ECLI:NL:GHAMS:2023:1684

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
22/00208
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van de intrekking van het hoger beroep en compromis ter zitting in belastingzaak

Op 27 juni 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een belastingzaak waarin belanghebbende, wonende te [Z], in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard na een gedeeltelijke afwijzing van zijn verzoek om teruggaaf door de inspecteur van de Belastingdienst. Tijdens de zitting op 13 juni 2023 trok belanghebbende zijn hoger beroep in na het bereiken van een compromis met de inspecteur. Dit compromis hield in dat de inspecteur een aanvullend bedrag van € 7.255 zou teruggeven voor het jaar 2014 en 79,9% van de voorbelasting op verbouwingskosten voor het jaar 2013. Echter, op 15 juni 2023 herroept belanghebbende zijn intrekking van het hoger beroep, omdat hij zich onder druk gezet voelde tijdens de zitting en het compromis niet wilde aanvaarden. Het Hof oordeelt dat de intrekking rechtsgeldig is en dat herroeping niet mogelijk is. Het Hof concludeert dat belanghebbende weloverwogen heeft gekozen voor de intrekking en dat er geen onaanvaardbare druk is uitgeoefend. De uitspraak eindigt met de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 22/00208
27 juni 2023
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 7 februari 2022 in de zaak met kenmerk HAA 20/3647 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft een door belanghebbende ingediend verzoek om teruggaaf over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bij beschikking gedeeltelijk afgewezen. Bij uitspraak op bezwaar is alsnog tot een hoger bedrag teruggaaf verleend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2023. Tijdens de zitting heeft belanghebbende het hoger beroep ingetrokken. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
1.5.
Op 15 juni 2023 is een digitaal bericht van belanghebbende ontvangen, waarin hij de intrekking van het hoger beroep herroept en het Hof verzoekt alsnog uitspraak te doen.

