2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):
“
2018 (HAA 21/560 en HAA 21/561)
1. Aan eiser is met dagtekening 28 februari 2019 een uitnodiging tot het doen van aangifte IB/PVV en Zvw over het jaar 2018 verzonden. In de uitnodiging staat dat de aangifte voor 1 mei 2019 moet zijn ingediend.
2. Namens eiser is op 29 april 2019 een verzoek om uitstel voor het indienen van de aangifte ingediend. Verweerder heeft uitstel voor het doen van aangifte verleend tot 1 mei 2020. Hiervan is geen schriftelijke bevestiging verzonden, omdat dit uitstel door de boekhouder van eiser via de uitstelregeling voor belastingadviseurs is aangevraagd (de BECON-regeling).
3. Verweerder heeft op 1 mei 2020 de door de adviseur ingediende aangifte van eiser ontvangen.
4. Verweerder heeft met dagtekening 19 juni 2020 overeenkomstig de ingediende aangifte de aanslag IB/PVV 2018 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.010, resulterend in een te betalen belastingbedrag van € 6.323. De belastingrente van € 252 is berekend over de periode van 1 juli 2019 tot 31 juli 2020, waarbij voor de periode 1 juli 2019 tot 1 juli 2020 is uitgegaan van een percentage van 4% en voor de periode 1 juli 2020 tot 31 juli 2020 van een percentage van 0,01%. Het bedrag aan belastingrente is als volgt berekend: (360/360 dagen) x 4% x € 6.323 (het te betalen bedrag aan belasting) + (31/360 dagen) x 0,01% x € 6.323 = € 252.
5. Verweerder heeft met dagtekening 19 juni 2020 overeenkomstig de ingediende aangifte de aanslag Zvw 2018 opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 32.711, resulterend in een te betalen belastingbedrag van € 1.848. De belastingrente van € 73 is berekend over de periode van 1 juli 2019 tot 31 juli 2020, waarbij voor de periode 1 juli 2019 tot 1 juli 2020 is uitgegaan van een percentage van 4% en voor de periode 1 juli 2020 tot 31 juli 2020 van een
percentage van 0,01%. Het bedrag aan belastingrente is als volgt berekend: (360/360 dagen) x 4% x € 1.848 (het te betalen bedrag aan belasting) + (31/360) x 0,01% x € 1.848 = € 73.
6. Na correspondentie tussen eiser en verweerder heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 29 december 2020 de aanslagen IB/PVV 2018 en Zvw 2018 en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
2019 (HAA 21/1904 en HAA 21/1905)
7. Verweerder heeft met dagtekening 31 januari 2019 een voorlopige aanslag IB/PVV 2019 aan eiser opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning
van € 19.261, resulterend in een te betalen belastingbedrag van € 1.182. Op de voorlopige aanslag staat:
“
Als u gegevens wilt wijzigenControleer uw gegevens goed. Klopt alles? Dan hoeft u niets te doen. Klopt er iets niet? Dan kunt u wijzigingen gemakkelijk doorgeven. Kijk voor meer informatie op www.belastingdienst.nl/voorlopige_aanslag.
Kunt u uw voorlopige aanslag niet online wijzigen? Belt u dan met: 0800 - 023 01 07 om een papieren formulier te bestellen.”
8. Verweerder heeft met dagtekening 31 januari 2019 een voorlopige aanslag Zvw 2019 opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 20.611, resulterend in een te betalen belastingbedrag van € 1.174. Op deze aanslag staat dezelfde tekst als onder 7 weergegeven.
9. Aan eiser is met dagtekening 28 februari 2020 een uitnodiging tot het doen van aangifte IB/PVV en Zvw over het jaar 2019 verzonden. In de uitnodiging staat dat de aangifte voor
1 mei 2020 moet zijn ingediend.
10. Namens eiser is op 30 april 2020 een verzoek om uitstel voor het indienen van de aangifte ingediend. Verweerder heeft uitstel voor het doen van aangifte verleend tot 1 mei 2021. Hiervan is geen schriftelijke bevestiging verzonden, omdat dit uitstel door de boekhouder van eiser via de BECON-regeling is aangevraagd.
11. Verweerder heeft op 31 december 2020 de door de adviseur ingediende aangifte van eiser ontvangen.
12. Verweerder heeft met dagtekening 5 maart 2021 overeenkomstig de ingediende aangifte de aanslag IB/PVV 2019 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.019, resulterend in een (ten opzichte van de eerdere voorlopige aanslag nog aanvullend) te betalen belastingbedrag van € 6.382. De belastingrente van € 139 is berekend over de periode van 1 juli 2020 tot 16 april 2021, waarbij voor de periode 1 juli 2020 tot 1 oktober 2020 is uitgegaan van een percentage van 0,01% en voor de periode 1 oktober 2020 tot 16 april 2021 van een percentage van 4%. Het bedrag aan belastingrente is als volgt berekend: (90/360) x 0,01% x € 6.382 (het te betalen bedrag aan belasting) + (196/360 dagen) x 4% x € 6.382 = 139.
13. Verweerder heeft met dagtekening 5 maart 2021 overeenkomstig de ingediende aangifte de aanslag Zvw 2019 opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 36.510, resulterend in een (ten opzichte van de eerdere voorlopige aanslag nog aanvullend) te betalen belastingbedrag van € 907. De belastingrente van € 19 is berekend over de periode van 1 juli 2020 tot 16 april 2021, waarbij voor de periode 1 juli 2020 tot 1 oktober 2020 is uitgegaan van een percentage van 0,01% en voor de periode 1 oktober 2020 tot 16 april 2021 van een percentage van 4%. Het bedrag aan belastingrente is als volgt berekend: (90/360) x 0,01% x
€ 907 (het te betalen bedrag aan belasting) +
(196/360 dagen) x 4% x € 907 = € 19.
14. Na correspondentie tussen eiser en verweerder heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 23 maart 2021 de aanslagen IB/PVV 2019 en Zvw 2019 en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
Alle zaken
15. De definitieve aanslagen IB/PVV en Zvw van eiser van de afgelopen jaren bedragen:
2014
2015
2016
2017
2018
Verschuldigde belasting IB/PVV
€ 0
€ 0
€ 0
€ 1.562
€ 6.323
Verschuldigde bijdrage Zvw
€ 0
€ 0
€ 570
€ 1.112
€ 1.848
Datum definitieve aanslag
2-11-2016
27-10-2017
2-2-2018
23-10-2018
19-6-2020