ECLI:NL:GHAMS:2023:1943

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
200.318.956/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jaarrekeningprocedure en verzoek tot aanpassing van de jaarrekening van VCG B.V. door aandeelhouder Field Goal B.V.

In deze zaak heeft Field Goal B.V. de Ondernemingskamer verzocht om de jaarrekening 2021 van VCG B.V. aan te passen op basis van artikel 2:447 BW. Field Goal, een aandeelhouder met een belang van 20% in VCG, heeft verschillende gronden aangevoerd, waaronder de onjuistheid van de jaarrekening en de wijze waarop dividend en bonussen zijn verwerkt. VCG B.V. heeft verweer gevoerd en betoogd dat Field Goal niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De Ondernemingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat Field Goal wel degelijk ontvankelijk is. Vervolgens heeft de Ondernemingskamer de inhoudelijke gronden van het verzoek beoordeeld, waarbij zij heeft vastgesteld dat de jaarrekening 2021 niet in strijd is met de wettelijke vereisten en dat de door Field Goal aangevoerde klachten niet voldoende onderbouwd zijn. De Ondernemingskamer heeft uiteindelijk het verzoek van Field Goal afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.318.956/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 14 juli 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FIELD GOAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. D.J.J. Folgeringen
mr. D. Soons, beiden kantoorhoudende te Den Bosch,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VCG B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. J.A.I. Verheulen
mr. F.R. Prins, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster als
  • verweerster als
  • Siempre Rico II B.V. als
  • Stichting Administratiekantoor Van Caem Klerks Group als

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikking in deze zaak van 10 mei 2023 (ECLI:NL:GHAMS:2023:1063).
1.2
Field Goal heeft bij verzoekschrift van 18 november 2022 de Ondernemingskamer op de voet van artikel 2:447 BW verzocht VCG te bevelen:
1. Ten aanzien van onderwerp III A (dividend, winstbestemming en aan aandeelhouders verstrekte leningen in 2021):
(i) de jaarrekening 2021 van VCG over het boekjaar 2021 (hierna: de
Jaarrekening 2021) op zodanige wijze aan te passen dat de relevante post(en) wordt verminderd met het totale bedrag dat gelijk is aan de winst van 2021, en deze winst apart te vermelden als alsnog ter beschikking staande aan de algemene vergadering van VCG, op grond van het ontbreken van een besluit van de algemene vergadering dat ertoe strekt de winst te bestemmen of uit te keren;
(ii) in de Jaarrekening 2021 de relevante post(en) en opmerkingen met betrekking tot de winst van 2021, als genoemd op p. 25, 26, 35, 39 en 42 van de Jaarrekening 2021, nader te verantwoorden en toe te lichten, nu onvoldoende is gebleken waarom het bestuur van VCG geen goedkeuring verleent om de winst van 2021 volgens de tussen Field Goal, VCG, SRII en STAK gemaakte afspraken uit te keren, opdat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen, het resultaat, de solvabiliteit en de liquiditeit van VCG;
(iii) de Jaarrekening 2021 op zodanige wijze aan te passen en in te richten dat de aan Field Goal en SRII door VCG verstrekte leningen en/of faciliteiten in rekening-courant daarin worden opgenomen als aan Field Goal en SRII verstrekt (interim) dividend en – zo nodig – het bestuur van VCG, alsmede haar aandeelhouders op te dragen al het nodige te doen om zulks mogelijk te maken, waaronder uitdrukkelijk begrepen maar daartoe niet beperkt, het nemen van daartoe noodzakelijke besluiten; en
(iv) in de Jaarrekening 2021 de relevante post(en) en opmerkingen met betrekking tot het (interim) dividend – dat aanvankelijk werd verstrekt aan aandeelhouders als lening dan wel als faciliteit in rekening courant – nader te verantwoorden en toe te lichten, zodat (o.a.) een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen, het resultaat, de solvabiliteit en de liquiditeit van VCG.
2. Ten aanzien van onderwerp III B (
Special Appreciation Rights(hierna: de
SARs) en bonusvoorzieningen in 2021):
(i) de Jaarrekening 2021 op zodanige wijze aan te passen dat de relevante voorzieningen, waaronder uitdrukkelijk alle posten die betrekking hebben op bonus en SARs, alsnog worden toegevoegd aan de winst van 2021, en deze winst apart te vermelden als alsnog ter beschikking staande aan de algemene vergadering van VCG, een en ander mede op grond van het ontbreken van een besluit van de algemene vergadering om dergelijke voorzieningen aan te leggen en SARs te verstrekken; en
(ii) in de Jaarrekening 2021 de relevante (na (i) resterende) voorzieningen en SARs, nader te verantwoorden en toe te lichten, nu onvoldoende is gebleken wat de daaraan ten grondslag liggende verplichting en/of reden vormt, zodat (o.a.) een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen, het resultaat, de solvabiliteit en de liquiditeit van VCG.
3. Ten aanzien van onderwerp III C (juridische kosten VCG in 2021):
(i) de Jaarrekening 2021 op zodanige wijze aan te passen dat de relevante post(en) wordt verminderd met het totale bedrag dat, op grond van een redelijke verdeling van de (juridische) kosten met betrekking tot de arbitrale procedure NAI 4858, door VCG (namens SRII) te veel betaald en geboekt is; en
(ii) de redelijke verdeling van de juridische kosten tussen VCG, SRII en STAK nader te verantwoorden en toe te lichten, zodat (o.a.) een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen, het resultaat, de solvabiliteit en de liquiditeit van VCG.
Althans,
(iii) de Jaarrekening 2021 op zodanige wijze aan te passen dat aan de activazijde een vordering op SRII wordt opgenomen gelijk aan het totale bedrag dat, op grond van een redelijke verdeling van de (juridische) kosten met betrekking tot de arbitrale procedure NAI 4858, door VCG (namens SRII) te veel betaald en geboekt is, en
(iv) de redelijke verdeling van de juridische kosten tussen VCG, SRII en STAK nader te verantwoorden, zodat (o.a.) een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen, het resultaat, de solvabiliteit en de liquiditeit van VCG.