2.Overwegingen

2.1.
Ter zitting heeft belanghebbende het hoger beroep ingetrokken naar aanleiding van het bereiken van een compromis met de inspecteur. Het compromis houdt in dat:
  • de inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 2014 aanvullend € 7.255 teruggaaf verleent (€ 6.445 die al conform het standpunt in hoger beroep van de inspecteur aanvullend moest worden teruggegeven plus de helft van het daarna nog in geschil zijnde bedrag van € 1.620);
  • de inspecteur voor het jaar 2013 ambtshalve alsnog 79,9% van de voorbelasting op de verbouwingskosten van het pand aan de [A-straat] in [Z] teruggeeft aan belanghebbende, uitgaande het gebruik van ingekochte goederen en diensten voor 79,9% voor belaste handelingen;
  • de inspecteur overeenkomstig de relevante wettelijke bepalingen belastingrente aan belanghebbende vergoedt bij het verlenen van de teruggaven, en
  • de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht in beroep van € 178 en in hoger beroep van € 274 aan belanghebbende vergoedt (de rechtbank heeft voor de behandeling van de beroepen tegen de teruggaafbeschikkingen over 2013, 2014 en 2015 één keer griffierecht geheven vanwege de samenhang van die besluiten, in de zaak betreffende 2013 (HAA 20/3646), en dat is nog niet eerder vergoed).
2.2.
In zijn bericht van 15 juni 2023 heeft belanghebbende aan het Hof laten weten de intrekking van het hoger beroep te herroepen:
“Hierbij herroep ik de intrekking van mijn hoger beroep inzake BK-AMS 22/00208 zoals opgenomen ter zitting op dinsdag 13 juni 2023 bij het Gerechtshof Amsterdam.
Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak heb ik expliciet aangegeven dat het voorstel van de Inspecteur der Belastingen door mij werd verworpen, inclusief motivatie daarvan.
Hierbij persisteer ik in mijn hoger beroep - vanwege de herhaalde vraag van de voorzitter van het Gerechtshof heb ik ten onrechte aangegeven mee te gaan in het compromisvoorstel dat ik daarvoor juist verworpen had. De reden voor deze dwaling is dat ik mij door de herhaalde vraagstelling over hetzelfde onderwerp onredelijk onder druk geplaatst voelde - te meer aangezien ik zonder advocaat deze procedure heb doorlopen.
Aan de uitvoering van het voorgestelde compromis is thans géén uitvoering gegeven, nu deze herroeping reeds binnen twee werkdagen plaatsvindt.
Dientengevolge verzoek ik het Gerechtshof om het onderzoek terzake te sluiten, zoals de Voorzitter als mogelijkheid aanbood, waarna het Gerechtshof uitspraak terzake kan doen.
Samenvattend, herroep ik hierbij mijn intrekking in hoger beroep, verzoek ik tot sluiting van het onderzoek en vraag ik het Gerechtshof tot uitspraak over te gaan. Ik heb sinds het verlaten van het Gerechtshof op dinsdagnamiddag onvrede gevoeld over de genoemde intrekking.
Natuurlijk aanvaard ik de consequenties van de uitspraak van het Gerechtshof, waarvan ik mij realiseer dat deze ten nadele kunnen uitpakken ten opzichte van het voorgestelde compromisvoorstel van de Inspecteur van Belastingen.”
2.3.
Herroeping van de intrekking van het hoger beroep is echter niet mogelijk. Daarbij heeft de intrekking naar het oordeel van het Hof rechtsgeldig plaatsgevonden.
2.4.
Ten eerste is naar ’s Hofs oordeel van onaanvaardbare druk geen sprake geweest. Dat belanghebbende enige druk heeft ervaren, is onvermijdelijk door de omstandigheid dat hij een keuze moest maken tussen enerzijds de mogelijkheid het hoger beroep door te zetten, met de daarbij behorende procesrisico’s, en anderzijds de optie om in te gaan op een compromisvoorstel van de inspecteur en aldus het geschil finaal te beslechten. Die keuze heeft het Hof na een aanvankelijke verwerping van dat compromisvoorstel inderdaad nogmaals voorgehouden aan het einde van het onderzoek ter zitting. De redenen daarvoor zijn geweest dat (i) belanghebbende eerder ter zitting kenbaar had gemaakt voor een compromis open te staan, (ii) het nog in geschil zijnde bedrag relatief laag was, (iii) belanghebbende het compromisvoorstel van de inspecteur had afgewezen omdat het voor het jaar 2013 naar zijn oordeel onvoldoende was en (iv) een uitspraak van het Hof het conflict over het jaar 2013 zou laten voortbestaan, omdat het hoger beroep slechts op het jaar 2014 betrekking had (voor 2013 heeft belanghebbende de beroepstermijn overschreden en beschikt hij daarom niet meer over een rechtsingang; zie de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10877).
2.5.
Ten tweede kan niet worden gesteld dat belanghebbende onberaden akkoord is gegaan met een compromisvoorstel waarvan hij de gevolgen niet goed kon overzien. Hij heeft weliswaar zonder rechtsbijstand geprocedeerd, maar de van hem afkomstige stukken geven blijk van een prima begrip van de aan de orde zijnde fiscale materie. Ter zitting is geen ander beeld ontstaan. Belanghebbende is overgekomen als een trotse, zelfbewuste investeerder in vastgoed die zeker niet voor het eerst in een zittingszaal zat.
2.6.
Ten slotte is een gevoel van onvrede achteraf vervelend, maar geen grond om voorbij te gaan aan de intrekking. Overigens heeft het Hof ter zitting geen onvrede geconstateerd en evenmin is op het moment van intrekking enige twijfel te bespeuren geweest.
2.7.
De constatering van de intrekking van het hoger beroep is neergelegd in deze uitspraak om de mogelijkheid te geven een rechtsmiddel aan te wenden. Omdat het hoger beroep rechtsgeldig is ingetrokken, mondt de uitspraak uit in een niet-ontvankelijkverklaring.

3.Beslissing

Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door mrs. W.J. Blokland, voorzitter, H.E. Kostense en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A.S. Roozeboom als griffier. De beslissing is op 27 juni 2023 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: