Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
1. De tussen appellante en geïntimeerde gesloten renteswap (de renteswap) en de daaraan ten grondslag liggende overeenkomst te vernietigen, althans voor recht te verklaren dat deze rechtsgeldig is vernietigd bij brief van 31 maart 2015;
2. geïntimeerde te veroordelen tot (terug)betaling van alle betalingen die uit hoofde van de renteswap hebben plaatsgevonden, verminderd met de betalingen die geïntimeerde uit hoofde van de renteswap aan appellante heeft verricht vermeerdert met de wettelijke rente;
3. voor recht te verklaren dat geïntimeerde toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar (bijzondere) (zorg)plichten jegens appellante en/of onrechtmatig heeft gehandeld jegens appellante;
4. geïntimeerde te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, door uw hof in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met wettelijke rente, althans geïntimeerde te veroordelen tot betaling van alle schade te vergoeden die appellante heeft geleden en nog lijdt nader op te maken bij staat, te vermeerderen met wettelijke rente;
5. voor recht te verklaren dat geïntimeerde niet (volledig) heeft voldaan aan het vonnis van 6 juli 2016 en geïntimeerde te veroordelen om de verbeurde dwangsommen aan appellante te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
6. voor recht te verklaren dat geïntimeerde toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar (bijzondere) (zorg)plichten jegens appellante en/of onrechtmatig heeft gehandeld jegens appellante;
7. geïntimeerde te veroordelen tot betaling van schadevergoeding vanwege onrechtmatig handelen en/of toerekenbare tekortkoming nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente,
8. voor recht te verklaren dat de renteswap vanaf de datum van de dagvaarding in eerste aanleg is ontbonden, althans de renteswap te ontbinden en geïntimeerde te veroordelen tot vergoeding van de schade die appellante heeft geleden en nog lijdt als gevolg van de ontbinding, te vermeerderen met de wettelijke rente,
9. geïntimeerde te veroordelen tot (terug)betaling, uit hoofde van schadevergoeding, althans onverschuldigde betaling, de door appellante betaalde marge van 18 basispunten van de renteswap, te vermeerderen met de wettelijke rente,
10. geïntimeerde te gebieden, ten titel van schadevergoeding in de zin van artikel 6:103 BW, de renteswap aan te passen waarbij:
11. geïntimeerde te veroordelen in de (proces)kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten (…), een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest (…) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover (…); en
12. geïntimeerde te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten te voldoen binnen veertien dagen na arrest, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover (…).’
3.Feiten
TreasuryStatuut. Dit heeft als doel een formeel kader te scheppen waarbinnen de financierings- en beleggingsactiviteiten dienen plaats te vinden. De
treasuryfunctie is erop gericht risico’s te beheersen en geen onnodige risico’s te nemen of open te laten. De hier relevante bepalingen, uit de voor dit geding relevante versie (d.d. 28 juni 2005) van het
TreasuryStatuut van Vryleve, luiden als volgt, waarbij met ‘DGW’ Vryleve wordt bedoeld:
De (WSW-)renterisiconorm van 15 % van de langlopende leningen (…) wordt niet langdurig overschreden;
treasuryadviseur van Rabobank (hierna: [naam 3] ), een overzicht van de uitstaande leningen van Vryleve toegezonden. Hieruit blijkt dat de totale restant hoofdsom van de leningen van Vryleve € 39.024.036,73 bedroeg.
U heeft uw rentelasten vastgelegd en bent niet meer onderhevig aan rentefluctuaties.
U profiteert niet meer van rentedalingen.
De renteruil is eenvoudig verhandelbaar en kan zowel in waarde toe- als afnemen.
Er wordt geen premie betaald.
Uit hoofde van de transactie gaat u een verplichting aan met de bank.Eventueel kunnen hiervoor zekerheden worden gevraagd.
