Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Verkoop van de mobiele bungalow op de standplaats is niet toegestaan, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de ondernemer. Aan deze toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.”
- De vraagprijs, (…) en de verkoopprijs bedraagt maximaal € 75.000.
- De aan Runa B.V. te betalen vergoeding bedraagt € 4.000 incl. BTW.
- (...)
4.Beoordeling
grieven X t/m XIVkomt Runa op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de uitleg die Runa heeft gegeven aan artikel 11 van de Standplaatsvoorwaarden te ruim is en niet door [geïntimeerde] hoefde te worden verwacht, zodat er geen grondslag is voor de provisie. Volgens Runa mag zij als eigenaar van de standplaats zelf bepalen aan wie zij een standplaats verhuurt. Daarom mag zij aan verkoop van een chalet met behoud van standplaats voorwaarden verbinden. De zinsnede ‘aan deze toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden’ is in zekere zin dus overbodig. Met die toevoeging heeft Runa dan ook alleen tot uitdrukking willen brengen dat zij zich als eigenaar van de standplaats alle rechten wenst voor te behouden. Het is niet relevant welke voorwaarden [geïntimeerde] voor ogen stonden. Daargelaten dat de provisie is gebaseerd op een tussen partijen tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst, mocht Runa hoe dan ook op grond van artikel 11 van de Standplaatsvoorwaarden betaling van die provisie als voorwaarde voor toestemming verbinden. De door haar bepaalde voorwaarde van een maximale verkoopprijs is niet onrechtmatig geweest, aldus Runa. De hamvraag is welke voorwaarden Runa op grond van artikel 11 mag stellen. Het komt er dus op aan hoe die bepaling moet worden uitgelegd. In dit verband stelt het hof voorop dat het bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst aankomt op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (vgl. Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Daarbij spelen alle omstandigheden van het geval een rol en kan mede betekenis worden toegekend aan gedragingen en uitlatingen van partijen na de schriftelijke overeenkomst. Hiervan uitgaande oordeelt het hof als volgt.
als verhuurdervoorwaarden mocht stellen, zodat die voorwaarden betrekking zouden moeten hebben op bijvoorbeeld de kwaliteit van de huurders, de huursom, de duur van de huur, de wijze van uitoefening van het huurrecht, etc. Nu Runa geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die tot een andere uitleg nopen, heeft [geïntimeerde] artikel van de Standplaatsvoorwaarden redelijkerwijs dus niet anders kunnen en hoeven te begrijpen dan in deze zin.
grieven X t/m XIIIslagen dus niet. Het in
XIVverwoorde bezwaar is voortbouwend op de grieven X tot en met XIII ook nog gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat Runa onrechtmatig heeft gehandeld door een maximale verkoopprijs af te dwingen. Bij bespreking van deze grief heeft Runa echter geen belang, omdat hierna zal blijken dat de hiermee samenhangende vordering van [geïntimeerde] tot betaling van het bedrag van € 7.500,-, niet toewijsbaar is.
grieven I t/m IXkomt Runa op tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst.
grieven I t/m IXslagen dus, net als
grief XV, gericht tegen de toewijzing van de vordering van [geïntimeerde] en de veroordeling van Runa in de proceskosten. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. [geïntimeerde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.