Althans,
(v) in de Jaarrekening 2021 de kostenpost(en) met betrekking tot het totale bedrag dat, op grond van een redelijke verdeling van de (juridische) kosten met betrekking tot de arbitrale procedure NAI 4858, door VCG (namens SRII) te veel betaald en geboekt is nader te verantwoorden en toe te lichten, nu onvoldoende is gebleken waarom de huidige verdeling belang dient van VCG en de Van Caem Klerks Group, een groep van vennootschappen aan wier hoofd VCG staat (hierna: de
Groepof de
Van Caem Klerks Group), en waarom het bestuur van VCG de huidige verdeling redelijk en noodzakelijk acht.
4. Ten aanzien van onderwerp III D (vrijwaring inzake de zogeheten ‘ [D] -zaak’ in 2021):
(i) de Jaarrekening 2021 op zodanige wijze aan te passen dat de relevante post(en) wordt verminderd met het totale bedrag dat op grond van de afgegeven vrijwaring door de Groep aan of ten behoeve van [D] is betaald en (nog is) verschuldigd.
Althans,
(ii) de Jaarrekening 2021 op zodanige wijze aan te passen dat aan de activazijde een vordering op de bestuurders van VCG, inclusief ex artikel 2:11 BW, hun UBO’s in privé wordt opgenomen gelijk aan het totale bedrag dat op grond van de afgegeven vrijwaring door de Groep aan of ten behoeve van [D] is betaald en (nog is) verschuldigd; en
(iii) in de Jaarrekening 2021 de kostenpost(en) met betrekking tot het totale bedrag dat op grond van de afgegeven vrijwaring door de Groep aan of ten behoeve van [D] is betaald en (nog is) verschuldigd nader te verantwoorden, nu onvoldoende is gebleken waarom de vrijwaring in het belang van VCG of de Groep is en waarom het bestuur van VCG wel of niet persoonlijk aansprakelijk wordt gesteld voor de door VCG geleden schade, zodat (o.a.) een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen, het resultaat, de solvabiliteit en de liquiditeit van VCG.
5. VCG te veroordelen in de kosten van deze procedure.
1.3
VCG heeft bij verweerschrift van 16 maart 2023 de Ondernemingskamer verzocht Field Goal niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans haar verzoek af te wijzen en Field Goal te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.4
M.J.J. Welsink RA, accountant bij Grant Thornton die in die hoedanigheid met het onderzoek van de jaarrekening belast is geweest (hierna: de
accountant), heeft, na door de Ondernemingskamer in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord over de in het verzoek van Field Goal genoemde onderwerpen, bij brief van 30 maart 2023 aan de Ondernemingskamer gemeld dat hij geen schriftelijk standpunt zal innemen over deze onderwerpen en dat hij geen gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om ter zitting over deze onderwerpen te worden gehoord.
1.5
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 20 april 2023. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
1.6
Field Goal heeft op 1 mei 2023 een aanvullend verzoekschrift ter verandering en vermeerdering van haar in 1.2 genoemde verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer heeft bij de beschikking van 10 mei 2023 dit verzoek tot verandering en vermeerdering afgewezen (ECLI:NL:GHAMS:2023:1063).

2.Inleiding en feiten

2.1
In deze jaarrekeningprocedure gaat het over de Jaarrekening 2021 van VCG. VCG staat aan het hoofd van de Van Caem Klerks Group, een internationaal concern dat zich bezighoudt met de groothandel, import en export van merkgoederen. Field Goal, een vennootschap die wordt gecontroleerd door [A] (hierna:
[A]), houdt een belang van 20% in VCG. [A] is in 2020 ontslagen als werknemer en bestuurder van enkele dochtervennootschappen van VCG, waaronder VCKG Holding B.V. (hierna:
VCKG). Als gevolg daarvan moest [A] op grond van de aandeelhoudersovereenkomst zijn via Field Goal gehouden aandelen in VCG aanbieden aan de andere aandeelhouders.
Het ontslag van [A] heeft geleid tot verschillende procedures. In deze procedure klaagt VCG over verschillende posten in de Jaarrekening 2021 van VCG. [A] verzoekt de Ondernemingskamer op de voet van artikel 2:447 BW te bevelen de Jaarrekening 2021 in te richten overeenkomstig door de Ondernemingskamer te geven aanwijzingen. Daarbij speelt mee dat de Jaarrekening 2021 medebepalend is voor de prijs waartegen Field Goal haar aandelen in VCG aan SRII zal moeten overdragen.
2.2
VCG is op 31 december 2014 opgericht. De aandelen in VCG worden gehouden door Field Goal (20%), SRII (77,57%) en STAK (2,43%). Het bestuur van VCG wordt gevormd door [B] (hierna:
[B]) en Ever Rich International B.V. (hierna:
ERI). [C] (hierna:
[C]) is enig bestuurder en enig aandeelhouder van ERI en van Siempre Rico I B.V. (hierna:
SRI). SRI is op haar beurt enig bestuurder en enig aandeelhouder van SRII.
2.3
[A] is enig bestuurder van Field Goal en houdt door middel van de Cypriotische vennootschap SG Yard Line Limited alle aandelen in Field Goal.
2.4
[B] en [C] vormen het bestuur van STAK.
2.5
VCG houdt (indirect) aandelen in het kapitaal van 44 (Nederlandse en buitenlandse) (klein)dochtervennootschappen waaronder VCKG. Tezamen vormen deze vennootschappen de Groep.
2.6
[A] is op 1 april 2009 als Junior Sales medewerker in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) VCKG, een dochtervennootschap van VCG. Hij was vanaf 1 januari 2018 CEO van VCKG. Op die datum is Field Goal aandeelhouder van VCG geworden. Field Goal heeft ten behoeve van de aankoop van de aandelen in VCG een kredietovereenkomst gesloten met ABN AMRO Bank N.V. (hierna:
ABN AMRO). Daarbij hebben SRI en SRII zich als borg jegens ABN AMRO verbonden.
Op 16 oktober 2018 is [A] ook in dienst getreden bij Oriental Sea Venture Ltd. (hierna:
Oriental), een vennootschap van VCKG op Cyprus.
2.7
Op 3 september 2018 hebben Field Goal, ERI, STAK en VCG een aandeelhoudersovereenkomst gesloten (hierna: de
aandeelhoudersovereenkomst). Hierin is in artikel 3.2 bepaald dat een meerderheid van ten minste 80,001% van de door VCG uitgegeven aandelen vereist is voor het kunnen nemen van besluiten over: (…)
c.
adopting the annual accounts; (…)
e.
the declaration of dividends; (…).