Bij aflossing van de onderliggende financiering resteert er een verplichting uit hoofde van de renteruil.
treasuryadviseur van Rabobank (hierna: [naam 4] ), heeft in een voorlopig getuigenverhoor – dat na een daartoe strekkend verzoek van Vryleve is bevolen en waarbij tien medewerkers van Rabobank zijn gehoord – op 13 oktober 2016 het volgende verklaard over een gesprek dat volgens [naam 4] op 17 maart 2008 met Vryleve heeft plaatsgevonden:
break clauseopnemen. Zo’n clausule maakt het voor één of beide partijen bij de renteswapovereenkomst mogelijk om de renteswap tussentijds tegen een overeengekomen datum op te zeggen. Vryleve betwist dat dit met haar is besproken.
break clauseopgenomen en verder is daarin, voor zover hier relevant, vermeld:
defaultontstaat ten opzichte van overeengekomen limieten, op basis van de OFD geen sprake is van een directe bijstortplicht, maar dat de bank dit ter sprake kan brengen of anderszins aanvullende zekerheden kan verlangen.
treasuryadviseur, en [naam 9] , accountmanager, namens Rabobank.
Bestaande financieringen: U hebt diverse financieringen opgenomen bij diverse banken. Er lopen geen financieringen bij Rabobank.
Nieuwe financieringen:Voor dit jaar hebt u aangegeven de volgende financiering aan te trekken:
Roll-over lening op basis van Euribor van EUR 10.800.000,--, af te lossen in 5 jaar (…)
Huidige afdekking:Er lopend op dit moment bij Rabobank drie renteswaps om het renterisico van de roll-over leningen af te dekken. (…) Uit de door ons opgestelde liquiditeitsprognose blijkt dat er tot en met 2012 sprake is van een renterisico. In de jaren 2013, 2014 en 2015 is er sprake van overdekking (overhedge). Dat wil zeggen dat de hoofdsom van de afgesloten rente swaps hoger is dan de hoofdsom van de daadwerkelijk opgenomen Euribor leningen.
Overdekking:In onze brief van 26 februari 2010 hebben wij aangegeven dat er in 2013 een overdekking is. In verband met investeringen de komende jaren verwacht u dat deze overdekking zal verdwijnen. Derhalve wenst u de bestaande swaps te continueren.
Nieuwe afdekking:U hebt aangegeven graag de komende twee jaren EUR 3.500.000,- extra te willen afdekken.
TreasuryInventarisatie Formulier (hierna: TIF) ingevuld en ondertekend, waarbij Vryleve werd gekwalificeerd als niet-professioneel en het Afgesproken Bedrag vanwege de sterke rentedaling werd bepaald op € 8.550.000. In de TIF van 19 juni 2012 werd het Afgesproken Bedrag verhoogd naar € 11.115.000.
overhedgehad, hetgeen volgens Vryleve in strijd was en is met het
TreasuryStatuut, dat Vryleve zeer negatieve gevolgen ondervindt van die
overhedge, dat Rabobank is tekortgeschoten in haar dienstverlening en dat Rabobank meerdere zorgplichten heeft geschonden. Rabobank heeft daarop bij brief van 24 september 2014 bericht geen aanleiding te zien de klachten van Vryleve te honoreren.
4.De procedure in eerste aanleg
5.Beoordeling in hoger beroep
mismatchin hoogte en duur van de Renteswap en het risico van een
overhedge,
marginverplichting,
break clause,
‘(de “Transactie”) per 23 April 2008, voortijdig is beëindigd’. Vryleve bestrijdt echter niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat er bij ABN AMRO in 2008 negen renteswaps liepen. Dat had wel op haar weg gelegen. Het zijn immers renteswaps die zij zelf is aangegaan. Volgens Rabobank zijn deze negen renteswaps in 2008 vervangen door de Renteswap. Dit betoog vindt steun in het feit dat ABN AMRO negen referentienummers noemt in haar brief van 23 april 2008. Ook in het rapport van ICC van 25 juni 2018 – dat in opdracht van Vryleve is opgesteld – wordt van negen renteswaps uitgegaan. Gesteld noch gebleken is dat Vryleve na het aangaan van de Renteswap nog betalingen onder (een of meer van) die negen renteswaps heeft verricht of van ABN AMRO heeft ontvangen. Daarom zal ook het hof uitgaan van negen renteswaps die door de Renteswap zijn vervangen. Tot deze negen renteswaps behoorden
forward startingrenteswaps.
mismatch in hoogte en duur en het risico van een overhedge
Treasurystatuut) de looptijd van de Renteswap niet zo lang mocht zijn. Hierover oordeelt het hof als volgt.
mismatchwas in hoogte van het nominaal bedrag (van € 17,85 miljoen) ten opzichte van de leningen waarvan het renterisico werd afgedekt. De negen renteswaps van ABN AMRO hadden volgens het rapport van ICC gezamenlijk een swapwaarde van € 28.603.901. Zij hadden dus samen een (aanzienlijk) hogere waarde dan het nominaal bedrag van de Renteswap van € 17,85 miljoen (zie ook het rapport van Cadension van 20 juni 2023). Rabobank heeft verder toegelicht dat (ook) de leningen die door de Renteswap werden afgedekt (ruim) meer bedroegen dan het nominaal bedrag van € 17,85 miljoen, hetgeen niet (voldoende) gemotiveerd is betwist door Vryleve. In het licht van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden lag het op de weg van Vryleve om duidelijk te maken waaruit blijkt dat er desondanks een
mismatchwas ten aanzien van de hoogte van de Renteswap. Dat heeft Vryleve echter nagelaten.
mismatchin looptijd was (of dreigde) doordat de looptijd van de Renteswap en de leningen waarvan het renterisico werd afgedekt niet op elkaar aansloten, en dat daarom de Renteswap een speculatief en niet passend product was dat niet aansloot bij het
TreasuryStatuut en de destijds van kracht zijnde WSW-regels, zoals Vryleve stelt. Dit licht het hof als volgt toe.
de swap positie volledig wordt afgedekt door variabele leningen’, welke mededeling volgens de onbetwiste uitleg van Rabobank betekent dat de Renteswap (nog steeds) volledig wordt benut om het renterisico op variabele leningen af te dekken. Het hof gaat voorbij aan het betoog van Vryleve dat met deze informatie geen rekening mag worden gehouden omdat (volgens Vryleve) zij in de periode na 2008 leningen onder de Renteswap heeft gebracht die daarvoor eigenlijk niet geschikt waren, waardoor volgens Vryleve de ‘bestaande overdekking verminderde’. Enige overdekking is niet gebleken – in plaats daarvan moet worden aangenomen dat de Renteswap zich geschikt heeft getoond het renterisico af dekken van het variabel rentende deel van de leningenportefeuille van Vryleve – en evenmin is gebleken dat Vryleve daarvoor kunstgrepen heeft moeten uithalen. Weliswaar heeft Rabobank in haar brief van 25 februari 2010 aan de nieuwe directie van Vryleve geschreven dat uit de door Rabobank opgestelde liquiditeitsprognose volgt dat gedurende enige jaren (de jaren 2013, 2014 en 2015) de hoofdsom van ‘
de afgesloten rente swaps’ hoger is dan de hoofdsom van de daadwerkelijk opgenomen Euriborleningen, maar daarna schreef Rabobank in haar brief van 17 maart 2010 aan Vryleve ook: ‘
In verband met investeringen de komende jaren verwacht u dat deze overdekking zal verdwijnen. Derhalve wenst u de bestaande swaps te continueren.’Hieruit leidt het hof af dat Vryleve zelf de verantwoordelijkheid heeft genomen voor de aansluiting van haar rentederivaten op haar (bestaande) financieringsbehoefte waarin met variabel rentende leningen werd voorzien. Dat mocht in de gegeven omstandigheden ook van haar worden verwacht.
negatieve waarde van de renteswap en de gevolgen daarvan
margin callsliep en dat er door het Afgesproken bedrag geen enkele flexibiliteit was, niet in renteniveau en niet in hoofdsom, omdat Vryleve niet van de Renteswap afkon toen de rente daalde.
break clausedie in de transactiebevestiging van de Renteswap stond, voor [naam 2] en [naam 1] ‘volstrekt onbegrijpelijk’ was. Deze stelling van Vryleve is moeilijk te rijmen met de positie van [naam 2] en [naam 1] binnen het bedrijf van Vryleve en met het antwoord van [naam 1] op de vragen 4 en 7 in zijn verklaring. Bovendien geldt dat, indien al juist is dat [naam 2] niet kundig was op zijn terrein, zoals Vryleve suggereert, die omstandigheid voor rekening van Vryleve moet blijven nu onvoldoende is gesteld voor het oordeel dat Rabobank dit wist of behoorde te begrijpen. Verder acht het hof de suggestie van Vryleve ongegrond dat Rabobank uitsluitend heeft gesproken met [naam 2] , die volgens Vryleve geen bevoegdheden had. Uit de verklaring van [naam 1] leidt het hof af dat [naam 1] zelf betrokkenheid bij het aangaan van de Renteswap heeft gehad. Bovendien volgt uit het antwoord van [naam 1] op vraag 2 dat [naam 2] hem informeerde over de inhoud en de achtergronden van de financiële besluiten waarvoor een fiat van [naam 1] nodig was.
break clause
break clausesprake van een uiterst speculatief product. Deze stelling heeft Vryleve als volgt toegelicht. De
break clauseis er gekomen vanwege het kredietrisico dat Rabobank op Vryleve liep. De
break clausestrekte uitsluitend in het belang van Rabobank. Vryleve betaalde voor een duur langlopend product, dat feitelijk een veel kortere looptijd kon hebben, waarbij Vryleve een miljoenenbedrag verschuldigd zou zijn als Rabobank de
break clauseinriep.
break clausemaakte de Renteswap niet tot een speculatief product, maar betrof een bijzondere voorwaarde die gold voor deze renteswap, die in de transactiebevestiging van de Renteswap ook als zodanig was geduid. Door de
break clausehadden beide partijen (Vryleve en Rabobank) de mogelijkheid op een vooraf overeengekomen moment (1 april 2023) de Renteswap voortijdig te beëindigen, tegen verrekening van de marktwaarde van dat moment.
break clausezonder overleg en zonder informatieverstrekking door Rabobank in de transactiebevestiging is opgenomen, zoals Vryleve aanbiedt te bewijzen, oordeelt het hof ongegrond. Het enkele feit dat [naam 1] in zijn schriftelijke verklaring (en dus niet onder ede) heeft verklaard dat de
break clauseniet met
hemis besproken (althans, zo begrijpt het hof zijn antwoord bij nr. 23), noopt niet tot een ander oordeel. Het hof licht dit als volgt toe. In de op 26 mei 2008 door [naam 1] ondertekende transactiebevestiging, die slechts enkele pagina’s beslaat, staat de
break clauseonder ‘Bijzondere voorwaarden’ met zoveel woorden vermeld. [naam 1] kan dat in redelijkheid niet over het hoofd hebben gezien (Vryleve stelt dat ook niet). Op de laatste pagina van de transactiebevestiging staat bovendien vermeld:
‘Indien de gegevens, zoals opgenomen in deze Bevestiging niet correct zijn, dient de Klant binnen 24 uur na ontvangst, doch in ieder geval zo spoedig mogelijk, de Bank hiervan schriftelijk of elektronisch in kennis te stellen.’Kennelijk vond Vryleve destijds dat de gegevens op de transactiebevestiging van de Renteswap overeenkwamen met hetgeen met haar was besproken. Gesteld noch gebleken is immers dat Vryleve destijds heeft gereclameerd. Het ligt bovendien niet voor de hand dat [naam 1] , als verantwoordelijk bestuurder, de
break clauseals ‘bijzondere voorwaarde’ op 26 mei 2008 van een fiat zou hebben voorzien als dat niet werkelijk zijn bedoeling was. Ook [naam 1] heeft kennelijk niet aan Rabobank meegedeeld dat de inhoud van de transactiebevestiging niet overeenkwam met hetgeen Vryleve met Rabobank was overeengekomen, of dat Vryleve (of hij) de betekenis ervan eigenlijk niet begreep. Juist is dat het inroepen van de
break clausedoor Rabobank liquiditeitsrisico’s kon meebrengen voor Vryleve, namelijk als de marktontwikkelingen tot gevolg hadden dat door Vryleve een (hoge) negatieve marktwaarde moest worden afgerekend bij tussentijdse beëindiging. Dit liquiditeitsrisico moet, gezien de tekst van de
break clause, voor Vryleve echter duidelijk zijn geweest, ook al zijn deze implicaties in de transactiebevestiging niet met zoveel woorden beschreven. Vryleve was immers bekend met het (hoge) nominaal bedrag (van € 17,85 miljoen) van de Renteswap. Verder was Vryleve over de mogelijkheid van een negatieve marktwaarde bij een renteswap ingelicht (zie 5.15 hiervoor). Bovendien is ook bij tussentijdse beëindiging van een vastrentende lening, die Vryleve ook had, een boeterente verschuldigd. Dat Rabobank Vryleve niet die informatie heeft gegeven waarvan Rabobank in de omstandigheden van het geval mocht aannemen dat deze geschikt was om te voorkomen dat Vryleve de
break clausezou aangaan onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken, kan gelet op het voorgaande niet worden aangenomen.
