ECLI:NL:RBGEL:2017:2606

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
316811
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing ten uitvoerlegging eerder vonnis rechtbank tot verstrekken van gegevens in kort geding tussen Rabobank en Vryleve

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen de Coöperatieve Rabobank U.A. en Woonstichting Vryleve. De procedure is gestart naar aanleiding van een eerder vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2016, waarin Rabobank werd veroordeeld om bepaalde documenten te verstrekken aan Vryleve. Vryleve stelde dat Rabobank niet volledig aan deze veroordeling had voldaan en vorderde in kort geding dat de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis met onmiddellijke ingang zou worden gestaakt. De voorzieningenrechter heeft de vraag te beoordelen of Rabobank inderdaad aan de veroordeling heeft voldaan en of er dwangsommen zijn verbeurd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Rabobank slechts één BBS Klantbeeldformulier heeft overgelegd, terwijl Vryleve stelt dat er meerdere formulieren zouden moeten zijn. Rabobank heeft echter verklaard dat haar databasesysteem alleen actuele gegevens bevat en dat er geen historische gegevens beschikbaar zijn. De rechter oordeelt dat Rabobank voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de veroordeling en dat Vryleve onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat Rabobank geen dwangsommen heeft verbeurd en heeft de vordering in conventie toegewezen. Vryleve is veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft de rechter de vorderingen van Vryleve afgewezen en ook Vryleve in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 21 april 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/316811 / KG ZA 17-121 / 57/871
Vonnis in kort geding van 21 april 2017
in de zaak van
de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. D.F. Lunsingh Scheurleer en mr. Y. Steeg-Tijms te Amsterdam,
tegen
de stichting
WOONSTICHTING VRYLEVE,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Lobith,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.H.D.W. van den Borne-Verheijen te Arnhem.
Partijen zullen hierna Rabobank en Vryleve genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 maart 2017 met producties 1 tot en met 5
  • de akte overlegging producties 1 tot en met 5, tevens eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Rabobank
  • de pleitnota van Vryleve.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vryleve is op 23 april 2008 met (een rechtsvoorganger van) Rabobank een renteswap overeengekomen.
2.2.
Bij vonnis van 6 juli 2016 van de rechtbank Amsterdam met zaaknummer/rolnummer C/13/608258 / HA ZA 16-507 is, voor zover hierna van belang, als volgt beslist:
De rechtbank
5.1
beveelt Rabobank om binnen tien werkdagen na de betekening van dit vonnis aan Vryleve te verstrekken:
5.1.1.
de BBS Klantbeeldformulieren waarop een overzicht is vermeld van de obligo’s van Vryleve, vanaf de aanvang van de Renteswap tot heden;
5.1.2.
uittreksels uit de administratie waaruit blijkt welke negatieve waarde de rentswaps van de ABN AMRO hadden en hoe deze negatieve waarde verdisconteerd is in de marge van de Renteswap;
5.2.
bepaalt dat Rabobank een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag dat Rabobank geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan de veroordelingen onder 5.1.1 en/of 5.1.2 te voldoen, met een maximum van € 25.000,00,
2.3.
Het vonnis is op 15 juli 2016 aan Rabobank betekend.
2.4.
Bij brief van 28 juli 2016 heeft Rabobank aan Vryleve verstrekt:
 een BBS Klantbeeldformulier, met (controle)datum 26 mei 2008
 een emailbericht van 23 mei 2008 van ABN AMRO met als bijlage een overeenkomst van 7 mei 2008 tussen ABN AMRO en Rabobank betreffende een swap transaction
 een zestal faxberichten van 23 april 2008, een faxbericht van 24 april 2008, alsmede een faxbericht van 15 mei 2008 van ABN AMRO aan Rabobank ter bevestiging van swap transactions
 een overzicht ‘Individual Trade Values’
2.5.
Bij brief van 11 januari 2017, aan Rabobank betekend op 13 januari 2017, heeft Vryleve aanspraak gemaakt op € 25.000,00 aan dwangsommen omdat Rabobank volgens Vryleve niet (volledig) aan het vonnis zou hebben voldaan.
2.6.
Op 16 februari 2017 heeft de deurwaarder namens Vryleve executoriaal beslag gelegd onder De Nederlandsche Bank N.V. ter verkrijging van € 25.000,00 aan dwangsommen. Dit beslag is op diezelfde dag opgeheven.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Rabobank vordert samengevat - Vryleve te gebieden de tenuitvoerlegging van het vonnis van 6 juli 2016 met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden met veroordeling van Vryleve in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf zeven dagen na het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Vryleve voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Vryleve vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter aan de veroordelingen onder 5.1.1. en 5.1.2. van het vonnis van 6 juli 2016 nieuwe dwangsommen verbindt van € 1.000,00 per dag dat Rabobank geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft daaraan te voldoen tot een maximum van € 100.000,00, een en ander met veroordeling van Rabobank in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot aan de dag van volledige betaling en met veroordeling van Rabobank in de nakosten.