Over het dividendbeleid staat in de aandeelhoudersovereenkomst:

5. POLICIES AND (MANAGEMENT) REGULATIONS
(…)
5.2
Shareholders and the Group shall adhere to the Dividend Policy set forth in Attachment B. Proceeds (dividends) and costs will accrue during the period of shareholdership and are insofar independent of the date of declaration of dividends.”
2.8
De aandeelhoudersovereenkomst regelt voorts in welke gevallen en tegen welke voorwaarden een aandeelhouder zijn aandelen moet aanbieden aan de overige aandeelhouders. Voor zover van belang, bepaalt de aandeelhoudersovereenkomst hierover:
10.4 Forced transfer
In case of any of the following (…) events:
(…)
(ix) termination of all management agreements between a Shareholder or its Affiliate and Subsidiaries (after a notice period of 6 months), whether for cause or not;
(…)
then the relevant Shareholder is held to immediately offer its Shares (directly or indirectly) held by the same to the other Shareholders (who are entitled to the same in proportion to their then applicable shareholding percentages) for a purchase price to be determined as per the date of the offer (the “Exit Price”) being equal to the higher of:
( a)
the pro rata Market Value of the relevant Shares
3 * (net profit last year) + (equity, including dividend over a previous period not yet declared)
and
( b)
the price paid for these Shares.”
2.9
In artikel 13 van de aandeelhoudersovereenkomst zijn partijen ter zake van geschillen arbitrage overeengekomen.
2.1
Aan de aandeelhoudersovereenkomst is als Annex B een
Dividend Policygehecht (hierna: het
dividendbeleid). Het dividendbeleid bevat instructies voor het uitkeren van dividend bij entiteiten van de Groep en luidt, voor zover van belang, als volgt:

De instructies:
Iedere uitkering moet voldoen aan de eisen van de eerste volzin van artikel 2:216 lid 1 Burgerlijk Wetboek (beperkte balanstest) en gerelateerde wetsartikelen.
Winst wordt uitsluitend bestemd tot dividend en uitgekeerd, indien en voor zover de solvabiliteitsratio op groepsniveau na uitkering ten minste 20% bedraagt in 2015 en 25% in de daaropvolgende jaren.
(…)
4.
In geval het bestuur van de vennootschap negatief adviseert ter zake van een winstbestemming, zal de aandeelhouder dat advies in beginsel volgen.
5.
Met inachtneming van bovenstaande uitgangspunten zal in beginsel ieder kwartaal, of zoveel vaker of minder vaak als de aandeelhouder en het bestuur van de Vennootschap geraden voorkomt, tussentijdse winst tot dividend bestemd en als dividend worden uitgekeerd. (…)”
2.11
Op 4 december 2018 zijn de door ERI gehouden aandelen in VCG verkocht en geleverd aan SRII. STAK, ERI, Field Goal en VCG hebben dit goedgekeurd door middel van een addendum bij de aandeelhoudersovereenkomst, waarna SRII is toegetreden tot de aandeelhoudersovereenkomst.
2.12
Op 3 september 2020 is [A] op staande voet ontslagen door VCKG en Oriental, omdat – kort gezegd – hij zich zou hebben misdragen en omdat hij voor eigen rekening met de Groep concurrerende werkzaamheden zou verrichten. [A] heeft in het ontslag berust.
2.13
Op 16 september 2020 heeft Field Goal haar aandelen in VCG op grond van de aanbiedingsregeling in de aandeelhoudersovereenkomst aangeboden. Tussen Field Goal en SRII is een geschil ontstaan over de vraag of SRII het aanbod heeft geaccepteerd en hoe de overnameprijs moet worden berekend.
2.14
Field Goal heeft na 1 oktober 2020 geen dividend meer ontvangen van VCG.
2.15
Op 26 oktober 2020 is Field Goal een arbitrageprocedure gestart bij het Nederlands Arbitrage Instituut (hierna:
NAI) tegen VCG, ERI, SRI, SRII, VCKG en enkele andere vennootschappen binnen de Groep. De overdracht van de door Field Goal gehouden aandelen in VCG aan SRII en de voorwaarden waaronder de overdracht zou moeten plaatsvinden, zijn het onderwerp van de arbitrageprocedure. In de arbitrageprocedure maakt Field Goal tevens aanspraak op betaling van interim-dividend op grond van de aandeelhoudersovereenkomst en het in Annex B daarbij opgenomen dividendbeleid, opdat zij aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst met ABN AMRO kon voldoen.
2.16
Tijdens de algemene vergadering van VCG van 10 mei 2021, waar de door het bestuur van VCG opgestelde jaarrekening 2020 van VCG aan de orde was, heeft Field Goal zich erover beklaagd dat deze jaarrekening en de boekhouding van VCG niet kloppen. Vervolgens heeft Grant Thornton op 28 oktober 2021 voorgesteld de voorlopige cijfers over 2020 op enkele punten aan te passen. VCG heeft hieraan gevolg gegeven.
2.17
Bij arbitraal tussenvonnis van 17 mei 2021 heeft het NAI VCG veroordeeld tot betaling van een voorschot op dividenden tot een bedrag van € 522.500 en een bedrag van € 608.762,74 aan Field Goal, waarbij het laatstgenoemde bedrag – in verband met de aflossingsverplichtingen van Field Goal aan ABN AMRO per 1 januari 2021 en 1 april 2021 – diende te worden voldaan door rechtstreekse betaling aan ABN AMRO.
2.18
Op 12 augustus 2021 heeft VCG – met hulp van de Groep – ter voldoening aan het arbitraal tussenvonnis € 522.500 overgeboekt naar de bankrekening die Field Goal bij de ABN AMRO aanhoudt en € 608.762,74 direct naar ABN AMRO ter aflossing van het door ABN AMRO verstrekte krediet.
2.19
[C] heeft op 10 november 2021 namens SRI en SRII aan Field Goal geschreven dat SRI en SRII als ‘
guarantors’ zijn gesubrogeerd in de rechten van ABN AMRO en Field Goal aangesproken tot betaling van € 1.591.228,89.
2.2
[B] heeft bij e-mailbrief van 10 november 2021 namens VCG aan Field Goal geschreven:

(…) We have decided to extend another advance amount to Field Goal for the purpose of partial settlement of your debt directly to your financier ABN AMRO Bank, which is in line with your claims in the arbitration.
The advance amount is EUR 768,737.26. This amount will (in line with the Tribunal’s decision of 17 May 2021) be posted in Field Goal’s current account.
Earlier we paid (EUR 522,500 + EUR 608,762.74 =) EUR 1,131,262.74 directly to ABN AMRO Bank. Field Goal’s current account is therefore debited with EUR 1,900,000. We will not provide any further advance amounts.
(…) We have decided to extend to Siempre Rico II a pro rata equal maximum advance credit line of EUR 7,369,150, of which currently EUR 6,939,288.50 is used.”
2.21
Field Goal heeft bij verzoekschrift van 15 december 2021 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van VCG en haar (Nederlandse) groepsvennootschappen over de periode vanaf januari 2020 en als onmiddellijke voorziening voor de duur van de procedure een derde persoon te benoemen tot bestuurder van VCG. De Ondernemingskamer heeft dit verzoek op 12 april 2022 afgewezen (ECLI:NL:GHAMS:2022:1137).
2.22
Field Goal heeft Grant Thornton bij brief van 29 april 2022 op de hoogte gesteld over haar “
unremitting concerns relating to VCG B.V.’s management board doubtful manner of bookkeeping”. Op 23 mei 2022 heeft Field Goal aan Grant Thornton geschreven dat zij nadere informatie had ontvangen die duidt op “
dubious financial management”. Field Goal sluit haar brief af met de conclusie: “
(…) the actions and conduct of VCG’s management board are clear and devious: to record as much costs as possible during the remaining period that Field Goal is still a shareholder, especially in the form of accruals and provisions, to lower the net profit as much as possible, and to artificially decrease the equity of VCG”. Dit mondt uit in een herhaald verzoek van Field Goal aan Grant Thornton “(…)
for ‘enhanced scrutiny’ in order to eliminate all wrongs from VCG’s books and annual accounts”.
2.23
Het bestuur van VCG heeft in de periode januari 2022 tot en met 15 juli 2022 de Jaarrekening 2021 gereedgemaakt. In de Jaarrekening 2021 zijn de jaarcijfers van 39 van de 44 vennootschappen van de Groep geconsolideerd. De jaarrekening is opgesteld op basis van de voorschriften van Titel 9 van Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ). De accountant heeft een goedkeurende verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening afgegeven.
2.24
Field Goal heeft bij brief van haar advocaat van 5 september 2022 bij de (toenmalige) advocaat van VCG haar zorgen geuit over de Jaarrekening 2021 en geconcludeerd: “
that the management board of VCG continues to – I put it mildly – be rather creative when keeping its books. In light of this dubious way of bookkeeping, Field Goal (again) requests you, as the management board of VCG, to carefully reconsider the financial information provided, and instruct Grant Thornton to further audit the books in order to adequately finalize the annual accounts of VCG concerning 2021”. Ook heeft Field Goal nadere vragen gesteld. De advocaat van VCG heeft op 27 september 2022 daarop geantwoord en is daarbij ingegaan op de onderwerpen personeelskosten, SARs, overige
accruals, solvabiliteit, rekening-courantposities participanten en dividend(beleid).
2.25
De Jaarrekening 2021 is op 20 september 2022 door het bestuur van VCG gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Deze was op dat moment nog niet vastgesteld door de algemene vergadering. Volgens de Jaarrekening 2021 heeft VCG over 2021 een nettowinst van USD 14.091.000 gerealiseerd. Het bestuur van VCG heeft op 30 september 2022 de algemene vergadering uit hoofde van het in 2.10 genoemde dividendbeleid geadviseerd om de winst over 2021 aan de reserves toe te voegen.
2.26
Tijdens de algemene vergadering van VCG van 5 oktober 2022 stond de vaststelling van de Jaarrekening 2021 op de agenda. De Jaarrekening 2021 is toen niet vastgesteld, omdat de daarvoor vereiste meerderheid ontbrak (zie 2.7). De algemene vergadering heeft besloten decharge te verlenen aan de bestuurders van VCG voor het over 2021 gevoerde beleid.
2.27
FourValue B.V. (hierna:
FourValue) heeft bij brief van 17 november 2022 in opdracht van Field Goal kritische vragen gesteld ten aanzien van de Jaarrekening 2021. Volgens de brief dienen de (antwoorden op de) kritische vragen ertoe om het juiste inzicht te krijgen in de waardering van Field Goals aandelenbelang in VCG. De vragen hebben betrekking op de volgende onderwerpen I.) Leningen aan aandeelhouders, solvabiliteit en dividend, II.) SARs & Bonus accruals, III.) Kortlopende verplichtingen, IV.) WCSG Claim VCG inzake aansprakelijkheid bestuur in de zaak [D] ) Winstbestemming.
2.28
De in 2.27 genoemde ‘zaak [D] ’ houdt verband met de overstap van een werknemer van West Coast Supply Group, een concurrent van VCG, naar een dochtervennootschap van VCG. Deze werknemer heeft daarbij gehandeld in strijd met een non-concurrentie- en geheimhoudingsbeding die hij met zijn voormalig werkgever was overeengekomen. Dit heeft, zeer kort samengevat, ertoe geleid dat de concurrent van VCG haar voormalige werknemer in rechte heeft betrokken en onder meer heeft gevorderd dat de werknemer een contractuele boete zou betalen. De kantonrechter heeft de handelwijze van deze werknemer gekwalificeerd als ‘zeer kwalijk en in hoge mate verwijtbaar, omdat [de werknemer] zich van de ontoelaatbaarheid van zijn handelen bewust was’ (Rb Amsterdam 19 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:4130) en de vordering tot een bedrag van € 500.000 toegewezen.
VCG heeft de werknemer gevrijwaard voor zijn contractuele boete. Daarnaast heeft VCG vrijwaringen verleend aan twee andere werknemers. In verband hiermee heeft VCG in de Jaarrekening 2021 een overlopend passief (
accrual), groot € 800.000 opgenomen (althans een daarmee corresponderend bedrag in USD). In de Jaarrekening 2021 is hierover de volgende toelichting opgenomen:
Uit hoofde van voormeld vonnis van 19 juli 2022 heeft (de betrokken dochtervennootschap van) VCG een bedrag van € 500.000 ter zake van vrijwaring aan de werknemer betaald.

