ECLI:NL:GHAMS:2023:2139

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
23-000087-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 december 2022 was gewezen. De verdachte was ter terechtzitting van de politierechter verschenen, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. Op 7 januari 2023 heeft de raadsman namens de verdachte hoger beroep ingesteld, maar dit gebeurde te laat, aangezien de volmacht tijdens sluitingstijd van de strafgriffie werd ontvangen. Dit leidde tot de vraag of de overschrijding van de appeltermijn verontschuldigbaar was.

Het hof oordeelde dat de overschrijding van de termijn niet verontschuldigbaar was, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die de verdachte niet konden worden toegerekend. De raadsman had aangevoerd dat hij op 3 januari 2023 abusievelijk de volmacht aan de verdachte had gestuurd in plaats van aan de griffie, maar het hof oordeelde dat dit geen bijzondere omstandigheid was. De wet stelt duidelijke termijnen voor het instellen van hoger beroep, en de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen ligt bij de verdachte zelf. Het hof concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep, omdat het niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn was ingesteld.

De beslissing van het hof was dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep, en dit arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2023.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000087-23
datum uitspraak: 29 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-306190-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2023.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is op 23 december 2022 ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Amsterdam verschenen, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk in de Italiaanse taal. De verdachte is bij vonnis van 23 december 2022 veroordeeld. Namens de verdachte is door zijn raadsman op 7 januari 2023 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. De volmacht is tijdens sluitingstijd van de strafgriffie (op een zaterdag) ontvangen. Daarmee is het hoger beroep niet ingesteld binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis, zoals artikel 408, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voorschrijft.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of, zoals door de raadsman bepleit, de overschrijding van de appeltermijn verontschuldigbaar is.
De wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden; die termijnen zijn van openbare orde. Overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep door of namens de verdachte, zoals in het onderhavige geval, betekent in de regel dat deze niet in dat hoger beroep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend dan niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn. Daarbij kan worden gedacht aan binnen de beroepstermijn verstrekte ambtelijke informatie waardoor bij de verdachte de gerechtvaardigde verwachting is gewekt dat de beroepstermijn op een ander tijdstip aanvangt of aan een zodanige psychische gesteldheid dat in verband daarmee het verzuim tijdig hoger beroep in te stellen niet aan de verdachte kan worden toegerekend (vgl. HR 6 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN8587). Uit de met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de aanwending van een rechtsmiddel vereiste rechtszekerheid vloeit de noodzaak voort scherpe en vaste grenzen te trekken (vgl. HR 4 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:231).
De raadsman heeft aangevoerd dat hij op 3 januari 2023 - binnen de appeltermijn - de volmacht tot het instellen van hoger beroep abusievelijk (in een Nederlandstalig e-mailbericht) aan de verdachte heeft verzonden in plaats van aan de griffie van de rechtbank. Het betreffende e-mailbericht is overgelegd. Uit deze correspondentie mocht de verdachte de conclusie trekken dat het hoger beroep tijdig was ingesteld, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat deze omstandigheid niet kan worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid in voormelde zin. Binnen de appeltermijn door de raadsman verstrekte (niet-ambtelijke) informatie kan immers niet gelijk worden gesteld met onjuiste ambtelijke informatie van bijvoorbeeld de griffie van de rechtbank. De aard en inhoud van het e-mailbericht geeft geen reden om de overschrijding van de beroepstermijn in onderhavig geval toch verontschuldigbaar te laten zijn.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de wet in artikel 449 Sv aan de verdachte de bevoegdheid verschaft zelf hoger beroep in te stellen, terwijl artikel 450 Sv hem daarnaast de keuze laat het rechtsmiddel in te stellen door tussenkomst van een gemachtigd raadsman of vertegenwoordiger. In dat verband rust een grote verantwoordelijkheid op de verdachte zelf. De verdachte heeft in het onderhavige geval zijn wens om hoger beroep in te stellen slechts aan zijn raadsman - en niet aan de griffie van de rechtbank - kenbaar gemaakt. Dat de raadsman vervolgens heeft nagelaten tijdig hoger beroep in te stellen, hoezeer dat hier ook is terug te voeren op een ongelukkig verzuim, komt voor risico van de verdachte. De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dwingt in een geval als het onderhavige niet tot een ander oordeel (vgl. HR 12 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:16). Dat de verdachte de Nederlandse taal niet machtig is, maakt dit niet anders.
Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld en niet is gebleken van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn, zal de verdachte daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. A.M. Kengen en mr. A.M.M.E. Doekes - Beijnes, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 augustus 2023.
mr. A.M.M.E. Doekes - Beijnes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.