [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] , [naam 8] en [naam 9] [achternaam] (‘ [naam 7] ’) en [slachtoffer 4] (‘ [bijnaam slachtoffer 4] ’) verbleven allen in Nederland en zijn in Nederland geobserveerd (“gespot”) teneinde hen te liquideren. [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [medeverdachte 13, tevens slachtoffer Theezeef] zijn ook alle drie in Nederland, op straat, geliquideerd. In Nederland waren de benodigde vuurwapens en munitie beschikbaar.
Naar het oordeel van het hof wordt deelneming aan deze organisatie daarom (ook) in Nederland gepleegd. Dat de verdachte zich op het moment van deze deelneming niet in Nederland zou hebben bevonden, maar bijvoorbeeld in Spanje of België, doet hieraan niets af.
Overigens blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte op wezenlijke momenten van zijn deelneming (zijn aandeel in de onderzoeken Himalaya en Reek) wel degelijk in Nederland was.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 1 december 2013 tot en met 30 november 2015, de dag van zijn aanhouding in een ander onderzoek, heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.