break clausekon lijden op voldoende wijze opgeheven doordat Rabobank ruim voor het moment dat zij de
break clausekon inroepen afstand van dat recht heeft gedaan. Ook dat staat aan een succesvol beroep op dwaling in de weg (art. 6:230 lid 1 BW). Bij dit oordeel tekent het hof aan dat Vryleve weliswaar stelt dat zij nadeel heeft geleden van de
break clauseomdat zij een liquiditeitsbuffer heeft aangehouden voor het geval Rabobank de
break clausezou inroepen, maar dat Vryleve deze stelling niet (voldoende) heeft toegelicht.
renteverwachting van Rabobank
TreasuryStatuut de verplichting om haar renterisico grotendeels af te dekken. Verder bevestigt de schriftelijke verklaring van [naam 1] dat Vryleve zich in 2008 niet liet leiden door de renteverwachting van Rabobank, maar door wat de ‘gehele financiële wereld’ verwachtte (antwoord op vraag 28). Voor zover Vryleve meent dat Rabobank haar heeft misleid door haar voor te spiegelen dat de rente zou gaan stijgen, verwerpt het hof dat betoog reeds op de grond dat Vryleve de stelling van Rabobank niet voldoende heeft weersproken dat Rabobank Vryleve op het gevaar van een stijgende rente mocht wijzen, omdat de verwachting van Rabobank was dat het voor langere tijd vastzetten van de rente voor Vryleve duurder zou worden indien Vryleve daarmee wachtte.
verborgen marge en dubbelrol van Rabobank
tussenconclusie dwaling
onderzoek naar de klant
de verdere verplichtingen
break clauseover de nadelen waarvan zij niet is ingelicht. Dit speculatieve instrument paste niet bij het
treasurybeleid van Vryleve en de destijds van kracht zijnde wet- en regelgeving. Rabobank heeft Vryleve ten onrechte niet op de risico’s gewezen en zij heeft ten onrechte dit rente-instrument geadviseerd in plaats van het te ontraden, aldus steeds Vryleve.
dat wel eens niet in overeenstemming zou kunnen zijn met haar financieel beleid en met de voorschriften waaraan Vryleve als semipublieke instelling moest voldoen’ (zie nr. 18 van de memorie van grieven), kan niet worden aanvaard. Dit volgt reeds uit hetgeen het hof eerder in dit arrest heeft overwogen en beslist, en met name uit het feit dat de Renteswap tot doel heeft het renterisico af te dekken van het variabel rentende deel van de leningenportefeuille van Vryleve en ook zo wordt benut. Dat het betoog van Vryleve niet kan worden aanvaard, wordt verder bevestigd doordat de derden onder wier toezicht Vryleve staat (zie 3.2 hiervoor) nooit (kenbaar) een bezwaar tegen de Renteswap hebben gemaakt. Op het voorgaande stranden ook de overige verwijten van Vryleve. Vryleve diende nu eenmaal haar renterisico op grond van het
TreasuryStatuut af te dekken. De Renteswap paste bij de wensen en mogelijkheden van Vryleve en was voor haar geschikt. Rabobank behoefde Vryleve dit product niet te ontraden en er is onvoldoende gesteld voor het oordeel dat Rabobank Vryleve indringender had moeten waarschuwen dan zij heeft gedaan, ook waar het de
break clausebetreft. Hierbij heeft het hof ook in aanmerking genomen dat van de zijde van Vryleve niemand onder ede heeft verklaard dat Vryleve de voorwaarden, werking en risico’s van de Renteswap eigenlijk niet begreep.