4.2.
Rabobank voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van Rabobank dat Vryleve na een weliswaar opgeheven executoriaal beslag onder De Nederlandsche Bank N.V., opnieuw tot beslaglegging dreigt over te gaan.
5.2.
De vraag die in dit kort geding ter beoordeling voorligt is of Rabobank heeft voldaan aan het vonnis van 6 juli 2016 dan wel dat Rabobank dwangsommen heeft verbeurd.
5.3.
De beantwoording van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd, dient in een geval als het onderhavige plaats te vinden door de toetsing van de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. De uitleg moet plaatsvinden aan de hand van de in het dictum uitgesproken veroordeling die gelezen moet worden in verband met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen waarop zij steunt. Daarbij dient de rechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
5.4.
In de eerste plaats is de vraag of Rabobank heeft voldaan aan de veroordeling in het vonnis van 6 juli 2016 onder 5.1.1. om de BBS Klantbeeldformulieren te verstrekken waarop een overzicht van de obligo’s van Vryleve is vermeld. Ter uitvoering van dat vonnis heeft Rabobank bij brief van 28 juli 2016 één BBS Klantbeeldformulier overgelegd, welk formulier blijkens een aantekening daarop kennelijk door iemand van Rabobank is gecontroleerd op 26 mei 2008. Volgens Rabobank is dit het enige BBS Klantbeeldformulier van Vryleve waarover zij beschikt. Vryleve stelt zich echter op het standpunt dat er meerdere BBS Klantbeeldformulieren zouden moeten zijn. Uit voorlopige getuigenverhoren die zijn gehouden op 13 oktober 2016, 10 november 2016 en 15 december 2016 is haar gebleken dat periodiek revisie plaatsvindt van de rechtsverhouding tussen Rabobank en haar klanten. In geval van Vryleve vond deze jaarlijks plaats. In het kader van deze revisies worden klantgegevens aangepast, opgeslagen en uitgeprint, aldus Vryleve.
5.5.
Rabobank heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij voor het verkrijgen van een actueel beeld van een klant, zoals bijvoorbeeld nodig bij het uitwerken van een financieringsvoorstel, gebruik maakt van een databasesysteem. Dit zogenaamde BBS databasesysteem bevat actuele gegevens van de klanten en deze gegevens kunnen worden uitgeprint in de vorm van een BBS Klantbeeldformulier. Het BBS databasesysteem bevat echter uitsluitend actuele gegevens en geen historische gegevens, aldus Rabobank. Het systeem kan derhalve niet achteraf Klantbeeldformulieren produceren die betrekking hebben op eerdere gegevens dan de actuele. Daarnaast heeft Rabobank verklaard dat de klantgegevens in het BBS databasesysteem weliswaar in het kader van revisies worden aangepast, maar dat dan niet altijd een Klantbeeldformulier wordt uitgeprint. Evenmin geschiedt het uitprinten van BBS gegevens op structurele basis, aldus Rabobank. Het overgelegde BBS Klantbeeldformulier zoals gecontroleerd op 26 mei 2008 is het enige formulier dat door Rabobank in het fysieke, papieren dossier van Vryleve is aangetroffen.
5.6.
Vryleve heeft hier enkel tegenovergesteld dat het haar bijzonder onwaarschijnlijk voorkomt dat de database alleen actuele en geen historische gegevens bevat. Verder wijst zij op door haar overgelegde passages uit de Handleiding BBS – Raroc van 8 oktober 2003 waaruit volgens haar volgt dat verplicht een jaarlijkse revisie plaatsvindt en dat dit wordt geprint.
5.7.
De voorzieningenrechter ziet op zichzelf geen reden om aan de juistheid van de toelichting van Rabobank te twijfelen en acht het plausibel dat een database zo is ingericht dat die enkel actuele gegevens bevat om zo, zonder het lichten van een papieren dossier, een snel inzicht te kunnen verkrijgen in de huidige situatie van een klant. Ook uit de door Vryleve geciteerde passages uit de Handleiding BBS – Raroc, welke handleiding volgens Rabobank is opgesteld bij de overgang van het oude CBS systeem naar het BBS systeem in 2003, kan niet in voldoende mate worden afgeleid dat de database wèl op te halen historische gegevens zou bevatten en evenmin volgt hieruit dat in geval van revisie altijd een print wordt gemaakt voor het fysieke dossier. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft Rabobank met haar toelichting voldoende gemotiveerd uiteengezet dat zij met het BBS Klantbeeldformulier zoals gecontroleerd op 26 mei 2008 heeft verstrekt wat zij kon verstrekken. Daartegenover heeft Vryleve onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de Rabobank wel over meer gegevens beschikt en het vonnis van 6 juli 2016 niet heeft nageleefd door die niet te verstrekken.