3.De gronden van de beslissing

Ontvankelijkheid
3.1
VCG betoogt dat Field Goal om twee redenen in haar verzoek niet-ontvankelijk is. In de eerste plaats gaat het hier om de geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening van VCG. De verzoeken zijn uitsluitend gericht tegen VCG en niet ook tegen een of meer dochtervennootschappen. Ten aanzien van de enkelvoudige jaarrekeningen van de in consolidatie betrokken dochtervennootschappen is geen verzoek op grond van artikel 2:447 BW gedaan en deze jaarrekeningen zijn inmiddels onaantastbaar, zodat VCG de geconsolideerde jaarrekening over 2021 niet meer kan wijzigen. Dit brengt volgens VCG mee dat Field Goal niet kan worden ontvangen in haar verzoek. Ten tweede voert VCG aan dat Field Goal niet aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd dat de Jaarrekening 2021 niet voldoet aan de in artikel 2:447 lid 2 BW bedoelde voorschriften. Field Goal betoogt namelijk (slechts) dat zij op basis van de Jaarrekening 2021 niet in staat is zich een verantwoord oordeel te vormen over het vermogen, de liquiditeit, de solvabiliteit en het resultaat van VCG. Voor een dergelijke (op Field Goal toegespitste) subjectieve beoordeling biedt de jaarrekeningprocedure geen ruimte. Daar komt bij dat Field Goal miskent dat artikel 2:447 lid 2 BW geen ruimte biedt het verzoek te baseren op het betoog dat de Jaarrekening 2021 ‘evident onredelijk en onaanvaardbaar’ is, aldus VCG. Ook om deze reden is Field Goal niet-ontvankelijk in haar verzoek, aldus VCG.
3.2
De Ondernemingskamer verwerpt beide gronden. Wat de eerste grond betreft, memoreert de Ondernemingskamer dat het bestuur van iedere dochtervennootschap zelf verantwoordelijk is voor de inrichting van haar eigen jaarrekening. Dat geldt zowel voor VCG als voor haar dochtervennootschappen. De inrichting van de jaarrekening van de dochtervennootschappen behoeft niet noodzakelijkerwijze een-op-een overeen te stemmen met de wijze waarop VCG de cijfers van haar dochtervennootschappen in de geconsolideerde jaarrekening verwerkt. De omstandigheid dat de jaarrekening van een dochtervennootschap inmiddels onaantastbaar is, staat daarom aan aanpassing van de geconsolideerde jaarrekening niet in de weg. Het beroep op niet-ontvankelijkheid stuit daarop in zoverre af.
Ook de tweede grond faalt. Artikel 2:447 lid 2 BW geeft de gronden weer waarop een verzoek als bedoeld in artikel 2:447 lid 1 BW kan worden gedaan en dient aldus tot richtsnoer voor de inhoudelijke beoordeling van een verzoek in de jaarrekeningprocedure. Indien het verzoek niet, of niet voldoende is gebaseerd op de in artikel 2:447 lid 2 BW genoemde gronden, leidt dit in beginsel tot afwijzing op inhoudelijke gronden en niet tot niet-ontvankelijkverklaring. Bijzondere redenen op grond waarvan in dit geval een uitzondering moet worden gemaakt, heeft VCG niet aangevoerd.
Inhoudelijk
3.3
Field Goal heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de Jaarrekening 2021 geen getrouw beeld geeft van de financiële positie van VCG en de Groep en daarmee niet voldoet aan de door artikel 2:447 lid 2 BW gestelde eisen. Het verzoek heeft betrekking op de volgende onderwerpen:
Dividend, winstbestemming en aan aandeelhouders verstrekte leningen in 2021;
Special Appreciation Rightsen bonusvoorzieningen;
Juridische kosten VCG in 2021;
Vrijwaring inzake de ‘zaak- [D] ’ in 2021.
Field Goal verzoekt de Ondernemingskamer te bevelen dat VCG de Jaarrekening 2021 inricht overeenkomstig door haar te geven aanwijzingen en om informatie te verschaffen alsmede verantwoording af te leggen opdat Field Goal zich alsnog een getrouw beeld kan vormen van de financiële positie van de Groep. Volgens Field Goal is dit nodig, omdat het bestuur van VCG door de administratie en de boekhouding van de Groep te manipuleren, beoogt de door SRII te betalen overnameprijs voor de aandelen van Field Goal te beïnvloeden en de hoogte van het aan Field Goal uit te keren dividend te drukken. Field Goal heeft geen toegang tot de administratie van VCG en heeft veelvuldig maar tevergeefs gevraagd om een toelichting op diverse posten in de Jaarrekening 2021.
3.4
VCG heeft verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dit verweer ingaan.
A.
Dividend, winstbestemming en aan aandeelhouders verstrekte leningen in 2021.
3.5
De eerste grond gaat over de vraag op welke wijze bepaalde betalingen aan Field Goal en aan SRII zijn verwerkt in Jaarrekening 2021. In het arbitraal tussenvonnis van 17 mei 2021 is VCG veroordeeld, voor zover van belang, tot betaling van een ‘
an advance amount’ van € 522.500 aan Field Goal en van een ‘
an advance amount’ van € 608.762,74 aan Field Goal door middel van een rechtstreekse overboeking aan ABN AMRO. VCG heeft deze betalingen gedaan en heeft deze bedragen geboekt als rekening-courantvordering op Field Goal. Daarnaast heeft VCG een bedrag van € 768.737,26 aan Field Goal betaald en dit bedrag eveneens als rekening-courantvordering geboekt. Aan SRII heeft VCG een bedrag van € 6.939.288,50 betaald en eveneens geboekt als vordering in rekening-courant. Daarmee corresponderen deze boekingen in rekening-courant met de belangen van Field Goal en SRII (20%, respectievelijk 77,57%).
Field Goal klaagt erover dat deze betalingen ten onrechte niet zijn aangemerkt als (interim)dividend. Op grond van de aandeelhoudersovereenkomst dient VCG immers in beginsel ieder kwartaal een (interim)dividend uit te keren. Sinds 1 oktober 2020 is VCG daarmee ten onrechte opgehouden. Uit het feit dat de ‘leningen’ aan Field Goal en SRII corresponderen met hun aandelenverhoudingen, volgt dat deze betalingen in wezen moeten worden aangemerkt als (verkapt) interim-dividend.