advisering
overhedgeen gebruik van de
break clauseen het ontbreken van ervaring aan de zijde van Vryleve, en gezien het toepasselijke wettelijke kader, de advisering van Rabobank ondeugdelijk was. Ook dit betoog strandt echter op hetgeen eerder in dit arrest is overwogen en beslist.
tussenconclusie zorgplicht
TreasuryStatuut van Vryleve ook vereist. De omstandigheid dat anders dan voorheen vanaf 2008 sprake was van een portefeuille
hedgemaakt het voorgaande niet anders.
break clausein te roepen. Deze paragraaf dient als een overweging ten overvloede om te illustreren dat de vorderingen van Vryleve ook dan niet toewijsbaar zijn.
break clauseen de overige condities van de Renteswap, zoals de bankmarge. Vryleve stelt dat zij in dat geval de bestaande kortlopende (en een-op-een) renteafdekkingen van ABN AMRO ongewijzigd had voortgezet, althans een renteswap zou hebben afgesloten met een duur van maximaal vijf jaar, althans een renteswap die liep tot 1 april 2023 tegen een lager swaptarief en dat de rente nu langdurig veel te hoog is vastgesteld.
forward startingrenteswaps liepen die na april 2008 samen een
overhedgein omvang van € 6,5 miljoen gedurende drie jaar zouden opleveren (zie nr. 20 van haar spreekaantekeningen in hoger beroep). Ook de andere door Vryleve geschetste hypothetische scenario’s acht het hof niet aannemelijk. Bij dit oordeel heeft het hof meegewogen dat Rabobank onvoldoende weersproken heeft toegelicht dat Vryleve in 2008 een bewuste keuze heeft gemaakt voor het afsluiten van de Renteswap. In dit kader heeft Rabobank aangevoerd dat Vryleve destijds had gemeld behoefte te hebben aan een (zeer) langlopende afdekking van het renterisico dat zij voor maximaal 15% mocht lopen op haar leningenportefeuille, dat Vryleve met de Renteswap deze rentezekerheid kon krijgen tegen het voor haar (en het WSW) acceptabele renteniveau van 4,9% (en dat Vryleve dat ook zo aan Rabobank heeft overgebracht), alsmede dat dit tarief nauwelijks afweek van de gemiddelde rente die Vryleve voordien betaalde van 4,8% volgens haar jaarverslag 2007 (pagina 20). Verder heeft Rabobank aangevoerd dat het aangaan van leningen met een (zeer) langlopende vaste rente verre van ongebruikelijk was voor woningcorporaties zoals Vryleve, en dat Vryleve vlak voor het aangaan van de Renteswap zelfs nog twee leningen met rentevast periodes van 30 en 40 jaar is aangegaan. Vryleve heeft daar geen concrete feiten en omstandigheden tegenovergesteld die haar betoog ondersteunen dat zij andere keuzes zou hebben gemaakt indien Rabobank op de (thans) door Vryleve verlangde wijze aan haar informatie- en waarschuwingsplichten had voldaan. Zelfs [naam 1] heeft in zijn schriftelijke verklaring niet onomwonden ‘
nee’ geantwoord op de vraag of hij de Renteswap onder dezelfde condities zou hebben afgesloten als hij bekend was geweest met de (diverse) risico’s van de Renteswap, waaronder de
break clause, die in de voorgedrukte vragen vóór die vraag worden opgesomd (zie zijn antwoorden bij de vragen 28 en 29). Mede vanwege het feit dat niemand van de zijde van Vryleve heeft verklaard dat de Renteswap en/of de condities daarvan destijds niet overeenkwamen met de uitdrukkelijke wensen en behoeften van Vryleve, is gelet op het voorgaande niet aannemelijk geworden dat Vryleve de Renteswapovereenkomst, of een of meer door haar aan te wijzen onderdelen daarvan, niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten bij uitblijven van de gestelde dwaling of zorgplichtschending.
fishing expedition.
TreasuryStatuut niet zijn doorlopen, bijvoorbeeld omdat Vryleve niet vooraf de toestemming van de RvC heeft gevraagd, komt dat niet voor risico van Rabobank. Dat sprake was van een adviesrelatie, maakt (ook) dat niet anders.
3.549(tarief II, 3 punten)