5.8.
Gelet op voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen reden om aan te nemen dat Rabobank meer BBS Klantbeeldformulieren heeft dan reeds verstrekt of dat Rabobank meer van deze formulieren zou kunnen genereren en verstrekken. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat Rabobank heeft voldaan aan de veroordeling onder 5.1.1. van het vonnis van 6 juli 2016. Uit de verklaringen van Vryleve tijdens de mondelinge behandeling is de voorzieningenrechter gebleken dat het Vryleve met het opvragen van BBS Klantbeeldformulieren kennelijk te doen is om een overzicht te krijgen van een interne kredietlimiet dat aan de renteswap verbonden is, de ‘Treasury Obligolimiet’ geheten. Rabobank heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat een overzicht van het verloop van de obligolimiet niet op basis van het BBS databasesysteem kan worden genereerd maar dat de historie van de interne obligolimiet kan worden teruggevonden in fysieke, papieren dossiers. Hoewel Rabobank op basis van het vonnis van 6 juli 2017 niet tot het verstrekken van dergelijke stukken is veroordeeld, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat Rabobank deze desgewenst alsnog ter beschikking zal stellen nu zij ter zitting meermalen heeft aangegeven gegevens aan Vryleve te willen verstrekken.
5.9.
In de tweede plaats is de vraag of is voldaan aan de veroordeling in het vonnis van 6 juli 2016 onder 5.1.2.om uittreksels uit de administratie te verstrekken waaruit blijkt welke negatieve waarde de renteswaps van de ABN AMRO hadden en hoe deze negatieve waarde verdisconteerd is in de marge van de renteswap die Vryleve met Rabobank is aangegaan. De voorzieningenrechter stelt vast dat de Rabobank in dit kader de onder overweging 2.4. genoemde documenten heeft versterkt. Deze documenten zien kennelijk op de renteswapverhouding met ABN AMRO aangaande Vryleve. Rabobank heeft verklaard dat dit alles is en dat zij niet over meer documenten op dit punt beschikt. Vryleve heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij met deze stukken geen inzicht heeft gekregen en dat duidelijkheid ver te zoeken is. Maar Vryleve heeft echter niet voldoende concreet kunnen maken over welke andere documenten Rabobank nog zou kunnen of moeten beschikken die op deze kwestie betrekking hebben en die zij in het kader van het veroordelend vonnis van 6 juli 2016 had moeten verstrekken. Dit betekent dat ook in dit opzicht niet voorshands geconcludeerd kan worden dat Rabobank niet heeft voldaan aan het vonnis.
5.10.
Op grond van voorgaande moet geconcludeerd worden dat Rabobank geen dwangsommen heeft verbeurd en bestaat geen aanleiding om tot executie van de in het vonnis van 6 juli 2016 opgelegde dwangsommen over te gaan. De vordering in conventie wordt dan ook toegewezen.
5.11.
Vryleve zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- betekening oproeping € 80,42
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.514,42
5.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
5.13.
Ingevolge artikel 611d Rv kan de rechter die een dwangsom heeft opgelegd op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen, de looptijd ervan opschorten of de dwangsom verminderen ingeval van onmogelijkheid aan de hoofdveroordeling te voldoen. Uit deze bepaling kan, anders dan Rabobank heeft betoogd, niet worden afgeleid dat het tot de exclusieve bevoegdheid behoort van de rechter die de dwangsom heeft opgelegd om opnieuw dwangsommen aan de hoofdveroordeling te verbinden tot een hoger maximum. Het staat de partij die de veroordeling verkreeg dan ook vrij om aan de relatief bevoegde voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te vragen die erop neerkomt dat aan een reeds gegeven veroordeling opnieuw een veroordeling tot betaling van dwangsommen wordt verbonden tot een hoger maximum. Die vordering kan ook in reconventie in een executiegeschil worden ingesteld.
5.14.
Uit de beoordeling in conventie volgt echter dat vooralsnog moet worden aangenomen dat is voldaan aan het vonnis van 6 juli 2016 zodat er daarom geen reden is om Rabobank opnieuw te veroordelen tot het betalen van een dwangsom en daaraan een hoger maximum te verbinden.
5.15.
Vryleve zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00) aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van 6 juli 2016 van de rechtbank Amsterdam met zaaknummer/rolnummer C/13/608258 / HA ZA 16-507, voor zover het de onder 5.2. opgelegde dwangsommen betreft,
6.2.
veroordeelt Vryleve in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 1.514,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt Vryleve in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Vryleve niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen af,
6.7.
veroordeelt Vryleve in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 408,00,
6.8.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2017.