Daarvan uitgaande betoogt Field Goal verder onder meer dat de betalingen in de door VCG opgestelde financiële overzichten over de maanden van juli en september 2021 (een van de zogenoemde
flash reports) ten onrechte zijn aangemerkt als
other loansrespectievelijk als
extraordinary costs. Daar komt bij dat de verschillende bedragen aan SRII zijn betaald in weerwil van de door Field Goal gelegde beslagen. Verder verwijst Field Goal naar het dividendbeleid dat volgens haar dividendbetalingen zou toestaan (voor zover toegelaten op grond van het bepaalde in artikel 2:216 BW). Niettemin is de gehele winst over 2021 in strijd met het dividendbeleid toegevoegd aan de reserves, dit terwijl een reserveringsbesluit ontbreekt. De Jaarrekening geeft daarom geen juist en getrouw beeld van de financiële positie van de Groep, aldus Field Goal.
3.6
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. In deze procedure staat niet ter beoordeling of VCG (interim-)dividend had moeten uitkeren, dan wel of zij heeft gehandeld in strijd met haar dividendbeleid, met een arbitrale veroordeling en/of met de aandeelhoudersovereenkomst. Het gaat hier slechts om de vraag of de jaarrekening is ingericht overeenkomstig het bepaalde in artikel 2:447 lid 2 BW. Die vraag moet worden beantwoord op basis van hetgeen zich feitelijk heeft afgespeeld.
Daarbij is van belang dat betaling van (interim-)dividend dient te geschieden overeenkomstig de voorwaarden die artikel 2:216 BW daaraan stelt. Tot die voorwaarden behoort een besluit tot uitkering door de algemene vergadering. Vast staat dat de algemene vergadering van VCG niet heeft besloten tot uitkering van (interim-)dividend. Daarom is niet onbegrijpelijk dat VCG de betalingen aan haar beide aandeelhouders niet als (interim-)dividend heeft geboekt maar als vordering in rekening-courant en dat de met die betalingen corresponderende vorderingen zijn geboekt als rekening-courantvordering op de balans. Reeds hierop stuit deze grond af. De overige onderdelen van de klacht behoeven daarmee geen behandeling. De verzoeken met betrekking tot onderdeel A kunnen niet worden toegewezen op basis van de gronden die Field Goal heeft aangevoerd.
B.
Special Appreciation Rights en bonusvoorzieningen
3.7
Het tweede onderwerp heeft betrekking op de wijze waarop voorwaardelijke bonusaanspraken van werknemers van dochtervennootschappen van VCG in de jaarrekening zijn verwerkt. Aan een kleine groep belangrijke werknemers is een voorwaardelijke bonus toegekend in de vorm van een SAR. Het gaat bij de SARs om voorwaardelijke bonusaanspraken die worden toegekend aan sleutelfunctionarissen van dochtervennootschappen die deel uitmaken van de Groep. De aanspraken voor de werknemer worden onvoorwaardelijk indien deze vier jaar aaneengesloten in dienst is gebleven. Treedt de werknemer eerder uit dienst, dan vervalt de aanspraak en valt het opgebouwde bedrag weer vrij. De voorwaardelijke aanspraken zijn op de vennootschappelijke balans van de dochters verwerkt als
accruals(overlopende passiva). In de Jaarrekening 2021 zijn de opgebouwde SAR-aanspraken in de geconsolideerde winst- en verliesrekening verwerkt als personeelskosten die deel uitmaken van de operationele uitgaven (
operational expendituresof OPEX).
Field Goal klaagt erover dat de SAR-aanspraken in 2021 hoger uitvallen dan in 2020, ook nadat [A] met enkele sleutelwerknemers was vertrokken en hun SAR-aanspraken waren vervallen. Een stijging van de totale SAR-verplichtingen is daarom niet te begrijpen. Volgens Field Goal probeert VCG met de kunstmatige verhoging van de SARs en bonusvoorzieningen het resultaat en daarmee de waarde van de aandelen VCG kunstmatig te drukken opdat SRII de door Field Goal aangeboden aandelen tegen een lage prijs kan overnemen. Ook nadat Field Goals zich in haar brief van 5 september 2022 (zie 2.24) erover had beklaagd dat deze stijging in de personeelskosten niet is toegelicht en dat daaraan onterecht verleende SARs ten grondslag liggen, heeft VCG in haar antwoordbrief van 27 september 2022 onvoldoende helderheid verschaft. Hierdoor wordt het (Field Goal) onmogelijk om zich een beeld te vormen van de financiële positie van de Groep, zo betoogt Field Goal.
3.8
Bij de beoordeling van deze klacht dient tot uitgangspunt dat een jaarrekening niet is gericht tot bepaalde specifieke gebruikers. Het doel van de jaarrekening is om (financiële) informatie te verschaffen die voor een grote reeks van gebruikers nuttig is voor het nemen van economische beslissingen (vgl. RJ. Stramien, 930.12). Tot die grote reeks gebruikers kunnen behoren huidige en potentiële beleggers, werknemers, geldschieters, leveranciers en andere handelscrediteuren, cliënten, overheden en hun instellingen, alsmede het publiek (vgl. RJ Stramien 930.9). Voor zover het verzoek van Field Goal ertoe strekt dat specifiek zij als minderheidsaandeelhouder door middel van de Jaarrekening 2021 toereikend wordt geïnformeerd, vindt haar betoog geen steun in het recht. Als (minderheids)aandeelhouder kan zij aanspraak maken op bepaalde informatierechten. In deze procedure gaat het echter niet om de vraag of zij als aandeelhouder voldoende is geïnformeerd maar om de vraag of de Jaarrekening 2021 voldoet aan de bij of krachtens Titel 9 van Boek 2 BW gestelde voorschriften, waaronder het in artikel 2:362 lid 1 BW bedoelde inzichtvereiste. Die vraag moet worden beantwoord vanuit het perspectief van een grote reeks van gebruikers. De enkele omstandigheid dat de Jaarrekening 2021 niet het
voor Field Goalin het kader van haar geschil met SRII over de waarden van de door haar aangeboden aandelen benodigde of gewenste inzicht geeft, brengt – zo al juist – dan ook niet mee dat de Jaarrekening 2021 niet voldoet aan het inzichtvereiste.
3.9
Daarbij ligt het op de weg van Field Goal als verzoekster om te beargumenteren dat de Jaarrekening 2021 niet het vereiste inzicht geeft. In haar klachten heeft zij veelvuldig een beroep gedaan op de (gestelde) ontoereikende beantwoording van vragen voor, tijdens en na de algemene vergadering en op onjuiste of misleidende financiële presentaties of andere tussentijdse berichten. Telkens verzuimt zij evenwel te beargumenteren dat en hoe deze klachten kunnen bijdragen aan het oordeel dat de Jaarrekening 2021 niet voldoet aan het in artikel 2:362 lid 1 BW bedoelde inzichtvereiste. In zoverre kunnen deze klachten daarom niet leiden tot het oordeel dat de Jaarrekening 2021 op het punt van de SARs en bonusvoorzieningen niet voldoet.
3.1
Ook overigens kan haar klacht niet slagen. Field Goal heeft onvoldoende concreet beargumenteerd dat de Jaarrekening 2021 op het punt van de SARs een zodanige onjuistheid bevat dat zij tekortschiet in het geven van het vereiste inzicht (vgl. RJ 150.103). Met name blijkt of volgt uit het verzoek niet dat het hier gaat om een of meer materiële fouten. De Ondernemingskamer merkt in dit verband op dat VCG al in haar brief van 27 september 2022 het verloop van de SAR-verplichtingen (geboekt onder de overlopende passiva (
accruals)) had weergegeven. Volgens dit overzicht was ultimo 2020 een bedrag van USD 725.000 onder de overlopende passiva geboekt (
Accrual SAR). In 2021 is (i) hieraan een bedrag van USD 1.121.000 toegevoegd, (ii) een bedrag van USD 611.000 aan SARs aan twee FMCG-werknemers betaald, en (iii) een bedrag van USD 114.000 ten gunste van het resultaat van FMCG vrijgevallen. Ultimo 2021 was dan ook een bedrag van USD 1.121.000 onder de overlopende passiva geboekt. In 2021 nam de SAR
accrualaldus toe met (USD 1.121.000 -/- USD 725.000 =) USD 396.000. De stijging van de
operational expendituresis vooral gelegen in het feit dat het personeelsbestand van de Groep in 2021 met 33% is gestegen van 111 FTE naar 148 FTE, zo zet VCG uiteen in haar brief van 27 september 2022 en in de Jaarrekening 2021 op p. 32.
Field Goal stelt weliswaar dat de brief van VCG op een aantal punten onjuist is, maar licht dat verder niet toe ten aanzien van de SARs. De Ondernemingskamer gaat er daarom van uit dat de SARs per saldo zijn toegenomen met een bedrag van USD 396.000. Bij een resultaat voor belastingen van USD 17.072.000 gaat het hier niet om een bedrag van een zodanige omvang dat de onjuiste of onterechte weergave daarvan de economische beslissingen die gebruikers op basis van de jaarrekening nemen zou kunnen beïnvloeden. De gestelde fout is daarmee van onvoldoende materieel belang. Ook inhoudelijk onderbouwt Field Goal onvoldoende dat en waarom de Jaarrekening 2021 als gevolg van de gestelde onjuiste weergave op het punt van de SARs niet een zodanig inzicht geeft dat een verantwoord oordeel gevormd kan worden omtrent het vermogen en het resultaat alsmede de solvabiliteit en de liquiditeit van VCG. Ook deze klacht faalt daarom.
3.11
De Ondernemingskamer ziet aanleiding ten overvloede nog het volgende op te merken. VCG voert zelf aan dat de SAR-verplichtingen zijn opgenomen onder de overlopende passiva (
accruals). Bij overlopende passiva gaat het onder meer om nog te betalen bedragen ter zake van lasten die aan een verstreken periode zijn toegerekend (vgl. RJ 258.102) zodat de omvang van de toekomstige kasstroom dient vast te staan. Zoals VCG zelf erkent, gaat het in het geval van de SARs echter om
voorwaardelijkebonussen. De aanspraken kunnen pas onvoorwaardelijk worden als de desbetreffende werknemer vier jaar aaneengesloten in dienst is gebleven. Indien de werknemer eerder uit dienst treedt, valt het opgebouwde bedrag weer geheel vrij aan de dochtervennootschap, zo stelt VCG.
3.12
Hieruit volgt dat de SARs niet onder de overlopende passiva maar onder de voorzieningen hadden moeten worden geboekt. Het gaat hier immers om verplichtingen die op de balansdatum als waarschijnlijk of als vaststaand worden beschouwd, maar waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen ontstaan (artikel 2:374 lid 1 BW). Dit brengt mee dat bij de waardering op de balans rekening dient te worden gehouden dat de verplichting in een later jaar komt vrij te vallen. Een voorziening wordt immers gewaardeerd tegen de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichtingen per balansdatum af te wikkelen (RJ 252.301). Indien het effect materieel is, dient daarbij te worden uitgegaan van de contante waarde van de bedragen (RJ 252.306). Om deze twee redenen kan de waardering van de SARs als onderdeel van een voorziening dan ook lager zijn dan als onderdeel van een overlopend passivum. Daar komt bij dat de post voorzieningen nader in de jaarrekening moet worden toegelicht (artikel 2:374 lid 2 BW; RJ 252.502 en 252.503).
C.
Juridische kosten
3.13
De derde klacht moet worden gezien tegen de achtergrond van het bredere geschil tussen Field Goal enerzijds en SRII en VCG anderzijds. Partijen zijn verwikkeld in verscheidene (kostbare) procedures, zowel voor de overheidsrechter als in arbitrage. Dat geschil draait onder meer om de prijs waartegen Field Goal haar aandelen aan SRII zal moeten overdragen. Volgens Field Goal heeft zij op grond van de Jaarrekening 2021 goede grond om aan te nemen dat de juridische kosten van de NAI-procedure – waarvan volgens Field Goal ten minste 80% voor rekening van SRII behoort te komen – grotendeels voor rekening van VCG zijn gebracht. Niet alleen komen deze kosten daarmee ten onrechte mede ten laste van Field Goal – als 20%-aandeelhouder van VCG – maar ook komen deze kosten ten onrechte ten laste van het resultaat van groep, met een negatieve invloed op de overnameprijs van de aandelen tot gevolg. Voorts heeft Field Goal vragen bij (credit)facturen van advocaten waardoor Field Goal geen verantwoord oordeel kan vormen over de juridische kosten. Field Goal memoreert voorts dat de Ondernemingskamer in haar beschikking van 12 april 2022 heeft overwogen dat over 2021 een nadere afspraak zal moeten worden gemaakt over de verdeling van de kosten tussen VCG en SRII en dat deze er geen bezwaar tegen hebben dat deze verdeling door een derde zullen worden bepaald. Hieraan heeft VCG geen uitvoering gegeven.
3.14
De Ondernemingskamer stelt voorop dat de Jaarrekening 2021 een weergave moet zijn van de door het bestuur genomen beslissing omtrent de (verdeling van) juridische kosten. Die (verdeling van de) juridische kosten dient in de jaarrekening te worden weergegeven. In beginsel is niet beslissend of het bestuur op grond van door Field Goal aangedragen argumenten tot een andere verdeling had moeten komen, of dat die kosten ten onrechte zijn gemaakt. Evenmin is relevant dat VCG in de enquêteprocedure heeft verklaard dat zij er geen bezwaar tegen heeft als de verdeling van de kosten door een onafhankelijke derde worden bepaald, terwijl hieraan volgens Field Goal geen gevolg is gegeven.
Naar VCG onweersproken heeft toegelicht, bedragen de juridische kosten in 2021 in totaal USD 930.000. De helft van dat bedrag is doorbelast aan SRII. Per saldo gaat het dus om een bedrag van USD 482.000, zo heeft VCG onweersproken gesteld. Nog daargelaten dat dit bedrag mede betrekking heeft op andere procedures, zijn deze kosten, ook indien het hier zou gaan om een of meer tekortkomingen of afwijkingen van de voorschriften, bij een resultaat voor belastingen van USD 17.072.000 van onvoldoende materieel belang om een bevel in de zin van artikel 2:447 lid 1 BW te geven. De verzoeken op dit punt falen daarom.
D.
Zaak [D]
3.15
In verband met de in 2.27 en 2.28 bedoelde ‘zaak [D] ’ had VCG een voorziening van USD 800.000 opgenomen op grond van een door haar overeengekomen vrijwaring aan drie personeelsleden. VCG heeft uit hoofde van deze vrijwaring uiteindelijk een bedrag van € 500.000 aan [D] moeten betalen. Volgens Field Goal is onduidelijk hoe het (volgens Field Goal: vrijgevallen) bedrag van € 300.000 (althans een daarmee corresponderend bedrag in USD) in de Jaarrekening 2021 is verwerkt en ten gunste van het resultaat van VCG over 2021 is gekomen. Field Goal klaagt er verder over dat de vrijwaring überhaupt is afgegeven. De betrokken werknemers hebben immers ernstig verwijtbaar gehandeld. Volgens Field Goal heeft het bestuur van VCG zelf ernstig verwijtbaar gehandeld door de vrijwaring af te geven. Daarbij tekent Field Goal aan dat zij niet heeft gestemd vóór decharge aan de betrokken bestuurders. De dechargeverlening steunt daarmee op de stem van (indirect) [C] en [B] zelf. Die (indirect) aan henzelf verleende decharges kunnen daarom niet aan Field Goal of VCG worden tegengeworpen. Dit betekent dat een vordering op de bestuurders op de balans van VCG in de Jaarrekening 2021 had moeten worden opgenomen, aldus VCG.
3.16
Daargelaten het gebrek aan materialiteit, kunnen de klachten ook op inhoudelijke gronden niet slagen. In 2021 is in verband met de zaak [D] en twee andere gerelateerde zaken onder de overlopende passiva (
accruals) een bedrag van € 800.000 (althans een daarmee corresponderend bedrag in USD) opgenomen en een gelijk bedrag ten laste van het resultaat geboekt. Ingevolge het vonnis van 19 juli 2022 – na het opmaken van de Jaarrekening 2021 op 15 juli 2022 – is een bedrag van € 500.000 betaald in verband met de vrijwaring aan [D] . Dit verschuldigd betaalde bedrag is in 2022 in mindering gebracht op de
accruals. De vraag of en wanneer het resterende bedrag van € 300.000 (althans een daarmee corresponderend bedrag in USD) in een later boekjaar zal vrijvallen, hangt af van de lopende procedures met betrekking tot de beide andere werknemers. Op basis van de stellingen van partijen kan niet worden geconcludeerd dat de Jaarrekening 2021 op dit punt aanpassing behoeft. Immers, gesteld noch gebleken is dat ten tijde van de vaststelling van de Jaarrekening 2021 een beste schatting van de uit hoofde van de vrijwaringen verschuldigde bedragen noopt tot wijziging van het onder de
accrualsopgenomen bedrag.
3.17
Voor zover Field Goal erover klaagt dat ten onrechte geen vordering op de bestuurders is geactiveerd omdat de bestuurders met hun vrijwaring ernstig verwijtbaar hebben gehandeld, faalt haar betoog eveneens. In deze procedure staat niet ter beoordeling of het belang van de VCG en/of haar dochtervennootschappen meebracht dat een vrijwaring moest worden verleend. Het gaat er immers om dat een vrijwaring is verleend. Daar komt bij dat de hoogte van een op de balans op te nemen vordering mede afhangt van de beste schatting dat die vordering daadwerkelijk zal worden geïnd. De kans daarop moet niet hoog worden ingeschat, reeds omdat het hier zou gaan om een vordering van (vennootschappen behorend tot de) Groep op hun gedechargeerde bestuurders, dit terwijl de Groep solvabel is en een van de bestuurders tevens een (indirect) meerderheidsbelang houdt.
3.18
Ten overvloede overweegt de Ondernemingskamer nog dat ten aanzien van deze post hetzelfde geldt als voor de (eveneens onder de overlopende passiva) geboekte SARs (zie onder 3.11 en 3.12). Ook ten aanzien van de vrijwaringverplichtingen stond op balansdatum nog geen onvoorwaardelijke verplichting vast. Dit brengt mee dat VCG hiervoor in plaats van een overlopende passiefpost een voorziening had moeten opnemen en toelichten.
3.19
Uit het voorgaande volgt dat geen van de verzoeken van Field Goal toewijsbaar is. De Ondernemingskamer zal Field Goal – als de in het ongelijk gestelde partij – veroordelen in de kosten van de procedure.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van Field Goal B.V. af;
veroordeelt Field Goal B.V. in de kosten van de procedure tot op heden aan de kant van VCG B.V. begroot op € 4.332;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. de Jongh, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en mr. M.P. Nieuwe Weme, raadsheren, en prof. dr. mr. F. van der Wel RA en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA, raden in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.